Rudi Rotthier

Karachi

Karachi is, en dat wil iets zeggen in Pakistan, een onzekere stad.

De busrit tussen Islamabad en Karachi duurt 24 uur. In dat etmaal volgt de reiziger globaal de recent zo vermaledijde Indusrivier. Als je de rivier al ziet, is hij terug binnen de oevers getreden. Sporadisch is het asfalt van de weg gespoeld. Wat je in essentie van de overstroming merkt, zijn de gestaag neergepote tentenkampen. En aan het raakpunt tussen weg en tentenkampen: enkele paupers die de passanten om aalmoezen vragen. Passagiers geven de snacks weg die de busmaatschappij om de paar uur laat ronddelen: gezouten chips en vanillekoekjes.

Na 24 uur belanden we in de buitenwijken van nachtelijk Karachi. Karachi is de metropool van Pakistan, in deze stad wonen er meer Pathanen dan om in het even welke stad, wonen er meer Pakistani’s dan in om het even welke stad, wonen er meer uit India gevluchte families dan in om het even welke stad, wonen er misschien zelfs meer Baluchi’s dan in om het even welke stad.

Karachi kun je bekijken als een breed uitgesmeerd multicultureel experiment aan de rand van de oceaan, meer seculier en meer speels dan het gestrenge noorden hoewel ook hier radicale Koranscholen zijn ingeplant.

Het is, en dat wil iets zeggen in Pakistan, een onzekere stad. Een stad met opflakkerend geweld, waar zelfs inwoners geen heldere kijk op hebben. Zijn het de etnische groepen die vechten, zijn het de politici of zijn het de criminelen? De drie categorieën zijn alle, zij het in verschillende mate, bij de meeste gewelddadige stadsconflicten aanwezig. De huidige golf van geweld (negen doden bij een vuurwisseling, tijdens een typische nacht) heeft misschien van dicht of van ver te maken met de moord op een leider van de machtige MQM partij (die de families die in 1947 uit India vluchtten, vertegenwoordigt). De leider woonde, uit veiligheidsoverwegingen, en omdat hij in Pakistan van allerlei misdaden werd beticht, in Londen, waar hij met messteken werd geveld.

Op de bus heb ik een luitenant van het leger leren kennen, die in Kashmir gekazerneerd is, en die op vakantie komt naar zijn geboortestad. Hij draagt twee wapens in zijn bagage, ten eerste, zegt hij, omdat hij militair is en militairen worden soms geviseerd (hij draagt geen uniform maar zijn snor en zijn houding zouden hem verraden), en ten tweede omdat hij Pathaan is in Karachi.

Zijn vader, die hem aan het busstation kom halen, voert me naar mijn hotel, en geeft me meteen levenslessen. ‘In principe is het een halfuur rijden van het busstation naar het centrum, maar wij rijden om – enkele wijken moet je zeker ’s nachts mijden.’

Politie- en legerblokkades houden ons hoe dan ook weg uit die wijken. Hij somt op waar ik wel mag komen. ‘In de rijkere buurt, Clifton, en in Zuid-Karachi. Daar waar je logeert zit je ook goed. Het hotel is behoorlijk beveiligd’.

Voelt hij zich als Pathaan bedreigd?
Hij heft de handdoek op die naast hem ligt en toont zijn pistool. ‘Ik ben voorbereid. En ik voel me niet als Pathaan bedreigd, maar als burger. Welmenende burgers zijn de dupe van een regime van bandieten, dacoits, of maffiabazen, die konkelfoezen met bepaalde politici. Die bandieten zijn de echte machthebbers van Karachi.’



Rudi Rotthier

Met dank aan Fonds Pascal Decroos



Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content