Johan Van Overtveldt (N-VA)

Iran en Rusland: professionele oliestokers

Johan Van Overtveldt (N-VA) Europarlementslid, voormalig minister van Financiën en ex-hoofdredacteur Trends en Knack.

Rusland en Iran hebben gemeen dat hun leiders er wel bij varen als internationale conflicten steeds opnieuw weer oplaaien.

De Nederlandse schrijver van Iraanse origine Kader Abdollah stelde gisteren in Reyers Laat bij Lieven Van Gils het Iraans ayatollah-regime gelijk aan de Afghaanse Taliban. Dat regime organiseert vandaag parlementaire verkiezingen die uitblinken door overbodigheid. De uitslag staat op voorhand vast en Iraniërs kunnen eigenlijk enkel door weg te blijven uit het stemhokje een proteststem laten horen (al zullen de cijfers over niet-stemmers gegarandeerd vervalst worden).

Enkele dagen later, nl. op zondag, krijgt een vergelijkbare stembusgang zijn beslag in Rusland. De vergelijking met Iran verdient wel onmiddellijk nuance in die zin dat er in Rusland wel degelijk kan gesproken worden van een reële en vocale oppositie. Maar over echte politieke slagkracht beschikt die oppositie (nog) niet zodat de uitslag van de Russische presidentsverkiezingen ook reeds heel duidelijk op voorhand vastligt. Het duo Putin-Medvedev gaat opnieuw van plaats verwisselen.

Rusland en Iran blinken dus, eufemistisch gezegd, niet uit door democratische excellentie. De twee landen hebben nog een ander element heel nadrukkelijk gemeenschappelijk. Het overleven van de regimes in Moskou en Teheran hangt sterk af van de olie-inkomsten (en, zeker in het geval van Rusland, ook van de aan de olie gekoppelde gasinkomsten). Rusland was in 2010 de grootste producent ter wereld van aardolie: met een aandeel van 13% gaat het net Saoedi Arabië (12%) vooraf. Iran pompte 5% van de wereldproductie op.

Qua reserves liggen de kaarten omgekeerd. Rusland beschikt over bewezen reserves gelijk aan 6% van de wereldreserves aan olie en Iran over 10%. Aan het productieritme van 2010 volstaan de Russische reserves nog voor 21 jaar, die van Iran voor 88 jaar. Dit erg grote verschil in relatieve voorraden zou er vanuit rationeel standpunt moeten toe leiden dat beide landen er een verschillende filosofie qua gewenst niveau van de olieprijs zouden moeten op nahouden. Rusland heeft er alle belang bij dat de olieprijs zo hoog mogelijk is. Het besef dat olie zich dan via besparingen en ontwikkeling van substituten uit de markt zal prijzen is nauwelijks een punt voor Putin &Co. Tegen het moment dat die ontwikkelingen zich echt bijtend gaan laten voelen, is Rusland toch sowieso door het merendeel van haar olievoorraden heen. Maximalisatie van de olieprijs op korte termijn behoort dan ook logischerwijze tot de belangrijkste doelstellingen van het Putin-regime.

Voor Iran ligt dat anders. Het belang van het land vereist een gematigde olieprijs zodanig dat Iran ook, pakweg, binnen 50 jaar haar massale olievoorraden nog kan slijten op de wereldmarkten. Het mag echter duidelijk zijn dat het ayatollah-regime weinig interesse heeft voor wat zich binnen 50 jaar gaat afspelen met Iran en haar olievoorraden. Dit regime wil hier en nu de middelen om zichzelf in stand te houden en haar politieke agenda uit te voeren. En dus schuift het regime van Teheran mee in de filosofie van zo hoog mogelijke olieprijzen op de korte termijn.

Het niveau van de olieprijs wordt bepaald door drie elementen: de verhouding tussen fysiek aanbod van olie en de fysieke vraag, het gedrag van investeerders en speculanten die olie als een beleggingsobject zien en (on)zekerheid over bevoorrading. Het eerste element lijkt ondanks alle poeha over speculatieve excessen nog altijd ruimschoots dominant ten aanzien van het tweede. Het derde element, nl. onzekerheid over de bevoorrading, speelt echter ook zwaar mee. Hoezeer dit het geval is, blijkt heel duidelijk telkens er internationaal een conflict vorm krijgt of dreigt vorm te krijgen. Zeker als die onrusthaard in het olierijke Midden Oosten gaan de olieprijzen steevast fors de hoogte in.

Bovengaande patronen in de evolutie van de olieprijs zijn de bewindvoerders in Moskou en Teheran zeker niet ontgaan. Zij handelen ook duidelijk overeenkomstig dat inzicht want zowel Rusland als Iran werpen zich de jongste tijd alsmaar duidelijker op als stoorzenders om tot oplossingen van internationale conflictsituaties te komen. Het eindeloos gebikkel over het Iraans nucleair programma heeft alvast één duidelijk gevolg, nl. dat het voortdurend opwaartse druk voor de olieprijs creëert. Iran heeft er dus geen enkel bij om tot een oplossing te komen. Even zo de situatie in Syrië. Rusland en Iran hebben er geen enkel belang bij zich verzoenend op te stellen in dat conflict. Zeker op de oliemarkten beseft men zeer goed dat een escalatie van het Syrisch conflict zonder twijfel zware gevolgen zou hebben voor … de olieprijs.

Terwijl niet-democratische regimes als die in Rusland en Iran er alle belang bij hebben om, strikt in hoofde van het belang van de beperkte elite, al het nodige te doen om de olieprijs hoog te houden, maakt diezelfde hoge olieprijs het voor de rest van de wereld ook een heel stuk moeilijker om uit het economisch dal te klimmen. Dictaturen hebben ook economisch ongewenste gevolgen.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content