Het zijn geen superego’s of internationale vedetten geworden, zegt oud-premier Jean-Luc Dehaene (CD&V) over de nieuwe Europese topbenoemingen. ‘Maar dat is nodig om het Verdrag van Lissabon op dit moment maximaal te doen renderen.’

Er is in dit blad al eerder op gewezen. Het mag ironisch heten dat uitgerekend de Belgische premier Herman Van Rompuy (CD&V) de eerste vaste voorzitter wordt van de Europese Raad, een instelling die de Belgen niet altijd een warm hart toedragen. Dat geldt ook voor partijgenoot Jean-Luc Dehaene, die als ondervoorzitter van de Europese Conventie destijds een van de vaders was van de Europese grondwet, de meer ambitieuze maar afgevoerde voorloper van het Verdrag van Lissabon.

In de Conventie gaf Dehaene geen cent om de nieuwe Europese topbaan die nu met gepaste trots door premier Van Rompuy is binnengehaald. ‘Als het aan mij had gelegen, was die vaste voorzitter er nooit gekomen, tenzij de Commissievoorzitter die taak op zich had genomen’, bevestigt Dehaene. Europese federalisten zoals Jean-Luc Dehaene voelden er namelijk weinig voor om uitgerekend de Europese Raad, een strijdtoneel van nationale belangen, te versterken.

De nationale en internationale pers had vorige donderdag massaal verzameld in het Justus Lipsiusgebouw, waar de Europese regeringsleiders aan tafel de benoemingsknoop moesten doorhakken. De afloop is bekend. Onze Herman Van Rompuy wordt de eerste vaste voorzitter van de Europese Raad en barones Catherine Ashton, de Britse commissaris van Handel, wordt de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger voor het Buitenlandse Beleid. De-haene, net terug uit Brazilië, wikt en weegt aan zijn eettafel dit voorlopige eindpunt van een lange institutionele lijdensweg.

Internationaal wordt met scepsis gereageerd op de benoeming van Herman Van Rompuy en Catherine Ashton. Nobodies zijn het volgens de internationale pers, politieke dwergen.

Jean-Luc Dehaene: Het Verdrag van Lissabon wil Europa, met al zijn economische potentieel, een sterker politiek profiel geven. Individueel betekenen de 27 lidstaten namelijk niets. Alleen als Europa met één stem spreekt, kan het op wereldschaal voldoende gewicht in de schaal leggen. Zo’n eensgezindheid komt niet spontaan, je moet ze institutioneel afdwingen, maar je mag de zaken ook niet overhaasten want dan loopt het faliekant af.

Het Verdrag probeert Europa sterker te maken door een vaste voorzitter – en dus géén president – te benoemen, die moet zorgen voor stabiliteit in de Europese Raad, en door de armslag van de Hoge Vertegenwoordiger voor het Buitenlandse en Veiligheidsbeleid gevoelig te vergroten. Maar hoe dat allemaal op het terrein zal worden waargemaakt, zal grotendeels van de personen afhangen. Stel dat Tony Blair de eerste voorzitter van de Europese Raad was geworden. Die zou zich inderdaad gedragen hebben alsof hij de president van Europa was en ons daarmee grote schade hebben berokkend. Je hebt daarentegen mensen nodig die de Europese machinerie kunnen doen draaien zonder dat dit uitmondt in een populariteitspoll over wie de mooiste en de beste van Europa is.

En toch. De rest van de wereld was niet onder de indruk van de nieuwe uithangborden van Europa. Europa heeft geen ambitie, klonk het.

Dehaene: Als toenmalig premier was ik lid van de intergouvernementele conferentie in Amsterdam die de Hoge Vertegenwoordiger heeft bedacht. Ik vond toen al dat die Hoge Vertegenwoordiger tegelijk lid moest zijn van de Commissie, maar daar was op dat moment geen meerderheid voor. Ik koesterde dan ook nogal wat wantrouwen ten aanzien van die nieuwe functie. Maar Javier Solana heeft er, met het prestige dat hij als secretaris-generaal van de NAVO had verworven, iets van gemaakt waarop we vandaag kunnen voortbouwen. Misschien zullen die nieuwe topmensen, die meer in hun mars hebben dan de buitenwacht vermoedt, dat ook doen.

Minstens even belangrijk is dat ze de geest van het Verdrag respecteren. Het Verdrag is immers een compromis tussen voorstanders van een echte Europese president – mensen zoals Tony Blair, Jacques Chirac en Valéry Giscard d’Estaing -, en mensen zoals ik, die zich daar in de Conventie voortdurend tegen hebben verzet. Maar Giscard d’Estaing was dan weer gekant tegen de zogenaamde Europese minister van Buitenlandse Zaken. We hebben uiteindelijk een deal gesloten waarbij hij ons de Hoge Vertegenwoordiger annex ondervoorzitter van de Commissie gaf, en wij in ruil daarvoor de voorzitter van de Europese Raad aanvaardden op voorwaarde dat die werd opgevat als een chairman en niet als een president. Wij wilden voorkomen dat een sterke president het gemeenschappelijk Europees beleid onderuit zou halen.

Javier Solana heeft inderdaad, met beperkte middelen, uitstraling gegeven aan zijn functie. Nu komt op de stoel van de opgewaardeerde Hoge Vertegenwoordiger de volslagen onbekende en onbeslagen barones Ashton. Is dat toch geen gemiste kans?

Dehaene: Als je het mij vraagt: ik vond het duo Herman Van Rompuy – David Miliband een heel sterke combinatie. Ik heb Miliband leren kennen in de Groep van Laken. Op z’n Brits is hij toch een overtuigde Europeaan. Miliband had dus van bij de start de post meer allure kunnen geven. Anderzijds is Ashton niet zo’n slechte keuze. Er zal immers een nieuw evenwicht gevonden moeten worden in de Commissie, waar de Hoge Vertegenwoordiger een strategische rol krijgt. Als die ondervoorzitter meteen de Commissievoorzitter in de schaduw stelt, zit je ook met een probleem. Positief is ook dat een van de hoge posten naar een vrouw is gegaan.

Het zijn geen superego’s of internationale vedetten geworden, maar mensen die in ploeg kunnen werken. Dat is op dit moment beter voor de goede verstandhouding tussen de instellingen, die nodig is om het Verdrag van Lissabon maximaal te doen renderen.

De analyse donderdagavond luidde dat Commissievoorzitter José Manuel Barroso de gelukkigste man in Brussel moest zijn. Hij hoeft van de twee nieuwkomers weinig concurrentie te vrezen.

Dehaene: De centrale figuur in de Europese instellingen ís voor mij ook de voorzitter van de Commissie. En het gevaar met het nieuwe Verdrag was precies dat hij overvleugeld dreigde te worden. Dat is met deze benoemingen duidelijk niet gebeurd. Ik mag wel hopen dat Barroso in zijn tweede mandaat dan ook nadrukkelijker zijn Commissie voor het voetlicht zal brengen.

Volgens velen is de selectieprocedure voor de nieuwe Europese topbanen te weinig transparant verlopen. ‘Een aanfluiting van de democratie’, vond professor Hendrik Vos. Bent u het daarmee eens?

Dehaene: Wat is er ondemocratisch aan het feit dat de leden van de Europese Raad zelf hun chairman kiezen? Al die regeringsleiders hebben een grote democratische legitimiteit. Over een rechtstreekse verkiezing van de vaste voorzitter zou ik toch twee keer nadenken. Die zou dan campagne moeten voeren in 27 lidstaten, in talen die hij niet beheerst. Of je Europa daarmee een dienst bewijst, durf ik te betwijfelen.

Er is sinds een jaar of vijftien een sterke evolutie aan de gang in de richting van een grotere politisering van het Europese debat. De voorzitter van de Commissie wordt, na een voorstel van de Europese Raad, verkozen door het Europees Parlement. Op zich is dat een goede zaak, maar je moet er ook mee uitkijken. Neem nu mijn eigen EVP. Die heeft als grootste partij meteen het Commissievoorzitterschap opgeëist, wat ik een grote fout vond. De EVP heeft immers geen absolute meerderheid in het parlement. Vervolgens zijn de anderen eisen beginnen te stellen, in ruil voor politieke steun.

De kandidaat-Commissievoorzitter wordt dan in het Parlement geconfronteerd met een echt politiek debat en moet tal van beloftes doen. Dat hij een commissaris voor de Mensenrechten in zijn Commissie zal opnemen, dat zijn nieuwe Commissie evenveel vrouwen zal tellen als de vorige… Maar ondertussen vergeten sommigen dat hij afhankelijk is van wat de lidstaten hem aanleveren.

Dat was de reden waarom wij er in de Conventie voor gepleit hadden dat iedere lidstaat drie kandidaten naar voren zou schuiven, van wie één van een ander geslacht, waaruit de Commissievoorzitter dan zou kunnen kiezen. Men zal alsnog zoiets moeten invoeren, want het huidige systeem dreigt op de klippen te lopen. Aan de ene kant krijgt Barroso in het Parlement met politieke partijen te maken. De socialisten, bijvoorbeeld, zouden hem in grote moeilijkheden hebben gebracht als ze de Hoge Vertegenwoordiger niet hadden gekregen. En straks krijgt Barroso het aan de stok met de liberalen, die zware portefeuilles in de Commissie willen. Maar aan de andere kant wordt hij geconfronteerd met de lidstaten, die evenzeer en vaak los van politieke partijen, aanspraak maken op bepaalde portefeuilles. Dat is een lastige evenwichtsoefening, waarbij partijpolitieke berekening zich ent op iets wat aanvankelijk als een vrij apolitieke procedure was bedoeld. Daarover moet men zich op grond van de recente ervaringen eens ernstig bezinnen. Want het zou best kunnen dat een door het Europees Parlement verkozen Commissievoorzitter zich op een zeker ogenblik totaal vastrijdt.

The Guardian schreef dat we ons niet te veel illusies hoeven te maken over de invloed die zal uitgaan van die nieuwe Europese topfuncties. De zogezegde Europese president is inderdaad niet meer dan een chairman, en de Hoge Vertegenwoordiger kan alleen in actie komen voor zaken waarover alle 27 lidstaten het eens zijn – niet veel dus.

Dehaene: Die analyse gaat zeker niet op voor de Hoge Vertegenwoordiger, een functie die ik in de Conventie sterk heb verdedigd. Want eerlijk gezegd, als ik uit de Conventie had kunnen komen zónder die permanente voorzitter van de Europese Raad op zak, dan had ik dat zeker gedaan. Tenzij dat vaste voorzitterschap aan de Commissievoorzitter zou worden toevertrouwd. Daarvoor had ik wel meteen getekend.

Het Verdrag is in dat verband trouwens subtiel opgesteld. De tekst zegt duidelijk dat de voorzitter van de Europese Raad geen enkel nationaal mandaat mag uitoefenen, maar niet dat hij geen ander Europees mandaat zou mogen uitoefenen. Dus als men straks tot de conclusie zou komen dat het toch te druk is aan de top van de Europese Unie, dan hoeft men niet eens het Verdrag te wijzigen om daar een mouw aan te passen. Met die mogelijkheid is met andere woorden al rekening gehouden.

Maar aan die Hoge Vertegenwoordiger hecht ik groot belang. Tot nu toe bestond er naast de Hoge Vertegenwoordiger een Europees commissaris voor Buitenlandse Zaken. Het gevaar was dat er zo een tweesporenbeleid ontstond. Een bijkomend nadeel was dat alleen de Commissie over een serieus budget beschikte. Javier Solana vertelde me ooit dat hij zijn auto’s moest laten sponsoren door een bepaald automerk om zich te kunnen verplaatsen. Voeg daarbij dat toenmalig Commissievoorzitter Romano Prodi en Solana eigenlijk nooit face to face met elkaar hebben gesproken. Hoe kan je dan tot goede afspraken komen? Solana en toenmalig commissaris Chris Patten hebben wel goed samengewerkt, maar dat kon alleen omdat Patten geen hoge ambities koesterde.

Wat hebben we proberen te doen in de Conventie? Om te beginnen continuïteit scheppen in het voorzitterschap van de raad Buitenlandse Zaken. Solana drong daar sterk op aan. Om de zes maanden komt er een andere voorzitter, klaagde hij, en die sleurt me dan weer naar precies dezelfde plaatsen die ik met de vorige tijdelijke voorzitter heb bezocht. Voor het prestige van zijn land wil die tijdelijke voorzitter namelijk ook naar de Verenigde Staten of naar Rusland. Maar de Hoge Vertegenwoordiger moet zelf zijn agenda kunnen beheren.

Aan de andere kant heeft de commissaris de financiële middelen. Als je het hele buitenlandse beleid van de Europese Unie wilt mobiliseren, moet je die twee functies dus laten samensmelten. Het feit dat mevrouw Ashton zelf uit de Commissie komt, is daarom wel een voordeel. Want de Hoge Vertegenwoordiger zal zijn invloed maar vergroten naarmate hij beter is ingespeeld op de Commissie.

Dat allemaal implementeren vergt tijd. Laten we de eerste tien jaar daarom maar niet over een nieuw verdrag beginnen. Bovendien zullen de grote debatten in de toekomst vooral moeten gaan over de financiële middelen van Europa. Op dit ogenblik wordt de Unie hoofdzakelijk gefinancierd met dotaties van de lidstaten. Maar die zitten zelf in financiële problemen. Als er geen autonome financiering van de Unie wordt georganiseerd, zoals in de beginjaren met de douanerechten, dan dreigt op een dag alles tot stilstand te komen.

Wint de Europese Raad, het intergouvernementele overlegorgaan van staatshoofden en regeringsleiders, nu aan invloed met het Verdrag van Lissabon?

Dehaene: De Europese Raad – op dat punt ben ik het eens met Luuk van Middelaar – heeft met de tijd duidelijk aan belang gewonnen binnen het Europese institutionele raderwerk. Van Middelaar doet in zijn boek ook het merkwaardige relaas van hoe die Europese Raad, door de ontwikkeling van de Unie, toch is uitgegroeid tot iets anders dan een zuiver intergouvernementeel orgaan en uiteindelijk zelf een soort instelling is geworden. Ik heb daar persoonlijk geen moeite mee, maar ik heb er in de Conventie wel mee voor gezorgd dat de Europese Raad een afzonderlijke instelling blijft. Anders dreigt het gevaar dat je de echte kracht van de Unie, namelijk de communautair uitgeoefende bevoegdheden, gaat verzwakken.

Waarom is het Herman Van Rompuy wel gelukt wat u en voormalig premier Guy Verhofstadt (Open VLD) niet voor elkaar kregen, namelijk een Europese topbaan in de wacht slepen?

Dehaene: Wij hebben elk een verhaal apart. Toen ik in 1994 werd genoemd als voorzitter van de Europese Commissie, kon één lidstaat zo’n benoeming nog tegenhouden. Premier John Major, uitgerust met het bekende euroscepticisme van de Britse Conservatieven, had zich toen in een zodanige positie gemanoeuvreerd dat als ik, met mijn federalistische imago, de baan kreeg, hij geen baan meer had. En dat hij, als hij mij die baan niet gaf, die van hem – althans voor korte tijd – zou kunnen behouden. Ik heb hem dat naderhand ook niet echt kwalijk genomen en die hele episode heeft me in België geen windeieren gelegd.

Bij Verhofstadt in 2004 lagen de zaken anders. Het vetorecht bestond toen al niet meer. Maar het volstaat om het relaas van zijn diplomatiek adviseur Peter Moors te lezen om te zien dat Verhofstadt een aantal fouten heeft gemaakt. Voor zulke posten moet je gevraagd worden, je mag er niet zelf achteraan gaan. Maar uit het boekje van Moors blijkt overduidelijk dat Verhofstadt, conform zijn temperament, alles uit de kast heeft gehaald om Commissievoorzitter te kunnen worden. En dus is het mislukt.

Herman Van Rompuy heeft zich, net als ik, nooit kandidaat gesteld voor een hoge Europese functie. Anderen zijn met hem voor de dag gekomen. De unanimiteitsregel gold ook voor zijn benoeming niet. Daarbij kwam nog een breed gedeelde afkeer van Tony Blair bij de regeringsleiders. Ook het gegeven dat Van Rompuy relatief nieuw was in de groep en dus nog met niemand in aanvaring was gekomen, heeft in zijn voordeel gespeeld. Maar dat doet niets af aan zijn verdiensten en aan mijn overtuiging dat hij over de juiste kwaliteiten beschikt voor het voorzitterschap van de Europese Raad.

Van Rompuy zegt inderdaad dat hij niets ondernomen heeft om zijn kandidatuur kracht bij te zetten, maar allicht verdient onze diplomatie toch een schouderklopje voor deze mooie benoeming?

Dehaene: Het feit dat men zich gedeisd heeft gehouden en de promotoren van de kandidatuur, op de eerste plaats Angela Merkel en Nicolas Sarkozy, hun werk heeft laten doen, was goed en daarin zal de diplomatie op de achtergrond wel een rol gespeeld hebben.

U en Herman Van Rompuy hebben zij aan zij carrière gemaakt. Hij was uw rechterhand als vicepremier en minister van Begroting in uw rooms-rode regeringen. Hoe zou u hem omschrijven?

Dehaene:(slaakt een zucht) Dat is altijd een moeilijke opgave. Herman is een man met een brede cultuur, hij is belezen en kent zijn geschiedenis. Hij heeft een sterke christendemocratische overtuiging. Hij is ook iemand die zijn dossiers goed beheerst en altijd naar oplossingen zoekt. Lange tijd deed hij dat hoofdzakelijk in een ondersteunende rol. Zo heb ik zeven jaar lang als eerste minister met hem samengewerkt en hij leek zich daar goed bij te voelen. Nu heeft hij laten zien dat hij ook de eerste viool kan spelen, ook al vult hij het premierschap totaal anders in dan ik. Maar hij is dan ook in een regeringsploeg terechtgekomen die hij niet zelf had samengesteld, met een regeerakkoord waarover hij zelf niet had onderhandeld enzovoort. De omstandigheden waren anders. Qua politiek temperament zijn wij hoe dan ook erg verschillend, maar juist daarom hebben wij elkaar altijd goed aangevuld.

Schakelt de Europese eenmaking met het Verdrag van Lissabon nu naar een hogere versnelling?

Dehaene: Ik beschouw het Verdrag van Lissabon als een nieuwe Europese kwantumsprong. Het is begonnen als een noodzakelijke aanpassing om de Europese Unie met 27 lidstaten werkbaar te houden. Niet unaniem te hoeven beslissen was daarbij essentieel. Maar stilaan werd het doel van het hervormingsverdrag steeds meer: Europa in staat stellen als global actor te opereren. Door het klimaatvraagstuk en de financiële crisis is de publieke opinie gaan beseffen dat de grote hedendaagse maatschappelijke kwesties een mondiale dimensie hebben. En dat alleen mondiaal afdwingbare regelingen oplossingen kunnen bieden. Als Europa zijn verstand gebruikt en eensgezind naar buiten treedt, kan het op het internationale forum een voortrekkersrol spelen. Want veel van wat op wereldvlak moet gebeuren, hebben wij met 27 binnen de Unie al eens uitgeprobeerd.

DOOR HAN RENARD

‘Wat is er ondemocratisch aan het feit dat de leden van de Europese Raad zelf hun chairman kiezen?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content