Philippe Rogge

In de wolken, maar bij de les

Philippe Rogge Philippe Rogge is CEO van Microsoft België. Hij schrijft op geregelde tijdstippen opiniebijdragen voor Knack.be

Een tablet op school moet kunnen. Maar het mag daar niet bij blijven.

Het zou een iPad zijn die de leerlingen van een Blankenbergse school op 3 september in hun boekentas moesten meehebben. De school wilden hen bevrijden van kilo’s schoolboeken in de rugzak en ze meteen ook een doorgedreven kennismaking bieden met nieuwe technologie. Ook een school in Stabroek volgde in de voetsporen, weliswaar met een gewone tablet. Meer was er niet nodig om de terug-naar-school krantenkolommen uitgebreid te vullen met commentaar van voor- en tegenstanders. “Eindelijk”, zeiden de enen. “Te duur” vonden de anderen dan weer. Ze hebben alle twee een beetje gelijk, en wel hierom.

De computer is al een tijdje – schoorvoetend- ingeburgerd in het onderwijs. Taken worden online doorgestuurd en weer opgevraagd. Schoolmededelingen zijn te vinden op een al dan niet afgeschermd portaal. Maar daar stopt het zowat.

Er is niet zoveel veranderd in het onderwijs de laatste decennia. De leerkracht vooraan en de leerlingen dapper de woorden reproducerend in hun schriften. Leerkrachten die gelukkig net zo gedreven, enthousiast en bij tijd gebleven zijn als de besten die ik mij uit mijn eigen schooltijd herinner. Maar in een tijd waarin jongeren gemiddeld meer dan twee uur per dag op het internet doorbrengen, moeten onze kinderen de schooluren nog behoorlijk analoog doorbrengen.

Tijd voor verandering dus. Inderdaad, maar dan liefst wel op een doordachte en slimme manier. Leerboeken vervangen door een tablet, betekent alleen maar de informatiedrager veranderen; al de rest blijft hetzelfde. Even drukken op de wiskunde-app en je hebt 300 gram boek bespaard. De sommen blijven dezelfde als vanouds, en veel meer inzicht in technologie krijg je er echt wel niet mee. “Het is leuker”, zeggen de leerlingen. Ze hebben gelijk, want het sluit beter aan bij hun eigen thuiswereld. “….Maar ik mis toch wel mijn nota’s bij de cursus”

De digitale ontwikkeling betekent een opening voor de uitgeverijen van digitale boeken. Zij waren een jaar of vijf geleden voorzichtig gestart bij de introductie van de e-readers. Amazon verbaasde toen de wereld met een reader die je ook in het sterkste zonlicht kan lezen; zij het alleen maar boeken van het eigen huisformaat. Kindle blijft ook vandaag verbazen met de “Fire” van nauwelijks 160$.

Schitterend toch? Je moet het toestel wel zien als een louter doorgeefkanaal om e-boeken te verkopen. Zoals je het bord erbij krijgt als je een maaltijd bestelt in een restaurant.

De markt van de e-books bleef redelijk fragmentair tot de tablets eraan kwamen. Kranten en tijdschriften leidden de dans om op de tablet ook tekst te lezen. Meer borden geven ook ruimte om meer maaltijden aan te bieden. Om de markt nu al zoveel mogelijk binnen te halen, zitten alle uitgeverijen op scherp.

Momenteel is er in de VS een prijzenoorlog aan de gang tussen de belangrijkste e-boek aanbieders. Ze werden recent eerst door de overheid verplicht om hun lezers een procentueel bedrag terug te betalen omwille van de te hoge prijzen die eerder werden aangerekend. Nu zitten ze elkaar arglistig te beloeren en passen op enkele uren de prijzen van hun boeken aan elkaar aan.

Barnes&Nobles, iTunes, Amazon, en anderen zien immers een prachtige nieuwe markt openbloeien, nu gestreamde muziek de CD markt laat doodbloeden.

Er is nog een belangrijk doel voor de verbeten strijd die er woedt: de befaamde “lock-in”. Verschillende grote spelers gebruiken immers hun eigen proprietair systeem om de inhoud aan de man te brengen. Hetzij in het boekformaat, hetzij in de manier van aankoop. Vanaf het moment dat je een toestel aankoopt dat naar een van die ‘verplichte’ kanalen geleid wordt, word je vaak in een houdgreep gehouden als trouwe klant. Het is een factor om serieus rekening mee te houden wanneer je als school beslist om van een analoge naar een digitale drager over te stappen. Eenmaal de keuze gemaakt, zit je voor jaren vast aan een besturingssysteem en een hardware-merk.

In ons land mengen verschillende uitgeverijen zich nu voorzichtig op de digitale leerboekenmarkt met een voorlopig gratis aanbod voor de verschillende computerplatformen, waarin een dertigtal scholen geïnteresseerd zijn. ‘Volgend jaar moeten we dit wel in een business model kunnen gieten’, zegt Plantyn in Datanews, het IT-zusterblad van Knack. Ik ben ervan overtuigd dat volgend jaar de tabletmarkt inderdaad behoorlijk uitgebreid zal zijn. De vraag blijft of de leerlingen/studenten er baat bij hebben om een papieren bladzijde louter te vervangen door een scherm.

Belangrijker lijkt mij dat ze meteen ook een meer grondige kennis opdoen van de informatietechnologie. Estland lanceert dit jaar zijn ProgeTiiger project waarbij alle leerlingen vanaf 6 jaar leren programmeren. Zij beginnen met speelse, eenvoudige stapjes, maar het uiteindelijke doel is op termijn, om toepassingen te kunnen bouwen voor mobiel en internetgebruik.

Door programmeren mee op te nemen in het curriculum, worden een groter aantal jongeren niet alleen opgeleid tot mogelijke webontwikkelaars, zij krijgen meteen ook een extra portie wiskundige en logische kennis mee ingelepeld die nu eenmaal nodig zijn om programma’s te schrijven. Ikzelf ben op mijn 12 beginnen programmeren aan de keukentafel, en leerde op de harde manier dat een PC een domme machine blijft als je denk- of schrijffouten maakt in je code.

Minder verregaand dan Estland, maar heel effectief is het Luxemburgse lyceum Aline Mayrish. Daar krijgen de leerlingen in het eerste jaar van de humaniora een PC aan 50 euro per jaar, die ze zelf moeten onderhouden. De helpdesk wordt bemand door medeleerlingen. Alle lessen zijn PC gebaseerd, van Latijnse grammatica tot algebra. Tijdens de zes humaniorajaren worden de kinderen meteen ook vertrouwd gemaakt met de meest gangbare computerprogramma’s. Op die manier krijgen ze, na afstuderen, meteen ook een gratis toegangsticket voor de Europese school als ze dat wensen; zonder toegangsexamen. De Europese School in Brussel werkt volgens hetzelfde principe.

Het kan nog eenvoudiger en toch meer toekomstgericht. Meer en meer scholen beginnen op min of meer diepgaande manier te werken met cloudcomputing en zijn toepassingen. De Ecole Pratique des Hautes Etudes Commerciales in Brussel was een van de eerste in België om zijn 5.000+ studenten te laten werken en samenwerken via cloudtoepassingen. Zij maken en bewaren hun documenten in de cloud, werken online samen aan projecten en communiceren met elkaar via het internet. De EPHEC bespaart op die manier aan personeel, werkingsmiddelen en lokalen. De studenten op hun beurt leren niet alleen werken met de nieuwste middelen, maar zij werken ook samen op een hedendaagse manier: in virtuele verbanden, onafhankelijk van tijd en plaats. Ondertussen zijn ook verschillende hogescholen in Vlaanderen hetzelfde pad opgegaan.

Een tablet op school moet inderdaad kunnen. Maar het mag daar niet bij blijven. Alle hogeschoolstudenten zijn weer aan de slag; we zijn het hen verplicht om hen meer openingen op hun toekomst te geven dan alleen maar een trendy toestel. Kennis van de technologie die erachter zit, mogelijkheden om zelf de toepassingen van morgen te bouwen, en de kracht van de toepassingen gebruiken om dieper te gaan in de gekozen studie zijn even broodnodig als gewoon met een digitaal toestel kunnen omgaan. Die kennis en joboriëntatie zal op termijn niet alleen onze studenten heel wat meer opbrengen, maar ook ons land ten goede komen in de mondiale economie op langere termijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content