ARTROZE

LOUISE VAN MATTEMBURGH Evenepoels getrouwde nicht was ook zijn geheime liefde.

Jan Braet kijkt naar kunst en het leven, in bloei en verval, zoals de rozen. Deze week de dubbelexpo Henri Evenepoel in de Zavelwijk in Brussel.

Hij speelde piano in zijn Parijse atelier. Om de eenzaamheid te verdrijven. Uit zijn kleine stadsgezichten, portretten en interieurs in gedempte tonen, verlevendigd door helle kleuraccenten, lijkt er laatromantische kamermuziek te komen. Er zit ritme in zijn penseeltoetsen, kalm en bedaard, mals en stevig, niet zo versnipperd als bij de Franse impressionisten. Alleen, Henri Evenepoel (1872-1899) laat het instrument niet zien. En hoewel je het kunt horen, drijft de stilte boven.

Als de muzikale stilte de kamer vult, komt de nog zo roerloze geportretteerde tot leven, op kousenvoeten. Het is Louise van Mattemburgh, de getrouwde nicht en geheime liefde van de schilder. Ik moet wennen aan de starre pose van een vrouw in het zwart, in een donkere hoek van het atelier gezeten op een taboeret. Dan lichten tegen al dat zwart de kleuren op: het oker van de sjaal en de taboeret, het wit en rood van het kopje thee, het rood van de rozen in het hoofddeksel van de vrouw. Rozig de handen, maar o zo bleek dat gezicht, in half profiel naar me toe gewend.

Pas op dit moment laat het schilderij zich helemaal ontsluiten. In de ogen staat een dromerig verdriet te lezen, in de volle lippen een verlangen dat onmiddellijk gestild wil worden, in de licht gekromde rug een opgehoopte spanning. Het doek draagt wel drie titels, en geen enkele die de identiteit van de geportretteerde verraadt. Het is, hoewel in het bezit van de provincie Vlaams-Brabant, zelden of nooit te zien. Maar nu hangt het op de expo Henri Evenepoel/Un destin brisé. Het bevat alle elementen die het fijnste van zijn kunst en het centrale drama van zijn vroeg afgebroken leven uitmaken.

Het fijnste leerde hij op de kunstacademie van Parijs in de klas van Gustave Moreau, de eigenzinnige symbolistische schilder van wie hij de zin voor mysterie en suggestieve sfeer meekreeg, zonder diens belangstelling te delen voor literair-mythologische thema’s. Had Moreau hem niet voortdurend aangemoedigd, dan was de wankelmoedige Evenepoel zeker overstag gegaan voor de hardnekkige pogingen van zijn vader, ministerieel ambtenaar in Brussel, om hem een lucratieve baan aan te praten, zonder dat hij hem daarom op droog zaad zette. Geld verdienen kon de jonge schilder amper: voor de prachtige portretten van intimi die hij maakte, vroeg of kreeg hij niets. Hier en daar een schnabbel met illustraties voor tijdschriften en decora

tieve composities, veel meer was het niet. Zijn als uit de mouw geschudde, rake schetsen openbaren een groot talent voor het vastleggen van karakters en taferelen, vaak uit de onderbuik van de maatschappij.

Vooraleer hij ontstellend jong – hij was 27 – in Parijs overleed, had hij zijn schildersgeluk ook een tijd in Noord-Afrika gezocht, een soort hype bij jonge kunstenaars, op zoek naar exotisme en het helderste licht. Uit zijn brieven aan het thuisfront begrijpen we dat hij het de hel vond. Tot grote kunst kwam hij er niet, al verrast de expo op de Zavel met enkele kleine Algerijnse landschappen, even knap geschilderd en intimistisch van sfeer als zijn Brusselse en Parijse stadsgezichtjes, portretten en interieurs. Henri’s levensdrama kende zijn ontknoping toen hij op het punt stond om zich in Brussel bij Louise, inmiddels gescheiden, en hun gemeenschappelijke zoontje Charles te voegen, en een aanval van tyfuskoorts hem fataal werd.

Tot 29/10 bij de Association du Patrimoine artistique, Charles Hanssensstraat 7, en bij Eric Gillis Fine Art, Wolstraat 14, 1000 Brussel.

In de ogen staat een dromerig verdriet te lezen, in de volle lippen een verlangen dat onmiddellijk gestild wil worden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content