Johan Van Overtveldt (N-VA)

Laatste kans voor falende Europese leiders

Johan Van Overtveldt (N-VA) Europarlementslid, voormalig minister van Financiën en ex-hoofdredacteur Trends en Knack.

Na twee jaar sukkelen en prutsen staan de Europese leiders voor een hopeloos zware taak. Minstens zeven zware problemen moeten tegelijkertijdén oordeelkundig aangepakt worden.

“Als er zondag geen duidelijke oplossing is, wacht ons een catastrofe”, zo deelde de Franse president Nicolas Sarkozy volgens diverse Franse kranten afgelopen woensdag mee aan een groep van Franse parlementariërs. Daarmee plaatst Sarkozy zich nadrukkelijk op één lijn met al diegenen die de top van 23 oktober uitriepen tot de top van de laatste kans voor de euroleiders. Mislukken ze eens te meer, dan verwordt de crisis tot een euro-armageddon.

Onenigheid blijft angstaanjagend groot
Goed 24 uur na de boude uitspraak van de Franse persident kwam het bericht dat er na de aangekondigde top van zondag 23 oktober onmiddellijk een nieuwe top zou volgen op woensdag 26 oktober. Ook de vergadering van vrijdag tussen de ministers van de Financiën van de eurogroep bracht geen soelaas. De onenigheid, op de eerste plaats tussen Berlijn en Parijs, blijft angstaanjagend groot. Als de euroleiders de catastrofe waar Sarkozy voor vreest, willen afwentelen moeten ze op zeven uitdagingen in de komende drie dagen een afdoende antwoord op tafel toveren.

PROBLEEM 1: GRIEKENLAND
De onrust in het land neemt steeds meer gewelddadige en anarchistische vormen aan. Griekenland zinkt alsmaar dieper weg in een heuse depressie met een economie die krimpt aan minstens 8% op jaarbasis. De werkloosheid ligt reeds rond de 20% en de begrotingstoestand is al geruime tijd out of control. De overheidschuld beloopt 180% van het BBP en stijgt snel verder.

De internationale competitiviteit van het Grieks bedrijfsleven zit compleet uit koers zodat ook de internationale handel geen soelaas kan bieden. Een default a rato van 50% is onvermijdelijk maar zal nauwelijks zoden aan de dijk zetten omdat de rentelasten die alzo verdwijnen niet meer dan 3% van het BBP uitmaken en het begrotingstekort allicht nog boven de 10% van het BBP uitkomt. Griekenland raakt enkel uit de alsmaar penibelere situatie indien het land de eurozone verlaat en terugkeert naar een eigen munt. Zeker, deze optie is maatschappelijk en economisch ook erg kostelijk maar biedt op termijn tenminste terug perspectief aan de Grieken.

PROBLEEM 2: PORTUGAL
Het ziet er op dit moment nog een stuk minder dramatisch uit maar Portugal gaat de weg van Griekenland op. Volgens de jongste gegevens krimpt de economie met 5% op jaarbasis. Naar aanleiding van hun jongste bezoek dienden de vertegenwoordigers van de troika (Europese Commissie, Europese Centrale Bank en Internationaal Muntfonds) vast te stellen dat het land haar begrotingsdoelstellingen niet haalt. Net zoals Griekenland komt Portugal steeds nadrukkelijker in de greep van een vicieuze cirkel: besparingen en belastingsverhogingen doorgevoerd om het gapende gat in de begroting te dichten, maken de recessie op korte termijn dieper waardoor de begrotingstekorten toch verder oplopen.

Wederom in parallel met de Griekse situatie kampt ook het Portugese bedrijfsleven met een zwaar internationaal competitiviteitsprobleem. De regering van premier Passos Coelho wou dit probleem te lijf gaan met een “fiscale devaluatie”, zijnde een drastische verlaging van de loonkosten via een forse korting op de sociale zekerheidsbijdragen te betalen door de ondernemingen. Door de druk van de escalerende begrotingstekorten staat deze fiscale devaluatie niet langer op de agenda. Ook Portugal komt steeds dichter bij het moment dat een uitstap uit de eurozone nog de enige realistische optie uitmaakt.

PROBLEEM 3: DE EUROPESE BANKEN
Willem Buiter, de hoofdeconoom van Citigroup en één van de meest gerespecteerde macro-economen van zijn generatie, overdrijft wanneer hij stelt dat alle Europese banken failliet zijn. Maar zijn overdrijving is veel minder groot dan de overdrijving van zij die stellen dat het Europees bankwezen gezond is. De bankportefeuilles blijven te rijkelijk gevuld met activa waar serieuze verliezen op zullen moeten afgeschreven worden. Deze verliesposten betreffen bovendien zeker niet alleen minwaarden welke mogelijkerwijze zullen moeten genoteerd worden op de overheidsschuld van eurolanden in zware moeilijkheden.

Het geval Dexia is echt geen unicum binnen het Europees bankwezen, integendeel zelfs. De behoeften aan bijkomend kapitaal voor het geheel van de Europese banken variëren tussen 80 en 370 miljard euro. Die 80 miljard euro komt van de EBA (European Bank Authority) die drie maanden terug de bijkomende kapitaalbehoeften nog op … 2,5 miljard euro inschatte. Aan het nieuwe cijfer dat dit EBA naar voren schuift, wordt dus best geen enkel geloof gehecht, wat de markten ook doen. De 200 miljard euro waar het IMF op uit komt, vormt allicht de beste leidraad bij het inschatten van de kapitaalbehoeften van de Europese banken.

Eén element van de felle discussie tussen Parijs en Berlijn betreft de vraag of de herkapitalisering van de banken op nationaal dan wel Europees vlak dient te gebeuren. Uiteraard bepleit Frankrijk de Europese optie: indien Parijs zelf de herkapitalisering van haar banken moet volbrengen dan verliest het land gegarandeerd zijn AAA-rating. Het wantrouwen van de markten ten aanzien van Frankrijk is nu al substantieel. Duitsland wil dat elk land zijn eigen bankboontjes dopt.

PROBLEEM 4: HET EUROPEES STABILITEITSFONDS
Het EFSF beschikt vandaag op papier over 440 miljard euro. In de realiteit is dit echter maar 280 miljard euro omwille van de engagementen reeds genomen ten aanzien van Griekenland, Ierland en Portugal. Met dit kapitaal staat het EFSF behoorlijk machteloos om haar drieledige taak op te nemen, namellijk bijdragen aan de herkapitalisering van banken, papier opkopen van landen met financieringsmoeilijkheden en directe kredietlijnen verstrekken aan landen die in problemen komen.

De tweede grote discussie tussen Berlijn en Parijs gaat over de manier waarop de financiële slagkracht van het EFSF kan aangedikt worden. De Franse regering, gesteund door onze regering, wil dat de ECB massaal kredieten verleent aan het EFSF. Het gaat dan om minstens 1000 miljard. Berlijn en de ECB zijn hier visceraal tegen en terecht. Het is inderdaad niet met vers gedrukt geld dat men op een geloofwaardige manier de solvabiliteit van bankinstellingen kan herstellen of de financiële noden van landen kan lenigen. Bovendien zou het lichten van deze optie meteen maken dat in landen als Italië, Spanje en Frankrijk (en allicht ook België) de druk van de ketel gaat om de noodzakelijke besparingen door te voeren.

Een andere manier om de slagkracht van het EFSF op te vijzelen, betreft de organisatie van een verzekeringsmechanisme ten voordele van landen met financieringsproblemen, een optie waar Duitsland naar neigt. Diverse voorstellen circuleren hieromtrent. Zij hebben alle gemeen dat finaal de eurolidstaten (gezamenlijk of prorata) de aangegane verbintenissen moeten garanderen om tot geloofwaardige verzekering te komen. Hierdoor dikt potentieel hun reeds hoge overheidsschuld verder aan waardoor de geloofwaardigheid van hun garantie vermindert (en dus de armslag van het stabilistaiefonds terug verminderd wordt). Op termijn zijn de diverse verzekeringsverhaaltjes dan ook niets meer dan goed uitgedachte maar hoogst ineffectieve hersenspinsels.

PROBLEEM 5: DE OPENBARE FINANCIEN
Vooral als gevolg van de kosten van de vergrijzing fietsen alle lidstaten van de eurozone, net zoals bijvoorbeeld ook de Verenigde Staten en Engeland, met hun huidig beleid naar schuldratios die absoluut onrealistisch zijn. Wat de situatie binnen de eurozone problematischer maakt dan die in de twee net genoemde landen is de kaduke institutionele structuur van de eurozone (zie punt 7).

Volgens recente berekingen van de researchafdeling van de Bank voor Internationale Betalingen komen alle eurolidstaten tegen 2040 uit op een overheidsschuld die zich ergens in de vork van 300% tot 600% van het BBP situeert. Veel van het wantrouwen dat de financiële markten vandaag tegenover de eurolanden laten blijken, heeft heel met dit benauwend perspectief te maken en vooral met het kennelijk politiek onvermogen om daar iets aan te doen. Om de crisis in de eurozone opgelost te krijgen, dienen alle lidstaten zo snel mogelijk te komen met geloofwaardige plannen inzake de afremming van de belangrijkste uitgavencategorieën zoals de kost van de ambtenarij, pensioenen en gezondheidszorg. Eurolidstaten zouden best ook duidelijk de these onderschrijven dat er echt geen soelaas meer te verwachten valt van bijkomende verhoging van de belastingsdruk (wat niet uitsluit dat er verschuivingen binnen het bestaande belastingsregime kunnen overwogen worden).

PROBLEEM 6: ECONOMISCHE GROEI
De toestand van de publieke financiën, en de crisis binnen de eurozone in het algemeen, zal enkel kunnen overwonnen worden als er binnen de eurozone terug een meer uitgesproken groei-élan tot stand komt. Daartoe dringen zich maatregelen op als selectieve belastingsverhogingen (onder meer. om onderzoek en ontwikkeling te stimuleren en minder geschoolden aan het werk te krijgen), maatregelen om in een aantal markten, zoals in vele landen de sectoren energie en telecommunicatie, tot betere marktwerking te komen en zeker ook significante deregulering van de arbeidsmarkten.

De financiële markten zijn zich erg goed bewust van de noodzaak aan groei om de huidige crisis te boven te komen. Geloofwaardige groeibevorderende maatregelen zullen dan ook helpen het vertrouwen van de markten te herwinnen. Willen landen als Spanje en Italië weg uit de crisisklauw dan zullen ze niet enkel hun openbare financiën onder controle moeten krijgen maar vooral ook terug stevige groeiperspectieven moeten kunnen voorleggen.

PROBLEEM 7: POLITIEKE UNIE
De voorbije jaren heeft iedereen die deze crisis zelfs maar van ver volgde duidelijk geleerd dat we met de monetaire er nooit helemaal zullen uit raken als we niet tot een waarachtige politieke unie tussen de betrokken lidstaten komen. Hopelijk wikkelen de politici, zoals ze in het Europees verleden al te vaak deden met als gevolg grote én groeiende publieke argwaan tegen alles wat uit Europa komt, er deze keer niet te veel doekjes om. Een politieke unie betekent onder meer dat inzake sociaal-economische en financiële beleidsvoering elk van de betrokken lidstaten de souvereiniteit zoals men die vandaag kent zal verliezen. Punt aan de lijn. Wie dit gegeven weigert te aanvaarden, spreekt meteen zijn veto uit tegen de eenheidsmunt. Europese semesters, six packs: het klinkt mooi maar het schiet allemaal hopeloos tekort in functie van wat echt vereist is.

Uiteraard maak je een politieke unie niet in één, twee, drie. Daar is, zelfs met alles wat er nu al binnen de Europese Unie bestaat, tijd voor nodig. Over die tijd beschikken de Europese leiders echter nauwelijks nog. Deze zware handicap heeft alles te maken met het geknoei van de voorbije twee jaar. Qua geloofwaardigheid naar het publiek en naar de markten toe zakte de temperatuur voor de euroleiders tot ver onder nul.

Vandaar dat steeds meer de vraag rijst of euroland haar eigen crisis nog wel aankan. Om te vermijden dat, bijvoorbeeld, meer doortastende IMF-interventies, geschraagd met reële spaargelden (en niet met meer overheidsschuld en/of vers gedrukt geld), noodzakelijk worden om de wereldwijde gevolgen van het eurodebacle in te dijken, slaan de euroleiders de komende dagen best spijkers met koppen op elk van de de hierboven opgesomde punten. We blijven optimistisch maar vrezen eens te meer door deze generatie van eurotenoren teleurgesteld te zullen worden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content