‘Het getuigt van hoogmoed dit op je dertigste te spelen’, beseft pianist Julien Libeer. ‘Maar het is ook een privilege om je zo te mogen onderdompelen in een muzikaal universum.’ Een gesprek over Europese waarden, de discipline van de kunstenaar en het gevangeniskoor van Leuze-en-Hainaut.

Op 22 maart moest Julien Libeer in een buitenwijk van Parijs zijn om er een piano uit te kiezen voor een opname. Om 8.43 uur nam hij de laatste Thalys die die dag zou rijden. Even had hij getwijfeld. De berichten over wat in Zaventem gebeurd was, zo’n kwartier eerder, liepen binnen en het zou niet de eerste keer zijn dat een gek het in zijn hoofd haalde om een kalasjnikov boven te halen in een hogesnelheidstrein. Hij stapte toch in en ontsnapte zo mogelijk aan de dood. ‘De kans is groot dat ik – mocht ik naar huis zijn teruggekeerd – in de ontplofte metro had gezeten. Maalbeek is het station waar ik vlakbij woon. Het is ‘ons’ station.’

Hij was er met zijn hoofd niet bij toen hij in Parijs voor de piano’s stond. De keuze was groot, zijn aandacht te afgeleid om het moment te vatten. ‘Ik weet niet of ik de goede gekozen heb. Het is niet makkelijk je te concentreren als er een strook nieuwsberichten door je hoofd rolt.’ Met zijn echtgenote was alles goed, hij had haar na een paar onbeantwoorde telefoons waarbij de paniek door zijn lijf raasde, aan de lijn gehad. Het nieuws over vrienden en kennissen was minder duidelijk. Toen hij de volgende dag terug in Brussel was, zag de stad er hetzelfde uit, maar ze was ook voorgoed veranderd. ‘Een kennis overleefde de aanslag in de metro niet. De schoonvader van een vriend is gestorven in Zaventem. Het is een drama dat heel dichtbij is gekomen. Maar het sterkt mij ook in mijn overtuiging: als we willen weten wie we zijn en wat we tegenover daden van onmenselijke terreur kunnen stellen, dan hebben we Beethoven nodig.’

Libeer praat even gedreven en koortsachtig als hij piano speelt. Of nee, zijn spreken is nerveuzer dan zijn spelen. Alsof hij aan de piano een beheersing vindt die hem ontsnapt zodra zijn handen vrij spel hebben.

‘Beethoven is de eerste die de idealen van de verlichting – met alle paradoxen en tegenstellingen die ermee gepaard gaan – heeft belichaamd. Hij was geen filosoof, maar interesseerde zich wel voor politiek. Als je zijn leven bekijkt, is hij de eerste die het primaat van het individu heeft geponeerd en belichaamd. Hij spreidde daarbij een ongelooflijke branie en arrogantie tentoon. Tegen de kliek baronnen en prinsen van wie hij afhankelijk was, zei hij onomwonden: “Prinsen zijn er genoeg. Er is maar één Beethoven.” Hij had een moeilijk karakter, was een compromisloos mens, maar in alles wat hij gedaan heeft, in alle muziek die hij gecomponeerd en geschreven heeft, heeft hij grenzen verlegd. Het is niet te verwonderen dat ‘Ode an die Freude’ de Europese hymne is geworden. Vrijheid, gelijkheid, broederschap. Voor een mens in deze tijd, waar we om de oren worden geslagen met ‘onze normen en waarden’, kan het geen kwaad om je eventjes aan die bron te laven en te beseffen: Europa is meer dan een eengemaakte markt. We delen kunst en cultuur. Dat is geen vrijblijvende boutade.’

Kunst lijkt steeds meer onderdeel te worden van die markt. Uw vader, Jo Libeer, ex-Voka-baas, vindt dat cultuur niet moet teren op subsidies maar zijn economische meerwaarde moet bewijzen.

JULIEN LIBEER: Dat wil ik even nuanceren. Mijn vader is een te groot kunstliefhebber om te eisen dat kunst haar return on investment moet bewijzen. Subsidies zijn nodig omdat ze, vanuit filosofisch standpunt, erkennen dat we als samenleving de collectieve meerwaarde van bepaalde expressievormen onderkennen, zelfs als die niet marktbestendig zijn. Iedere keer dat het subsidiedebat losbarst, lees je dezelfde verwijten en ongefundeerde meningen. Dat een samenleving niet moet opdraaien voor mensen die van hun hobby hun beroep willen maken; dat het geen pas geeft dat de hardwerkende Vlaming belastingen betaalt voor iemand die thuis een beetje in zijn zandbak speelt. Dat irriteert me, maar het is niet zo makkelijk om concreet weerwerk te bieden in een context waarin cultuurbeleving vooral vrijblijvend is. Cultuur is niet zomaar een consumptiegoed. Het is zelfs problematisch om dat zo te benaderen. Je moet dat etymologisch bekijken. Consumeren betekent verbruiken, kapot maken. Dat is het tegenovergestelde van waar het in kunst en cultuur om draait. Daar staat de communie centraal – en ik gebruik als niet-religieuze mens bewust deze religieuze term – het samen beleven, samen een uniek moment meemaken, je laten meevoeren, jezelf ontstijgen.

Maar ook ik ben een kleine zelfstandige die ervoor moet zorgen dat de sociale bijdragen en de facturen betaald zijn. Als ik van het vak wil leven, moet ik aanvaarden een publiek personage te zijn. Ik kan niet leven van piano spelen op mijn zolderkamer met uitzicht op de daken van Brussel. Hoe aanlokkelijk dat idee ook is. In ons vak zit een commerciële demarche die soms frustrerend is.

Een frustratie die Beethoven niet vreemd was, vermoed ik.

LIBEER: Ongetwijfeld. Maar hoe je leeft, hangt samen met hoe je muziek speelt. Van de Portugese pianiste Maria Joao Pires, die me jarenlang les heeft gegeven in de Muziekkapel Koningin Elisabeth, heb ik geleerd hoe moeilijk die worsteling soms is. Zij is het voorbeeld van een muzikante die het liefst achter de muziek, haar instrument, de partituur verdwijnt, maar net daardoor is ze zo uniek en wordt ze overal gevraagd. Zij wil geen vedette zijn. Zij wil betekenis, troost, houvast bieden.

Ik kan me geen mooier leven indenken dan de hele dag te mogen bezig zijn met de beste muziek die de voorbije drie-, vierhonderd jaar is gemaakt. Maar dat wekt ook aandacht en dan krijg je plots de vraag om een tv-programma als Studio Flagey Klassiek te presenteren. Ik had nooit gedacht dat ik dat zou doen, ‘goedenavond dames en heren’, zeggen tegen een camera. Maar het programma ging niet over mij, het ging over de passies van andere muzikanten en over onze gedeelde liefde voor muziek. Dan klopt het voor mij en past het bij wie ik ben, als mens en als muzikant.

Mijn dagelijkse realiteit, om eerlijk te zijn, is gesukkel. Het is nooit goed genoeg. Speel maar eens een Beethovensonate. Wat betekent dat? Hoe maak je het verschil? Er is altijd die horizon die zich verlegt. Mentaal gesproken is dit vak een brainfuck en de enige remedie tegen compleet zot worden, is discipline. Maandag: ik studeer. Dinsdag: ik studeer. Woensdag: ik studeer. Zaterdag, zondag: ik studeer. Ik kan geen week zonder piano. Dan word ik echt zot.

‘Spelen we of repeteren we?’ In de muziek-kamer van Château Flawinne in de heuvels rond Namen legt Libeer zijn handen ontspannen op de piano. Een cameraman buigt zich over zijn schouders en zoemt in; een andere cameraman richt zijn lens op de viool die Lorenzo Gatto uit de met parelmoer bezette kist licht. ‘Spelen we of repeteren we?’ Libeer kijkt vragend naar Gatto. Die drukt zijn kin op zijn viool en beslist. ‘We spelen.’ Hij zet de Kreutzersonate in.

De voorbije vier jaar kwamen Libeer en Gatto zo vaak hun beide agenda’s het toelieten samen om de Beethovensonates voor piano en viool in te oefenen. Het is een monument waar ze zich niet aan hadden gewaagd zonder dat Gilles Ledure van Flagey het hen eind 2012 had gevraagd. Al was het eerder een opdracht dan een verzoek. Zij samen. Beethoven voor piano en viool. Ze reageerden verbaasd, maar weigeren konden ze niet. ‘Het getuigt van hoogmoed dit op je dertigste te spelen’, zegt Libeer tussen twee opnamesessies door. ‘Daar heb je levenservaring voor nodig. Ik weet nu al dat we hier met gemengde gevoelens zullen op terugkijken. Maar het is ook een privilege om je zo onder te mogen dompelen in een muzikaal universum, om niet één sonate in te oefenen, maar ze allemaal te ontdekken, ze je eigen te maken en ze in je lichaam op te nemen.’

Een manier van luisteren die zo veel aandacht vraagt dat ze niet meer van deze tijd lijkt. We lijden allemaal onder een verknipte aandachtsboog.

LIBEER: Absoluut. Ik hoor veel mensen klagen over het feit dat ze het niet meer kunnen: hun aandacht erbij houden. We moeten daar iets aan doen. Niet alleen omdat we naar Beethoven moeten blijven luisteren, maar ook omdat we de problemen waar we vandaag voor staan niet zullen oplossen zonder op lange termijn te kijken en te denken. Zonder diepgang komen we er niet. Zelf ben ik begonnen met iedere dag vijf zinnen over te schrijven in schoonschrift, zo mooi als ik kan. Het idee om kinderen te leren schrijven op een toetsenbord vind ik complete waanzin. Ik weet niet waar ik het gelezen heb, maar intelligentie construeer je via de zintuigen. Als je geen echte materialen voelt, als je niet leert met je handen te schrijven, muziek te maken, te tekenen, dan mis je een dimensie van het mens-zijn. Ik weet niet wat er met de mens en zijn empathie gebeurt, als we alles door een soort virtuele realiteit zullen duwen. Onlangs zei iemand me: ‘Het is niet alleen de vraag welke wereld we onze kinderen nalaten, maar ook welke kinderen we aan onze wereld nalaten.’

Pires richtte in de schoot van de Muziekkapel een sociaal project op, Equinox, waar ze kansarme, getraumatiseerde jongeren leerde zingen. Is maatschappelijk engagement noodzakelijk voor een artiest?

LIBEER: Pires is ervan overtuigd dat een kunstenaar dezelfde rol heeft in een samenleving als een filosoof of een wetenschapper. Ze bieden andere perspectieven, tasten andere horizonten af. Bij Equinox heb ik gezien wat muziek met mensen doet, hoe het mensen verandert. Het is geen mirakeloplossing. Door vijf weken te zingen met zwaar getraumatiseerde kinderen tover je ze niet om tot de gelukkigste kinderen van de wereld. Maar de transformatie die ik gezien heb, heeft me ervan overtuigd dat cultuurbeleving het fundament is van onze democratische samenleving. Het doet iets met je hersenen, met wie je bent, het geeft je een stem in alle mogelijke betekenissen van het woord. Kijk, de maandag voor de aanslagen in Brussel was ik in een school in Molenbeek. Een bevriend tenor, de Grieks-orthodoxe Zeno Popescu, heeft er een kinderkoor opgericht. In de kranten ging het alleen maar over Salah Abdeslam. In dat koor zitten gastjes die eruitzien zoals Abdeslam er vijftien jaar geleden waarschijnlijk ook uitzag. Dan denk ik: we kunnen ervoor zorgen dat ze een andere weg kiezen. Popescu oefent twee keer per week met hen, laat hen proeven van ongekende muziek, weekt hen uit hun soms enge wereld. Het is belangrijk om die zonevreemdheid weg te halen, om ramen open te gooien. Muziek kan verbinden. Dat is waarachtig en niet klef. Maar niet voldoende.

Hoe je het ook draait of keert, muziekonderwijs is elitair. Het is niet iedereen met talent gegund.

LIBEER: De Duits-Russische pianist Heinrich Neuhaus heeft een prachtig boek geschreven, nog steeds het beste boek om piano te leren spelen: ‘L’art du piano’. Hij schrijft: ‘Er is maar één zaak die een echt getalenteerd kind kan beletten om te groeien, dat zijn zijn ouders.’ Ik heb daar geluk mee gehad. Mijn ouders hebben mijn talent opgemerkt, vanaf het moment dat ik als vijfjarige op een speelgoedsynthesizer liedjes naspeelde van de radio. Ik veronderstel dat ze zeer veel discussies over mij hebben gevoerd zonder dat ik erbij was. Want het zijn geen eenvoudige keuzes. Het vergt heel veel vertrouwen. Dit blijft een vak vol risico’s. Wat is talent? En hoe baan je je met dat talent een weg? En wat als dat talent onontdekt blijft? Of wat als die ontdekking sociaal bepaald is?

Nu en dan begeleid ik een koor in de gevangenis van Leuze-en-Hainaut, een van de zwaarst bewaakte gevangenissen van het land. Ik weet niet wat de koorzangers misdaan hebben, maar voor minder dan moord zit je daar niet vast. In dat koor heb ik al bijzonder veel talent gehoord. Natuurlijk vraag je je dan af waar het fout is gelopen. We praten daar niet over. Maar als na een repetitie een gevangene naar me toekomt en zegt: ‘Vous m’avez fait voyager’ en ik weet dat die man de eerste dertig jaar niet vrijgelaten wordt, dan is dat betekenisvol. Dan denk ik: ik ben misschien geen vijftig jaar, maar dit is de bagage die ik meeneem als ik de sonates van Beethoven instudeer. Dat is het gewicht dat ik toevoeg.

Hij schuift de kruk onder de piano, werpt een blik op de partituur, kijkt naar Gatto.

‘Zullen we?’

Julien Libeer en Lorenzo Gatto, Beethoven Violin Sonatas, 10-12 april, Flagey. www.flagey.be

DOOR TINE HENS

‘Beethoven had een moeilijk karakter, maar in alles wat hij gedaan heeft, in alle muziek die hij gecomponeerd en geschreven heeft, heeft hij grenzen verlegd.’

” Dit vak is een brainfuck en de enige remedie tegen compleet zot worden, is discipline.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content