Beestenboel: de Groenlandse walvis

Dirk Draulans

De eerste Groenlandse walvis die ooit in onze wateren geregistreerd werd, had een probleem: zijn staart zat verward in een visnet.

Het was een waarneming die biologen met verstomming sloeg. Op 31 maart werd een grote walvis voor onze kust gespot. Aanvankelijk dacht men dat het om een bultrug ging, maar toen duidelijk werd dat het dier geen rugvin had, wisten experts dat het een Groenlandse walvis betrof. Het was de eerste keer dat de soort in Belgische wateren gezien werd. Op 1 april – géén aprilvis – was het dier de hele dag aanwezig tussen Raversijde en Westende, soms op amper een halve kilometer van het strand. Later werd het nog opgemerkt voor de kust van Zeeland.

De waarneming is uitzonderlijk, omdat Groenlandse walvissen zo goed als nooit de arctische wateren verlaten. Ze hangen graag rond in de buurt van het pakijs. Hun populatie wordt op 10- tot 40.000 exemplaren geraamd. Zelfs in hun noordelijke leefomgeving laten ze zich niet gemakkelijk zien, hoewel ze 20 meter lang kunnen worden en tot 100 ton kunnen wegen. Het zijn baleinwalvissen die zich vooral met plankton voeden. Ze zouden meer dan 200 jaar oud kunnen worden.

Toch is het niet de eerste keer dat er een Groenlandse walvis in onze contreien wordt gezien. De Vlaamse waarneming was de vijfde sinds in februari 2015 een Groenlandse walvis voor de kust van het Engelse Cornwall opdook. In mei 2016 werd een exemplaar eerst in Bretagne, vervolgens opnieuw in Cornwall en wat later in Noord-Ierland geregistreerd. Mogelijk betreft het steeds hetzelfde zwervende dier – het eerste dat ooit zuidelijker dan de Barentszee opgemerkt is.

De waarneming is even uitzonderlijk als de vondst van een dode narwal (een kleine tandwalvis) op 27 april 2016 in de Schelde aan de zeesluis van Wintam in Oost-Vlaanderen. Hopelijk is er geen verband tussen beide observaties, want dat zou kunnen impliceren dat de toestand voor walvissen in de noordelijke wateren precair wordt als gevolg van de klimaatopwarming, waardoor dieren gaan zwerven om aan de hongerdood te ontsnappen. In het zuidpoolgebied zijn waarnemingen van een andere walvissoort gedaan die in die richting wijzen.

Foto’s op de waarnemingensite van Natuurpunt tonen dat er rond de staart van de Groenlandse walvis, die als mager werd omschreven, restanten van een visnet hingen. Het was onduidelijk of het dier hinder ondervond van deze handicap. Zo’n net kan zijn duikcapaciteit hinderen, waardoor zijn voedselvoorziening in het gedrang komt. Kapotte en afgedankte visnetten – spooknetten geheten – zijn een ellende voor het leven in de zee. Greenpeace heeft berekend dat er elk jaar 640.000 ton spooknetten in de oceaan terechtkomt. Omdat het 600 jaar kan duren voor zo’n net afgebroken is, moeten er gigantische hoeveelheden spooknetten in het oceaanwater hangen. Liefst 10 procent van de massa afval in de oceaan zou uit spooknetten bestaan.

Niemand durft te ramen hoeveel dieren er sterven omdat ze in dat afval verstrengeld raken. Voor zeezoogdieren wordt een getal van 136.000 per jaar geopperd. De dieren sterven de verdrinkingsdood. Zelfs zoogdieren die in water leven, moeten kunnen ademen. Ze moeten dus regelmatig naar het oppervlak komen. De Groenlandse walvis voor onze kust kwam elke 10 minuten naar adem happen. Dat is frequent, maar hij voedde er zich ongetwijfeld op naar zijn normen ondiepe plekken. Hopelijk heeft hij zijn passage in onze wateren overleefd en komt hij nog eens terug. Hij is meer dan welkom.

Door Dirk Draulans

Elk jaar zouden wereldwijd 136.000 zeezoogdieren verdrinken in spooknetten van vissers.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content