BEESTENBOEL

© Cheese photography

Bioloog Dirk Draulans zoomt elke week in op een opvallend specimen in de Vlaamse natuur – mensen uitgezonderd. Deze week: de aardhommel.

De eerste bij die je in het voorjaar in Vlaanderen ziet vliegen, is ook de grootste die je bij ons kunt vinden: de koningin van de aardhommel, de meest voorkomende hommel in onze contreien. Haar vleugelspanwijdte kan meer dan vier centimeter bestrijken. De koningin houdt een winterslaap in haar nest. Meestal is dat een gekraakt muizennestje, soms een gaatje in een mollengang. Hommelnesten zijn moeilijk te vinden – de beste hommelexperts bijten er hun tanden op stuk.

In het voorjaar vliegen de koninginnen uit om de eerste maaltijden van nectar en stuifmeel te zoeken, voor henzelf en voor de eerste hommeltjes die uit de eitjes komen. Wilgenkatjes zijn belangrijk als eerste voedingsbron voor wakker geworden hommels. Zodra de kleintjes groot genoeg zijn, worden ze de eerste lichting werksters die, zoals bij alle koloniale bijen, het vuile werk doen: eten zoeken, kindjes verzorgen, nest opruimen. Een koningin blijft dan binnen en doet niet veel meer dan eieren leggen. Ze wordt haar leven lang verzorgd door haar dochters.

In een hommelkolonie kunnen tot vijfhonderd diertjes samenleven, die bijna allemaal zusjes van elkaar zijn. De werksterhommels zijn de beestjes die je vanaf half april ziet vliegen, en die je nog meer dan hun koningin Vlaams zou kunnen noemen, vanwege hun geel-zwarte kleurpatroon (afgewerkt met een wit ‘konijnenstaartje’).

Wetenschappers van de UGent ontdekten, op basis van onderzoek van diertjes uit onder meer museumcollecties, dat de genetische diversiteit van onze hommels de laatste eeuw sterk is verschraald. Dat ongunstige proces ging hand in hand met de opmars van de industriële landbouw. Boeren gebruiken op grote schaal pesticiden en spuiten alle wilde bloemen aan de randen van hun akkers plat, wat nefast is voor de overleving van hommels.

Nederlandse onderzoekers deden er onlangs in een publicatie in Public Library of Science One een schep bovenop: ze stelden vast dat onze hommels (en ook andere grote bijensoorten) de laatste 150 jaar merkbaar kleiner zijn geworden. De vrouwtjes van de aardhommel kenden het grootste verlies aan afmetingen: 8,2 procent. Voor de mannetjes en voor kleinere soorten werd geen significant verschil met vroeger gevonden.

Ook die evolutie wordt toegeschreven aan het minder gunstig worden van ons landschap voor hommels. Kleinere dieren hebben minder voedsel nodig, waardoor ze in het voordeel zijn in verarmende leefomstandigheden. De onderzoekers maakten een verrassende analogie met de evolutie van de mensenbevolking in dezelfde periode: de gemiddelde Nederlander werd in die tijd 10 procent groter. Het ene heeft ongetwijfeld met het andere te maken. Grootschalige landbouw is succesvolle landbouw, waardoor mensen meer te eten hebben en minder hoeven te werken om aan eten te komen. Maar voor hommels en andere bijen is die landschappelijke ontwikkeling noodlottig.

Het hoeft dus niet te verbazen dat de helft van de Europese bijensoorten sterk achteruitgaat. Aangezien hommels en andere bijen nodig zijn voor het bevruchten van fruit en andere gewassen, is dit voor landbouwers geen gunstige ontwikkeling. Kleinere diertjes vliegen daarenboven minder ver dan grotere, waardoor ze minder planten kunnen bevruchten. In Europa wordt de economische waarde van bevruchting door bijen op 22 miljard euro per jaar geraamd.

De Nederlanders werden de laatste anderhalve eeuw 10 procent groter, de hommels in Nederland 8 procent kleiner.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content