Volatiele beurzen: ligt de oorzaak bij de beleggers?

© Getty Images/iStockphoto

Ons brein is er niet op voorzien om efficiënt om te gaan met de volatiliteit van de markten – mogelijk is het er zelfs de oorzaak van. De klassieke theorie stelt dat de koersen de fundamentele waarde van effecten weerspiegelen, maar geeft geen sluitende verklaring voor extreme schommelingen op de wereldwijde beurzen. Die reageren overdreven fel op economische ups en downs. Is dat onze schuld?

Tussen euforie en doemdenken

De beurzen hebben de neiging om economische verschijnselen te versterken. Wanneer het goed gaat, blaken beleggers van vertrouwen. Ze negeren de risico’s die ze nemen en gaan uit van eeuwige groei: een staat van euforie. Duidelijke voorbeelden daarvan zijn de boom van technologieaandelen in de late jaren negentig en de Amerikaanse vastgoedmarkt begin deze eeuw.

Van tijd tot tijd zet risicoaversie beleggers dan weer aan tot buitensporige reacties op elke mogelijke bedreiging. Zo onderging de belangrijkste Amerikaanse index, de S&P 500, de voorbije vijftig jaar gemiddeld elke achttien maanden een correctie (een daling met meer dan 10%). De economische cycli, daarentegen, duren veel langer – zowat elke acht tot tien jaar doet zich een crisis of recessie voor.

Wanneer de conjunctuur effectief verslechtert, overheerst op de markten het doemdenken. Van oktober 2007 tot maart 2009 verloren de grote beursindexen bijvoorbeeld meer dan de helft van hun waarde door de Grote Recessie. Ter vergelijking, het bbp (bruto binnenlands product) van de westerse economieën kromp in 2009 met slechts 3,4%1, terwijl de opkomende landen gestaag bleven groeien2.

De daling gaat doorgaans erg snel vanwege de risicoaversie en de neiging van beleggers om hun verliezen samen te tellen en hun winsten afzonderlijk te bekijken. Door winsten gespreid in de tijd te beschouwen, kan het brein er maximaal van genieten, terwijl het gebundelde verliezen als minder pijnlijk ervaart. Wanneer de beurzen dalen, genereert dat echter een ontwrichtende stroom van verkooporders, die de daling verder uitdiept. Dat gedrag van beleggers heeft te maken met een fenomeen dat econoom Richard Thaler ‘mentaal boekhouden’3 heeft gedoopt. Die segmentering in ons brein zorgt er ook voor dat we het geld van ‘extraatjes’ (loterijwinst, geschenken,…) anders uitgeven dan gewone inkomsten (ons loon bijvoorbeeld)4. Of dat we anders beleggen in twee portefeuilles die we mentaal categoriseren als ‘speculatief’ en ‘veilig’.

Volatiele beurzen: ligt de oorzaak bij de beleggers?

De markten slaan op hol

De omvang van een beursdaling is vaak groter dan de economische realiteit rechtvaardigt, en dit als gevolg van kuddegedrag. Hoe dieper de koersen zakken, hoe meer beleggers verkopen. Na de crash van 19 oktober 1987, waarin Wall Street op één beursdag meer dan 20% beurswaarde in rook zag opgaan, hield de invloedrijke econoom Robert Shiller een grootschalige enquête onder beleggers.

Daaruit bleek onder meer dat er geen rechtstreekse aanleiding was voor de verkoopgolf. De voornaamste verklaring schuilt in het feit dat de beurs de drie voorgaande dagen was teruggevallen in een gespannen sfeer vanwege een renteverhoging.

Op zwarte maandag versnelde de daling en mondde ze uit in pure paniek. Na die crash introduceerden de beurzen mechanismen om de handel op te schorten wanneer de koersen te sterk schommelen.

1Internationaal Monetair Fonds (IMF); data mapper.

2Zie het artikel ‘2008, een emotionele crisis!’ in dit dossier over ‘De psychologie van de belegger’ in samenwerking met Beobank.

3Het proces waarmee mensen economische resultaten indelen en beoordelen door er een (mentale) transactiewaarde aan toe te kennen.

4Richard H. Thaler; Mental accounting and consumer choice; 1985.