BEESTENBOEL

© CHEESE! photography

Bioloog Dirk Draulans zoomt elke week in op een opvallend specimen in de Vlaamse natuur – de mens uitgezonderd. Deze week: de oorworm.

Hij ziet er niet uit, de oorworm die talrijk aanwezig is in onze huizen en tuinen, zeker niet met die vervaarlijke tang op zijn achterlijf. Hij heeft ook zijn reputatie tegen, want zijn naam inspireert nogal wat mensen tot de idee-fixe dat een oorworm zich ’s nachts in hun oor wurmt – de naam is in feite terug te voeren tot de oorvorm van zijn achtervleugels, maar die krijg je zelden te zien, want het beest vliegt niet gemakkelijk.

Oorwormen houden zich overdag schuil in spleetjes, stammen en stengels, maar het menselijk oor is geen deel van hun biotoop. Ook met die vervaarlijk uitziende tang valt het mee: ze is niet krachtig genoeg om mensen te verwonden. Ze kan wel gebruikt worden om het onderscheid tussen mannetjes en vrouwtjes te maken: bij mannetjes is ze krom, bij vrouwtjes zo goed als recht. Het onderscheid heeft te maken met een verschil in functie. Beide geslachten gebruiken de tang als verdedigingsmechanisme, en eventueel om prooien te vangen, maar bij mannetjes heeft ze de extra taak om een vrouwtje vast te houden tijdens het paren.

Dat wil niet zeggen dat het paren een vrouwonvriendelijke aangelegenheid is. Een mannetje en een vrouwtje kunnen urenlang in een paarhouding blijven hangen, in een positie die de experts onder ons als ’69’ zouden kwalificeren: ze drukken hun achterlijf tegen elkaar, maar ze liggen met hun kop in tegengestelde richting. Erg is dat niet voor hun beleving, want ze baseren zich voor zo goed als alles in hun leven veel meer op geur dan op zicht, zodat de aanblik van de partner geen vereiste is voor efficiënte seks.

Een mannetje pompt regelmatig wat sperma in het vrouwtje, dat over een reservoir beschikt om het op te slaan tot het nodig is om haar eitjes te bevruchten. Mannetje en vrouwtje kunnen maandenlang samenblijven. Ze overwinteren dikwijls samen in een gangetje onder de grond, tot het vrouwtje voelt dat het tijd is om haar eitjes te leggen, dan jaagt ze haar geliefde het huis uit en gaat al haar aandacht naar haar kroost.

Want de oorworm mag er dan wel niet erg vredelievend uitzien, de vrouwtjes etaleren naar insectennormen een verrassende bezorgdheid voor hun nakomelingen. Ze zorgen voor het vijftigtal eitjes dat ze gemiddeld leggen, vooral om te vermijden dat ze beschimmelen. Ook de jongen worden verzorgd en gevoed, en de moeder zal een ondernemende jongeling die zich te vroeg in de boze buitenwereld waagt, terughalen om hem wat langer in de veiligheid van het nest te houden.

Ondanks de doorgedreven moederzorg kan het toch mislopen. Gelukkig heeft de oorworm ook daar iets op gevonden. Een studie in het vakblad Behavioral Ecology toont aan dat bij voedselschaarste jonge oorwormen elkaars uitwerpselen in het nest verorberen. Dat klinkt erger dan het is, want in tegenstelling tot hun reputatie als vernielers van moestuingewassen zijn oorwormen vooral afvalruimers. De uitwerpselen zouden de jongen een dag of twee extra in leven kunnen houden. Ze zouden ook een geschikte cocktail van darmbacteriën verschaffen die de vertering bevordert. De oorwormmoeders kan dus niet verweten worden dat ze het nest van hun jongen niet proper houden, want het is een handige strategie om in kwade dagen de overlevingskansen van hun kroost te bevorderen. Een beetje vuiligheid kan heilzaam zijn.

Oorwormen paren in een houding die de experts onder ons als ’69’ zouden omschrijven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content