Will Tura viert zijn 75e verjaardag met een groot concert in zijn geboortestad Veurne.

Will Tura: Een concert in openlucht, rechtstreeks uitgezonden op televisie: ik beken dat ik zenuwachtig was. En het was in Veurne, dat maakte het extra bijzonder. Ik woon al vele jaren in Brussel, maar in de Westhoek blijf ik thuiskomen. Ik voel dat de mensen mij daar graag zien. De aandacht van vrienden, fans en collega’s deed zoveel deugd dat ik alles uit de kast haalde.

75 is niet alleen een mijlpaal, maar ook een keerpunt. Lang leefde ik aan een ritme van 50 concerten per jaar. Nu denk ik: laat mij voortaan vijf mooie optredens doen op een locatie waar ik voeling mee heb, en dan een paar maanden later nog eens vijf. Hoe lang die halve sabbatperiode zal duren, kan ik niet zeggen. Tot ik er niet meer ben, misschien? Op zijn 75e maakt een man geen plannen meer om de wereld te veroveren.

U bent op jonge leeftijd een professionele muzikant geworden. Dat was midden jaren vijftig in de Westhoek ongetwijfeld geen voor de hand liggende keuze.

Tura: Eigenlijk is mijn muziekloopbaan terug te voeren op één anekdote: ik vond op zolder een mondharmonica. Zonder één muzieknoot te kennen, speelde ik puur op gevoel alle hits van die tijd mee. Mijn ouders wisten niet wat ze hoorden. ‘In onzen Tuur zit niks anders dan muziek‘, zei mijn vader.

Als ik dan toch die rare muziekbusiness in wou stappen, moest ik wel een goede muzikant worden en er keihard voor werken. Ik volgde accordeon-, gitaar- en pianolessen. Dat zingen kwam er maar wat bij. Op mijn twaalfde trad ik al op in de revueshows van Veurne en sindsdien heb ik geen ander levenspad overwogen.

De top bereiken is lastig, daar blijven nog veel moeilijker. Hoe bent u erin geslaagd om relevant te blijven?

Tura: Ik werd omringd door goede mensen, daar begint het mee. Ik had talent, maar ik ben er ook wel 100 procent voor gegaan. Mijn grote geluk is dat ik kon componeren. Daardoor heb ik een eigen stijl gecreëerd, een Will Tura-signatuur, die ik op bijna alle muziekgenres losliet. Zo bleef ik bij de tijd. Mijn arrangementen pasten altijd bij de andere hits die je op de radio hoorde. Niet dat ik de hype van de dag wilde volgen. Het was eerder horen waar andere muzikanten mee bezig waren, en me daardoor laten inspireren om er een eigen draai aan te geven.

Ging uw carrière altijd even goed?

Tura: De sixties en seventies waren wellicht mijn sterkste periodes. Over de jaren tachtig en de disco ben ik minder te spreken; met dat genre had ik niet zoveel affiniteit. Ik ben een melodist, zeggen de mensen met wie ik werk. Of het nu gospel, rock of ballades zijn, alles waarbij de melodie belangrijker is dan de beat kan ik me eigen maken. In de jaren negentig kreeg mijn carrière een nieuwe impuls door de Turalura-cd’s. Al die popsterren die mij coverden, brachten mijn muziek bij een nieuw publiek. Dat is eigenlijk nog steeds aan de gang. Ik nam onlangs een nummer op met Triggerfinger, en Helmut Lotti bracht net een prachtige interpretatie uit van Hoop doet leven.

Wat schenkt u het meeste voldoening? Optreden of componeren?

Tura: Dat zijn twee aparte werelden, en tegelijk hangen ze samen. Optreden is het publiek rechtstreeks bereiken, het letterlijk in de ogen kijken, en dat is uiteraard fantastisch. Componeren is innerlijk plezier vinden in het maken van iets origineels, van een melodie die wérkt.

Een interessante compositie maakt optreden extra prettig. Mijn muzikanten en ik vinden niet alleen veel plezier in het spelen van, maar ook mét de muziek. We vragen ons vaak af hoe we een nummer die dag zullen brengen, in gospelstijl of eerder jazzy? Als het publiek van je nummers houdt, dan krijg je veel vrijheid voor je vertolkingen. Artiesten die hun eigen hits niet willen brengen, zal ik nooit begrijpen.

U staat erom bekend dat u erg gul bent voor uw fans. Ook de laatste handtekeningenjager wordt niet ontgoocheld.

Tura: Vroeger werd daarmee gelachen: ‘Zie, Tura is weer handtekeningen aan het zetten.’ Maar een publiek moet je eren, vind ik. Door de fans krijg ik de kans om op dat podium te staan en daar ben ik hen oprecht dankbaar voor. Als ik iemand blij kan maken met een handtekening of een foto, doe ik dat graag. Zoveel moeite kost dat niet.

Als Bruce Springsteen, Paul McCartney of U2 komen optreden, weet je dat je daar als fan nooit bij geraakt, want die artiesten kunnen onmogelijk 20.000 handtekeningen zetten. Het leuke aan artiest zijn in Vlaanderen, is dat wij wel rechtstreeks contact hebben met de fans.

Waarom hebt u het nooit in het buitenland geprobeerd?

Tura: Er was interesse vanuit Engeland, maar ik moest verhuizen en alles achterlaten wat ik in Vlaanderen opgebouwd had. Dat risico vond ik te groot. Bovendien kan ik mij in het Vlaams beter uitdrukken en meer emotie in mijn zangstem leggen. Als ik die handicaps had overwonnen, zat een internationale carrière er zeker in, maar ik heb geen spijt van mijn keuzes. Hier zit een tevreden man.

Zo komt er volgend jaar een nieuw album uit. Het wordt een typische Will Tura-plaat: een mix van genres die alle kanten uitspringt. Ik heb mij opnieuw enorm geamuseerd.

Is er een nummer uit uw oeuvre waar u bijzonder trots op bent?

Tura:Hoop doet leven zit goed in elkaar en past perfect bij mij als zanger: rock met een pakkende melodie. Maar stel me die vraag binnen een uur opnieuw en ik geef waarschijnlijk een ander antwoord. Ik heb er zoveel geschreven.

Sandy Blanckaert (dochter en manager): Voor mij is Het kan niet zijn een van de strafste nummers die mijn pa gemaakt heeft. Dat lied zou een wereldhit moeten zijn. Pa zingt het in ieder geval alsof het er een is: vol overgave en gevoel.

Is er veel verschil tussen Will Tura en Arthur Blanckaert (Tura’s echte naam, nvdr.)?

Blanckaert: Wanneer hij zich op het podium verliest in de muziek: dat is mijn pa ten voeten uit. In televisie-interviews vind ik hem te gepolijst en gespannen. Uit onzekerheid begint hij dan haast een typetje te spelen. Dat is jammer: de grappige, warme Arthur Blanckaert die ik ken, komt dan niet uit de verf. Maar we gaan hem op zijn 75e niet meer veranderen, zeker? Nu ja, bij mijn pa weet je maar nooit. Aan niets merk je hoe oud hij is. Ik hoop dat het erfelijk is. (lacht) Veel mensen vragen hoe hij zo vitaal blijft, maar er bestaat geen magische formule: mijn pa is heel gedisciplineerd in al wat hij doet, en gaat bijvoorbeeld nog elke dag joggen. Hij geniet van zijn job, misschien is dat de verklaring. Met muziek bezig zijn, voelt voor hem niet als werken.

Hij heeft nochtans hard gewerkt in zijn leven. Tienduizend optredens, jaren aan een stuk en zonder pauze. Hij zal minder gaan optreden, want op zijn 75e wil hij niet meer dat zijn agenda eivol zit. Maar de fans moeten niet ongerust zijn, want helemaal stoppen zal hij nooit. Dat hoeft ook niet, de stem is perfect in orde. Maar als je op zijn leeftijd nog gezond bent, moet je dat als een geschenk zien en zo veel mogelijk van het leven profiteren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content