BEESTENBOEL

© Cheese photography

Bioloog Dirk Draulans zoomt elke week in op een opvallend specimen in de Vlaamse natuur – de mens uitgezonderd. Deze week: de STAARTMEES.

Het zijn van de schattigste vogels die we in onze tuinen kunnen zien: de frêle staartmeesjes, fragiele diertjes met een lange staart die door de struiken friemelen. Buiten het broedseizoen komen ze dikwijls in groepjes voor, meestal dieren en hun naaste familie die samen sterker zijn in het uitkijken naar belagers. De vogels wachten op achterblijvers, en als één diertje uit een struik vertrekt, volgen de andere. Het is zaak om in elkaars buurt te blijven.

Als het koud is, slapen ze samen in hechte bolletjes om warmte te besparen. Mannetjes tonen ook in deze soort dat ze dominant zijn, want ze hebben de neiging om zich in zo’n warmtebol naar het midden te wringen, waar ze knusser zitten. Tijdens strenge winters kan tot 70 procent van de staartmezenpopulatie geveld worden. Echt erg is dat niet want de soort heeft een hoge voortplantingscapaciteit, zodat de aantallen vrij snel weer kunnen worden aangevuld tot normale waarden.

In het broedseizoen, dat nu op z’n eind loopt, zijn de diertjes territoriaal. Ze broeden in een kunstig gemaakt nestbolletje. Er gaan tot 6000 afzonderlijke stukjes in zo’n nest, waaraan meer dan twee weken wordt gewerkt. Mos en schors leveren de structuur, spinrag fungeert als een soort velcro om het geheel bij elkaar te houden. In het nest zitten veertjes als isolatiemateriaal, waarbij er afhankelijk van de temperatuur pluimpjes bij worden geplaatst of weggehaald. Soms worden er korstmossen op de buitenkant van het nest gehangen, als camouflage, want ook de nesten zijn kwetsbaar voor roofdieren.

Het weer in de lente is bepalend voor het succes van de ouders. Hoe warmer het is, hoe meer jongen een koppel groot kan brengen, met minder investering van energie. Voor dit broedseizoen met zijn ongunstige weer ziet het er niet goed uit. Veel ouders zullen zo veel energie verbruikt hebben dat ze geen kans maken om de winter te overleven. De doorsneestaartmees leeft slechts twee of drie jaar.

De diertjes hebben speciale aanpassingen om veel jongen groot te kunnen brengen. Ze kunnen meerdere legsels per seizoen produceren, en voor de latere legsels worden ze bij het voederen geholpen door jongen uit eerdere broedsels. Als een laat legsel mislukt, gaan ze zelf de buren helpen, dikwijls verre verwanten of koppels waarmee er eventjes aan een soort partnerruil werd gedaan, want net als veel andere vogels zijn staartmezen niet hondstrouw: ze hanteren het principe van sociale monogamie (je werkt samen met een partner) in combinatie met genetische polygamie (er wordt aan buitenechtelijke paringen gedaan, waardoor een aantal jongen in het nest niet van de officiële ouders zijn). Dat lijkt de beste strategie voor de soort.

Het vakblad Behavioral Ecology meldde zelfs dat ouders een vorm van afspraak maken over de verzorging van de jongen, net zoals mensenkoppels met baby’s doen. Beide partners lossen elkaar af om hun jongen te voeden, zoals mensen die afspreken wie de baby ’s nachts een flesje geeft. Zo blijft er tijd om te rusten en wordt zowel de bescherming als de voeding van de baby’s beter verdeeld dan wanneer elke ouder willekeurig zijn ding zou doen. Tegelijk kunnen beide partners elkaar wat in het oog houden om te zien of de andere zijn werk wel doet. Goede afspraken zijn niet alleen bij een mensenkoppel nuttig.

Partners kunnen elkaar in het oog houden om te zien of de andere zijn werk wel doet.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content