Beestenboel: de huismuis wilde het mensenrijk voor zich alleen

© iStock

Onze huismuizen zijn zo gemakkelijk te bestuderen dat ze mooie inzichten in de biologie van gedrag opleveren.

Veel ‘muizer’ dan een huismuis vind je ze niet. Mensen zien huismuizen al lang zo frequent dat ze model hebben gestaan voor ons beeld van ‘de’ muis. Maar net zoals gedomesticeerde dieren er anders gaan uitzien en zich anders gaan gedragen dan de wilde originelen, kan ook de huismuis veranderd zijn, hoewel er geen rechtstreekse menselijke interventie aan te pas kwam: de huismuis heeft zichzelf aan de mens opgedrongen.

Ze is trouwens al veel langer met ons geassocieerd dan we dachten. Een studie in Proceedings of the National Academy of Sciences illustreert dat de huismuis ongeveer 15.000 jaar geleden – dus lang voor we op grote schaal graan verbouwden – met de mens is gaan samenwonen. De cohabitatie volgde op het opduiken van steeds permanenter menselijke nederzettingen. Hoe langer het samenleven duurde, hoe meer andere muizensoorten uit de menselijke omgeving werden verdrongen. De huismuis wilde het mensenrijk voor zich alleen.

De huismuis heeft zichzelf aan de mens opgedrongen.

De drastische biotoopverandering kan een effect op de muis gehad hebben. Onderzoek in Royal Society Open Science toont aan dat diertjes in een goed bestudeerde huismuizenpopulatie in een Zwitserse schuur na verloop van tijd een kortere snuit en witte plekken in de vacht kregen. Dat zijn kenmerken die klassiek met verregaande domesticatie gepaard gaan. Konijnen, honden en varkens hebben dezelfde veranderingen geëtaleerd. In de vijftien jaar dat de muizen in de schuur bestudeerd werden, verloren ze hun aangeboren angst voor rechtstreeks contact met mensen. Blijkbaar heeft dat hetzelfde effect als domesticatie.

Ander onderzoek op basis van dezelfde Zwitserse muizenpopulatie, gepubliceerd in Proceedings of the Royal Society B, heeft onthuld dat een supergen een rol speelt in het sturen van de neiging tot migratie. De muizen in de schuur leven in vier onderscheiden populaties, maar ze kunnen van de ene naar de andere verhuizen – mogelijk een mechanisme om inteelt tegen te gaan. Een beduidend aantal muizen verlaat de schuur om de wijde wereld in te trekken.

Nu is gebleken dat migranten drager zijn van een speciale variant van een supergen. Supergenen zijn genen die erop uit zijn zichzelf zo veel mogelijk te propageren. Zaadcellen die drager zijn van een supergen schakelen concurrenten zonder dat gen op weg naar een te bevruchten eitje uit. Zo kan een supergen zichzelf belangrijk maken. Het stuwen van migratie past in hetzelfde ‘zich vermenigvuldigende’ karakter.

Zieke huismuizen isoleren zich van hun gemeenschap, zodat ze de kans beperken dat ze hun ziekte doorgeven.

Maar een te hoge frequentie van een supergen maakt een populatie onleefbaar. Te veel genetische zelfzuchtigheid en een muizenpopulatie sterft uit. Daar heeft de natuur wat op gevonden: als een muis van zowel van haar vader als haar moeder hetzelfde supergen krijgt, sterft ze snel. Te veel zelfzuchtigheid is niet leefbaar. Toch is het migratiesupergen al 2 miljoen jaar aanwezig in de muizenpopulatie. Het kan zich dus handhaven.

Een studie in Scientific Reports heeft uitgewezen dat zieke huismuizen zich isoleren van hun gemeenschap, zodat ze de kans beperken dat ze hun ziekte doorgeven. Als ze blijven, worden de diertjes niet gemeden door andere muizen, hoewel bekend is dat muizen weten welke individuen ziek zijn. De zieken zoeken zelf de eenzaamheid op. De ziekte leidt dus tot een aanpassing van hun gedrag. Ook mensen gedragen zich doorgaans anders als ze ziek zijn.

Partner Content