Klassiek: Musica Antiqua Festival feestelijk geopend (* * *)

Het MA festival opende feestelijk met werk van Caldara en Haendel. Als het op induk maken aankomt, zal Haendel altijd winnen.

Gehoord in het Concertgebouw in Brugge op 5/8: openingsconcert van het MA festival Brugge: “Dixit Dominus”

De affiche schreeuwde Haendel, maar eerlijk gezegd was het voor Caldara dat ik de tocht naar Brugge ondernam. De Venetiaan Antonio Caldara (ca.1670 – 1736) kwam vijftien jaar geleden voor het eerst écht onder de aandacht met René Jacobs indrukwekkende opname van het oratorium Maddalena ai piedi di Cristo. Sindsdien heeft Caldara in mijn hart een plekje verworven, en is er plaats voor méér. Caldara wordt blijkbaar nu ook meer en meer in de concertzaal gespeeld, wat een goede zaak is. De man schreef een immens oeuvre bij elkaar, in alle mogelijke genres – opera, cantate, oratorium, instrumentale muziek – en van de betere kwaliteit. Hij had eigenlijk net zoveel troeven als zijn tijdgenoot Haendel, behalve dan dat Haendel altijd net iets beter in de markt heeft gelegen.

Aan die marktwaarde is in de 21ste eeuw weinig of niets veranderd. Concertorganisatoren weten nog altijd dat Haendel een publiekstrekker is, en al zeker met enkele meesterwerken op de kaart. De bijen komen vanzelf naar de honingpot. Is Caldara hier wel tegen opgewassen? Nauwelijks, alvast binnen de context van dit programma dat kaderde in een reconstructie van I Vespri Carmelitani. Zowel de jonge Haendel als de acht jaar oudere Caldara schreven in de korte periode dat zij in Rome werkten (omstreeks 1710), religieuze muziek voor de vesperdienst van de karmelieten in Rome. Zij schreven daarvoor antifonen, naast motetten en psalmen voor soli, koor en orkest. En daaruit werd voor het MA festival in Brugge een greep gedaan. Van Haendel kregen we zijn virtuoze psalm Dixit Dominus te horen, zijn serene Salve Regina en het motet Saeviat tellus inter rigores. Van Caldara weerklonken de antifonen Haec est Regina Virginum/Te decus Virgineum en de psalm Laetatus sum. Haendel kreeg zoals verwacht het meeste applaus. Voor een stuk lag dat aan de uitvoerders, die meer overtuigden in Haendel dan in Caldara.

Voor de uitvoering tekenden koor en orkest van de Academia Montis Regalis o.l.v. Alessandro de Marchi, en vijf solisten. De opstelling was ontdubbeld: met in het midden twee klavecimbels, twee theorbes, 3 gamba’s, een harp, twee hobo’s en een dulciaan, en achteraan rechtopstaand de violisten. Links en rechts stond het koor gesplitst opgesteld. De Marchi is een aparte verschijning: graatmager, met de trotse houding van een toreador en de verfijnde, ingehouden gestiek van een poppenspeler. Hij is allesbehalve de grote maatslager, eerder een fijnproever in zijn vak. Hij gesticuleert minder suggestief, aansporend, vurig dan dirigenten als Jacobs, Gardiner of Minkowski die op ieder detail ingaan en de dramatiek daardoor behoorlijk versterken. De Marchi ging meer voor een totaalbeeld, een totaalklank, waarbij ikzelf, af en toe, het geeuwen niet kon laten. Ik miste de kleuren en de vurigheid die de piepjonge Haendel in Rome kenmerken. Het niveau van het koor was nochtans hoog, en ook in het orkest zaten muzikanten van goeden huize.

Bij de zangers was het niveau ongelijk. De mannelijke flank viel eigenlijk tegen. Tenor Markus Brutcher en bariton Antonio Abete moesten maar een paar keer een zinnetje zingen. Ondankbaar, maar niet onmisbaar. Brutscher leek me erg nerveus, Abete geraakte begrijpelijkerwijze niet op toerental. Contratenor Martin Oro had wel voldoende te doen, bewees zijn kwaliteiten ook in Caldara, maar speelde qua tempi te vaak op veilig. De sopranen Roberta Invernizzi en de Amerikaanse Robin Johannsen waren andere koek. Zij staken elkaar qua niveau naar de kroon, precies zoals het hoorde aan het begin van de 18e eeuw in Italië waar opera het meest geliefde genre was. Johannsen bewees zichzelf in virtuositeit, energie, wendbaarheid, en uithoudingsvermogen – ze nam 2/3 van het vocale geweld voor haar rekening – en Invernizzi kreeg de zaal muisstil in een hoogst geraffineerde, expressieve en precieuze vertolking van Haendels Salve Regina. Zij deed de enkele minpunten van dit concert weer vergeten.

Blijft de twijfel omtrent de locatie. Heel begrijpelijk dat dit concert in het Concertgebouw plaatsvond. Veel stoelen, veel betalende bezoekers, en dus veel inkomsten. Maar een vesperdienst met een Gregoriaanse aanhef en – slotnoot en een aaneenrijging van religieuze parels, komt nog altijd het best tot zijn recht in een kerk. Ik ben er bijna zeker van dat in dat geval aan Caldara ook meer recht zou gedaan zijn. Maar, zoals gezegd, alle begrip voor de keuze.

Greet Van ’t veld

www.mafestival.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content