Op 22 maart vielen in het Brusselse metrostation Maalbeek twintig doden bij een bomaanslag. Nauwelijks een dag later reed de Brusselse metro opnieuw uit. Knack ging op bezoek bij de metrobestuurders die er nog elke dag passeren. Vier getuigenissen vanaf lijn 1 en 5.

Saïd Zahmidi (45)

– Werkt al 12 jaar als metrobestuurder

– Woont in Vilvoorde

‘Mensen denken vaak dat je als metrobestuurder geen voeling hebt met wat er boven de grond gebeurt. Dat is niet waar. De metro is een barometer van het Brusselse leven. Als er driehonderd lopers op je metro stappen, is het de twintig kilometer van Brussel. Als er plots drie pikachu’s opstappen, weet je dat de jaarlijkse sciencefictionbeurs begonnen is. Zelfs als ik in mijn cabine zit, hoef ik nooit iets van het stadsleven te missen.

Ik moest de dag van de aanslagen pas om één uur ’s middags beginnen. Toen ik op het nieuws over de aanslag hoorde, ben ik me onmiddellijk gaan melden. Ik heb die dag niet meer met de metro gereden. Terecht, vind ik. Zolang je de veiligheid van je reizigers niet kunt garanderen, kun je het niet maken.

De dagen erna waren deprimerend. Veel militairen en amper reizigers. Alleen mensen die geen enkele andere keuze hadden, namen nog de metro. Je zag dat het leven in Brussel helemaal was stilgevallen. Door de verminderde bezetting draaiden we kortere shiften, maar we waren allemaal stikkapot toen we thuiskwamen.

De eerste passages draaide ik me opzettelijk weg van de plek van de explosie, ook al was er toch niets te zien. Het is alsof je jezelf probeert wijs te maken dat er niets gebeurd is. Dat je niet onder ogen kunt zien dat er een dag voordien mensen gestorven zijn.

We praten er zelden over. Als we het doen, gebeurt het uitsluitend in bedekte termen. Het is geen onderwerp waar je zomaar over begint, zelfs al zie je elkaar bijna elke dag. We rouwen, iedereen op zijn manier.’

Cécile Mottart (41)

– Werkt al 3 jaar als metrobestuurder

– Woont in Evere

‘Elf jaar geleden ben ik bij de MIVB begonnen. Ik heb lang als buschauffeur gewerkt, maar na acht jaar elke dag door de Elsensesteenweg te manoeuvreren was ik op zoek naar iets anders. De files, de drukte, de constante aandacht voor de reizigers: het was te veel. Ik moet nu ook opletten, maar het is toch een stuk kalmer. In vergelijking met die buslijn is een metro besturen Club Med voor mij.

Ik lag nog in bed toen ik van de aanslagen hoorde. Ik heb een hekel aan vroeg opstaan, dus ik doe bijna alleen de late shiften. Ik ben die dag niet meer gaan werken. Het was te emotioneel voor me, ik had er gewoon de kracht niet voor. Ik had het gevoel dat ik een steen in mijn maag had. De passage aan Maalbeek was emotioneel, vooral omdat we er zo traag moesten rijden. Je merkte dat de reizigers ook op hun ongemak waren.

De aanslagen hebben me wantrouwig gemaakt. Ik ben waakzaam als ik iemand met een grote tas zie opstappen. Ik weet dat het idioot is: meestal zijn het toeristen die de weg zoeken. Ik zet ook altijd de hoofdleuning van mijn stoel omhoog, omdat ik het idee heb dat ik zo beter beschermd ben. Maar ik heb nooit gedacht aan stoppen. Het kan nu eenmaal gebeuren. Ik kan ook een vliegtuig nemen dat neerstort, of een trein die ontspoort.

We hebben het er met de collega’s vaak over gehad, maar altijd heel omfloerst. Er valt ook weinig over te zeggen. Ik vind het wel opmerkelijk hoe snel alles weer zijn gangetje gaat. Mensen nemen weer de metro alsof er nooit iets gebeurd is. En toch, ça restera toujours Maelbeek. Voor mij zal het nooit meer hetzelfde zijn.’

Taïb Chabbi (47)

– Werkt al 10 jaar als metrobestuurder

– Woont in Sint-Jans-Molenbeek

‘Ik heb de aanslag net gemist. Enkele minuten voor de ontploffing was ik nog door Maalbeek gereden. We konden alles volgen via de boordradio: hoe onze collega plots riep dat er een explosie was, hoe hij de reizigers hielp evacueren. Mijn hart klopte in mijn keel, maar de reizigers bleven heel rustig. De meesten hadden niet door wat er gebeurde, ze stelden zich geen vragen.

De dag nadien ben ik gewoon gaan werken, ook al smeekten mijn zus en mijn moeder me om thuis te blijven. Maar als ik die dag niet was gegaan, was ik nadien niet teruggekeerd. Ik ben mijn metrostel gaan ophalen in Brussel-Centraal. Daarna heb ik een collega begeleid op haar eerste ronde. We hebben een beetje gepraat over wat er gebeurd was. Het was een bizarre dag. Veel stations waren gesloten. Er stonden nauwelijks mensen op de perrons, bijna alleen militairen en politieagenten.

De eerste keer dat ik in Maalbeek passeerde, lag mijn maag in een knoop. In het begin hoefde je niet te stoppen omdat het station gesloten was. We mochten niet sneller rijden dan 25 kilometer per uur, omdat we anders de schermen zouden losrukken. Ik wist wel dat er niets te zien zou zijn, en toch probeerde ik een spoor van de explosie te zien. Een kras, een barst in een tegel. Niets.

De eerste maand sloeg mijn verbeelding wel op hol. Ik word nog altijd onrustig als ik niet onmiddellijk kan vertrekken. Ik word ongemakkelijk van reizigers met een grote rugzak. Maar eigenlijk gaat het verwerkingsproces behoorlijk snel. Dat kan ook niet anders. Als je voor elke kwibus het noodnummer belt, kun je niet meer werken. Je moet verder met je leven.’

Peter Maes (53)

– Werkt al 27 jaar als metrobestuurder

– Woont in Dendermonde

‘Ik ben 33 jaar geleden begonnen als trambestuurder. In die tijd had je welgeteld één lampje op je dashboard: ‘anomalie‘. Als dat lampje brandde, was er dus een probleem. Maar het kon zowat alles zijn! Ook de relatie met de klanten is de voorbije jaren een stuk moeilijker geworden. Reizigers zijn veel onbeleefder dan vroeger. Ze blokkeren voortdurend de deuren en maken misbaar als je hen daarop wijst. Dat is vervelend, ja.

De dag van de aanslagen was ik op reis in Nepal. Ik kan niet zeggen dat ik verrast was. Ergens voelde ik: het zal niet lang duren voor we in Brussel ook eens prijs hebben. Salah Abdeslam was net gearresteerd, we hadden de schietpartij gehad in Vorst: dan begrijp je dat het oppassen wordt.

De eerste keer door Maalbeek rijden was een onaangename ervaring. De perrons waren afgezet met schermen. Het gaf een sinistere indruk. Al kan ik niet zeggen dat ik er vandaag nog vaak bij stilsta. Als ik straks voorbij Maalbeek rijd, is het alsof er niets gebeurd is. Je ziet geen sporen meer van de aanslag. Er staat boven een herdenkingsmonument, maar dat zie je niet vanuit de cabine.

Ik kan niet zeggen dat de werksfeer veel veranderd is. We praten er weinig over, en als we het erover hebben zijn het nooit diepgaande gesprekken. De collega die het metrostel bestuurde waarin de explosie plaatsvond, wil er niet over spreken. Hij is de dag nadien gewoon aan het werk gegaan. Ik begrijp dat wel. Iedereen heeft zijn manier om zo’n trauma te verwerken.

Nee, ik ben niet bang om te komen werken. Ik ben fatalistisch in die dingen: wat moet gebeuren, gebeurt toch. Je lot staat vast. Ik zat op het moment van de ontploffing 8000 kilometer van Brussel. Misschien moest het zo wel zijn.’

DOOR JEROEN ZUALLAERT, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content