Klassiek: De dichteres spreekt (* * )

Het debuutrecital van Gunilla Süssmann toonde een sensibele persoonlijkheid.

Gehoord op 9 oktober in deSingel

Een 33-jarige pianiste met de naam Gunilla Süssmann. De naam zei me niets, maar haar Noorse afkomst fascineerde mij. En daarom wilde ik onder geen beding haar debuutrecital in de Singel missen. Noren hebben iets met het licht, of beter gezegd, met het gebrek of de nood eraan. Het verklaart, zo geloof ik graag, de wondere klankenwereld van die andere ‘grote’ mijnheer uit Noorwegen, Leif Ove Andsnes. Net als Gunilla Süssmann onttrekt hij muziek aan de stilte. Vertrekken vanuit de stilte en respect tonen voor de stilte tussen de noten, creëert een weldadige rust en ruimte voor reflectie.

Ik ga Gunilla Süssmann niet met Andsnes vergelijken. Het zou onrechtvaardig zijn wie dan ook af te meten aan de grootste pianist van het ogenblik, maar haar gevoelige natuur is een feit en de veruiterlijking ervan opvallend. Naar verluidt bezit ze de zeldzame gave van synesthesie, waardoor ze kleuren ziet wanneer ze muziek speelt. Kleur was er in overvloed in een verstandelijk opgebouwd programma. Ze speelde Schumanns Kinderszenen op.15, gevolgd door Brahms’ Schumann-Variationen in fis op.9 en Mendelssohns Variations sérieuses in d op.54. Na de pauze kwam het onsterfelijk mooie Kreisleriana op.16 van Schumann.

In de Kinderszenen haalt Schumann herinneringen uit zijn kindertijd naar boven. Het zijn aforismen, flarden, glimlachjes. Süssmann nam deze Spielerei ernstig, fast zu ernst, maar haar filosofische aanpak waarbij ze iedere herinnering koestert als een kwetsbaar vogeltje hield de aandacht wel vast. De rubati, het uitrekken van het tempo, het fijn-proeven van de kleuren, het uiterst dromerige, je neemt het er graag bij. Als de dichteres spreekt, wie spreekt haar tegen?

Wat meer stoorde waren het veelvuldige pedaalgebruik waardoor kleuren soms modderig gingen klinken, en technische onzuiverheden in de snelle passages. Speelden de zenuwen of was deze mooie vleugelpiano misschien net iets te zwaar voor haar frêle polsen en vingers? Ik vermoed het laatste, want het was merkwaardig hoe er van haar opvatting over kleur en expressie niets overbleef in de virtuoze passages.

Gunilla Süssmann is geen virtuoze in de strikte zin van het woord. Haar sportieve frisse looks hebben iets bedrieglijks, maar ze is geen podiumbeest, geen stoer-doener en al zeker geen adrenalinebom. Haar carrière situeert zich overigens hoofdzakelijk in kamermuzieksferen (o.a. met sopraan Solveig Kringelborn en celliste TanjaTetzlaff). Vandaar dat haar keuze voor variatiereeksen waarin per definitie virtuoze en lyrische passages tegen elkaar worden uitgespeeld, vragen oproept. In Brahms’ Schumann-variaties, zijn de zgn. Kreisler-variaties bijzonder pittig materiaal, tegenover de meer tedere, introverte Brahms-variaties. Ook hier veel nadruk op kleur, op stilte, op een zeer matige dynamiek, maar te weinig aandacht voor de klare lijn. De jonge Brahms – slechts twintig – schreef aan deze partituur in het jaar dat Robert Schumann zelfmoord pleegde, 1854. De melancholie en het verdriet zaten onmiskenbaar in haar vertolking, maar de mentale schok, de boosheid, de lelijkheid zeg maar, kwam niet uit de verf.

Voor zijn eerste en zeer geslaagde poging tot het schrijven van variatietechnieken vond Brahms inspiratie in de Variations sérieuses van Mendelssohn. En het was Clara Schumann die deze variaties heel haar leven speelde. (Süssmann kent zeker wat van programma-opbouw!) Deze variaties zijn zeer klassiek opgevat, naar Beethovens voorbeeld. Süssmann bouwt de dynamiek heel rustig op, met zelden een uithaal. Pas naar het einde toe komt er meer bravoure en brillantine aan te pas. Het beginthema mocht net wat meer profiel gehad hebben. Soms speelt Süssmann immers té poezelig, te veel binnensmonds murmelend, en na een tijd werkt dat ongewervelde op de zenuwen. Ze werkt hard op klankschoonheid en warme sonoriteit maar dat gaat helaas weleens ten koste van de melodische lijn en de flow van een werk.

Na de pauze dacht ik: en nu komt het. Kreisleriana! Nu gaat ze van katoen geven, maar het bleef wollig. Kreisleriana schreef Schumann vlak na de Kinderszenen, maar dit werd een indrukwekkend monument in de categorie romantische pianomuziek. Schumann droeg het op aan zijn grote voorbeeld Chopin en aan zijn geliefde Clara. Op Noorse wijze geserveerd viel dit meesterwerk echter wat platjes uit. Kreisleriana heeft momenten van bezetenheid, door de liefde bezeten, demonisch bijna. Süssmann houdt de dynamiek echter te vaak klein en vriendelijk. Komt daarbij dat dit voor haar technisch te hoog gegrepen was, en dat weet ze zelf vast ook wel.

Deze sensibele pianiste krijgt van mij allerespijt en respect, want ze is consequent in wat ze doet, heeft veel mogelijkheden en is integer. Ik denk wel dat ze beter zou aarden in muziek die uit kleur is opgetrokken: Scriabin (reeds op cd), Debussy, Ravel,… Ze is in staat een publiek te boeien, ook dat staat vast. Maar het Singel-publiek is dan ook een uitzonderlijk aandachtig, dankbaar en geduldig publiek. Ik hoop dat haar zaalkeuze in de toekomst even ‘verstandelijk’ overwogen is als haar programmakeuze. In Bozar zou dit breekbare juweel ongenadig weggehoest worden.

Greet Van ’t veld

www.gunillasussmann.no

www.desingel.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content