Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Hoewel de baansport al jarenlang in ademnood verkeert, zorgt de zesdaagse van Gent ieder jaar opnieuw voor veel geestdrift. Zelfs een magere Belgische inbreng tornt niet aan die populariteit.

Terwijl vele zesdaagsen de afgelopen jaren een stille dood stierven, overleeft de editie van Gent het gevecht tegen de sloophamer. Zoals elk jaar zakken vanaf volgende week dinsdag rond de 35.000 toeschouwers af naar het Gentse Citadelpark, om er te kijken naar een afmattende wedstrijd waarin het sportieve nog altijd de bovenhand haalt op de show. Alle ideeën om deze wedstrijd, in navolging van Duitsland, met meer opgeklopt spektakel te overgieten, worden resoluut in de prullenmand gegooid.

Zo’n 125 jaar geleden zagen zesdaagsen het levenslicht in Engeland, maar omdat het om individuele wedstrijden ging die een echte aanslag pleegden op het lichaam werden ze snel weer afgevoerd. De eerste echte zesdaagse, in ploegverband, werd in 1899 afgewerkt in het gigantische Madison Square Garden van New York. Daar wachtte de renners een slopend overlevingsgevecht: ze moesten 144 uren aan een stuk fietsen. Terwijl een van de renners ook in de nachtelijke uren rond de baan slenterde, sliep zijn ploegmaat op het middenplein, in kleine, duffe en muffe houten hokjes. Het publiek kwam er massaal op af en de in New York wonende schrijver Henry Miller overwoog na het zien van zo’n schouwspel in een bui van opperste verrukking zelf te beginnen koersen.

Tien jaar later kwam het fenomeen naar Europa overgewaaid en viel de groei en de bloei van deze wedstrijden niet meer te stoppen. Inmiddels zijn er in zowat 90 steden ongeveer 1300 zesdaagsen georganiseerd, ook al worden ze tegenwoordig op deftige uren gereden en hoeven de renners geen vierentwintig uur per dag rond de baan te toeven. In de plaats daarvan wordt er een compact programma gepresenteerd waarin tussen zeven uur ’s avonds en twee uur ’s ochtends het uiterste wordt gevraagd. Ploegkoersen, wedstrijden achter derny’s, puntenkoersen, tijdritten, iedere avond opnieuw krijgen de toeschouwers een gevarieerd pakket aangeboden. Er valt sport van het hoogste niveau te zien. Geen man die wat dat betreft strenger en veeleisender is dan Patrick Sercu, de wedstrijddirecteur in Gent die sinds dit jaar na een overeenkomst met de stad ook de officiële organisatierechten in handen kreeg. Sercu, de beste zesdaagserenner aller tijden en met 88 overwinningen ook de absolute recordhouder, gaat er prat op dat de Gentse zesdaagse door de renners als veruit de zwaarste van het seizoen wordt aangezien. Wie een minder moment doormaakt, wordt genadeloos weggekegeld. De op de baan gevormde Johan Bruyneel, de huidige sportdirecteur van Lance Armstrong, vergeleek een ploegkoers in een zesdaagse ooit met de finale van een klassieker. In deze discipline worden, zeker op de kleine en technisch moeilijke baan van Gent, dan ook snelheden gehaald van meer dan 53 kilometer per uur.

BIER, SHOW EN WIELRENNEN

Maar juist dat sportieve niveau wil wel eens verschillen. Dat leidde uiteindelijk tot een crisis. Los van de combinesfeer die van oudsher rond deze wedstrijden hangt, werden er steeds meer vragen gesteld over het goedkope vertier rond de piste. Dat dreigde de echte sport steeds meer in de verdrukking te brengen. Hier en daar groeiden zesdaagsen uit tot een soort kermisachtig volksvermaak, met te veel entertainment. Maar alle pogingen om deze discipline met dit soort commerciële kunstgrepen te reanimeren, mislukten.

In het begin van de jaren tachtig werden er iedere winter nog twintig zesdaagsen georganiseerd, nu zijn het er nog amper acht. In Duitsland, het mekka van de zesdaagsen, verdwenen klassiekers als Frankfurt, Keulen en Munster, in Nederland haakten Maastricht en Rotterdam af, in Zwitserland gooide Zürich de handdoek in de ring, in Engeland kapte Londen, jaren de opener van het seizoen, ermee en in Antwerpen slaagt men er maar niet in met de luisterrijke traditie van vroeger aan te knopen.

Alleen in steden als Bremen (100.000 toeschouwers) en München (90.000 toeschouwers) blijven deze wedstrijden onvervalste succesnummers, al blijken de Duitsers, niet gehinderd door enige kennis van zaken, zesdaagsen nog altijd voor ware volksfeesten aan te zien. Er worden platte shows opgevoerd, met schaars geklede dames in de hoofdrol. Het bier vloeit daarbij rijkelijk en talrijk zijn degenen die na afloop naar huis waggelen. Het spektakel op de baan gaat voorbij aan de drinkende en swingende massa. Ook daarin onderscheidt de zesdaagse van Gent zich: het publiek in het Kuipke bestaat stuk voor stuk uit kenners die de renners op een striemend fluitconcert trakteren als er niet wordt gevlamd. Toch horen eten en drinken ook in Gent bij de sfeer van de zesdaagse. Het is ook een evenement voor de Bourgondiërs onder de sportliefhebbers.

Meer dan ooit worstelen zesdaagsen overal met één groot probleem: de overvolle wegkalender sluit vrijwel uit dat wegrenners zich in de winter aan deze discipline wagen. Ploegleiders verzetten zich daar steeds feller tegen. Zelfs het Duitse boegbeeld Erik Zabel moest een paar jaar geleden bij Telekom hemel en aarde bewegen om in twee zesdaagsen, Dortmund en München, te mogen starten. Inmiddels heeft hij deze wedstrijden helemaal uit zijn programma geschrapt, al hoorde de Duitser ook op de baan bij de toppers. Vele andere wegrenners wagen zich al helemaal niet aan dat soort werk. Ze zijn doodsbang om af te gaan tegen de echte specialisten. Terwijl de baan de basis blijft van de wielersport: je kweekt er snelheid en behendigheid, je leert er met een klein verzet rijden. Lance Armstrong ontleent zijn souplesse aan de piste en ook Jan Ullrich werd op de baan ge- kneed. Toch staan de meeste toprenners al jaren huiverig tegenover de piste. Johan Museeuw reed bijvoorbeeld nooit op de baan en na zijn overwinning in de Ronde van Frankrijk weigerde Lucien Van Impe ooit om in het bestek van de Gentse zesdaagse een ereronde af te leggen op de piste. Los daarvan zijn de rokerige sporthallen, een steeds beter ventilatiesysteem ten spijt, niet echt bevorderlijk voor de gezondheid. Ook toeschouwers kampen vaak met vervelende naweeën en trekken met doorrookte kelen en brandende ogen naar huis.

WAAR BLIJVEN DE BELGEN?

Het gebrek aan wegrenners zorgt in de zesdaagsen al jaren voor een onveranderde hiërarchie. De toppers laten ook nauwelijks nieuw bloed toe en zorgen desnoods voor een felle oppositie. Dat is van alle tijden. Legendarisch is het verhaal van de allereerste zesdaagse die Patrick Sercu en Eddy Merckx in 1965 in Berlijn reden. De kopstukken, aangevoerd door de memorabele Nederlander Peter Post, bundelden de krachten en mepten de jonge Belgen na de eerste nacht op tien ronden. Moedig knokten Sercu en Merckx nog terug en finishten uiteindelijk nog als vijfde, op vier ronden. Ze reden vervolgens nog zesentwintig zesdaagsen samen, wonnen vijftien keer en eindigden elf keer tweede. Een fabelachtige prestatie.

Ook rasechte pistiers ondervinden vaak weerstand als ze hun eerste stappen zetten in het wereldje. De Nederlanders Robert Slippens en Danny Stam knokten jaren alvorens ze vorig seizoen met een eerste zege in de zesdaagse van Bremen tot de elite konden doorboksen. Toen Slippens en Stam in 1998 hun allereerste zesdaagse afwerkten in Dortmund werd hen op een smalende manier te kennen gegeven vooral niet in de weg te rijden. Sinds Etienne De Wilde, een product van de Gentse baan, twee jaar geleden een punt zette achter zijn carrière spelen de Belgen in de zesdaagsen nauwelijks nog een hoofdrol. Of het zou de tot Belg genaturaliseerde Australiër Matthew Gilmore moeten zijn. Maar Gilmore, die straks in Gent met de Britse wereldkampioen achtervolging Bradley Wiggins rijdt, kan de massa hooguit op een wat kunstmatige manier in geestdrift brengen, ook al werd hij, net zoals Wiggings, in Gent geboren.

Naast Gilmore telt het deelnemersveld in Gent maar vier Belgen. Pogingen van Patrick Sercu om Peter Van Petegem en Tom Steels naar het Kuipke te lokken, mislukten. Frank Vandenbroucke, het van zijn voetstuk gevallen godenkind, zei in eerste instantie wel toe, maar liet zijn manager uiteindelijk afbellen. Tot ergernis van Sercu, die voor Vandenbroucke bij wijze van inloop fraaie contracten in Dortmund en München had bedongen.

SPEKTAKELKONING

De absolute koning van de ovalen baan is de Zwitser Bruno Risi. Zijn aanvalslust en snelheid maken hem tot een attractie op alle banen en de atletische mogelijkheden van de 35-jarige Helveet zijn zo onbegrensd dat hij ongestraft met zijn krachten kan woekeren. Risi, die ervan houdt de mensen te vermaken en zich een artiest voelt die optreedt voor een publiek, vormt sinds jaar en dag ploeg met zijn boezemvriend Kurt Betschart die met veel minder klasse is begiftigd, vaak kraakt onder het geweld van zijn gabber en bovendien een fragiele gezondheid heeft.

Toch denkt Risi er niet aan van ploegmaat te veranderen en demonstreert hij een bijzonder amicale band: beiden groeiden op in hetzelfde dorpje en Betschart had tien jaar lang een relatie met de zuster van Risi, al is die verhouding inmiddels op de klippen gelopen. Vorig jaar triomfeerden ze in Gent en zorgden daar voor een uniek record: ze wonnen hun 30e zesdaagse samen en overtroffen daarmee de legendarische Duitse equipe Killian-Vopel. Dat geen enkele krant in de loop van deze Gentse zesdaagse over dit record had geschreven, wekt verbazing. Maar het is illustratief voor dit wereldje dat zijn beslotenheid lijkt te koesteren.

Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content