“Hopen dat het voorbeeld van de VRT navolging krijgt” (Katrien Schaubroeck)

Vrouwen zullen pas de gelijken van mannen zijn wanneer een onbekwame vrouw de top bereikt.

De beslissing van de VRT om voor enkele programma’s streefcijfers voor vrouwelijke en allochtone schermgezichten op te leggen, lijkt vooral positieve reacties op te roepen. Dat de openbare omroep zich een representatieve weergave van onze diverse samenleving tot doel stelt, en dat quota een eenvoudig middel zijn om dat doel te bereiken, wordt op instemming onthaald.

Er wordt weliswaar opgemerkt dat er zich praktische problemen stellen, en er is een enkeling die gewag maakt van mogelijke perverse effecten van de maatregel: vrouwen en allochtonen riskeren opgevoerd te worden omdat ze vrouw of allochtoon zijn, en niet omdat ze iets gepresteerd hebben dat mediawaardig is. Deze laatste bekommernis zou ook zelf een beetje pervers kunnen zijn: verraadt ze al niet het vermoeden dat er inderdaad te weinig (minder dan de vooropgestelde quota) vrouwen en allochtonen zouden zijn die media-aandacht verdienen? Of is de angst eerder dat programmamakers de mediawaardige vrouwen en allochtonen, hoewel ze er zijn, niet gaan vinden en zich dan maar tevreden zullen stellen met de eerste de beste vrouw of allochtoon die ze tegenkomen?

Maar ook in deze laatste mogelijkheid zie ik geen onoverkomelijk bezwaar tegen de invoering van minderhedenquota, want is ‘onverdiende aandacht’ ook niet iets dat de meerderheid (autochtonen en mannen in dit geval) soms te beurt valt? Het getuigt met andere woorden ofwel van onderschatting ofwel van naïviteit om te denken dat het risico op kwaliteits- of inhoudsverlies groter wordt wanneer men allochtonen en vrouwen meer aan bod laat komen – alsof alle mannen en autochtonen die te zien zijn op TV stuk voor stuk wel die aandacht echt verdienen. Ook voor TV-programma’s geldt wat voor topberoepen al vaak terecht is opgemerkt: vrouwen zullen pas de gelijken van mannen zijn wanneer een onbekwame vrouw de top bereikt.

Maar al bij al valt de beslissing van de VRT in goede aarde. Er zijn andere contexten waarin het voorstel om quota in te voeren op veel meer weerstand stuit. In de academische context met name wordt dat voorstel steevast op de volgende angstreactie onthaald: dat de invoering van quota bestuurders jammerlijk zou verplichten tot positieve discriminatie, wat vernederend zou zijn voor de begunstigde partij en onrechtvaardig voor de benadeelde partij.

Niet enkel mannen maar ook vrouwen aan de universiteit staan vaak weigerachtig tegenover het opleggen van een minimum aantal benoemingen van vrouwelijke professoren. Dergelijk quotum is er dan ook nog steeds niet. De Vlaamse universiteiten verkiezen subtielere maatregelen, zoals bijvoorbeeld de vereiste dat minstens één lid van een benoemingscommissie een vrouw moet zijn, een maatregel waarvan helaas al empirisch aangetoond is dat ze geen effect heeft: één vrouw in een groep van tien mannen (allerminst een uitzonderlijke samenstelling voor een groep universiteitsprofessoren) weegt nauwelijks op de beslissing, en zal er zich net vaak voor hoeden om protectionistisch of militant over te komen. Als de universiteitsbestuurders werkelijk overtuigd zijn dat de huidige ondervertegenwoordiging van vrouwen in het professorenkorps een probleem is, en als men werkelijk denkt dat een toename van vrouwelijke professoren nodig is, dan zou men het invoeren van quota beter ernstig overwegen. Ik ben het helemaal eens met de tegenstanders van quota dat in een rechtvaardige wereld enkel naar merites en relevante talenten wordt gekeken – maar ik betwijfel de vooronderstelling van deze critici dat positieve discriminatie een aanslag zou vormen op de normale gang van zaken. Beoordeling louter op basis van de prestaties die er toe doen, is uiterst zeldzaam in onze imperfecte wereld. Onbewuste voorkeuren en vooroordelen dragen erg vaak bij tot een partijdigheid die men, indien ze geëxpliciteerd werd, discriminerend zou noemen.

Om het cru te stellen: mannelijke onderzoekers worden al eeuwen lang positief gediscrimineerd: ze krijgen betere jobs, ze hebben een breder collegiaal netwerk, ze worden vaker uitgenodigd als gastspreker, ze rijven makkelijker onderzoeksbeurzen binnen, hun artikels worden sneller aanvaard … omdat ze man zijn. Niet alleen daarom natuurlijk, maar de op zich irrelevante eigenschap van mannelijkheid speelt vaak in hun voordeel. Dat is de enige verklaring voor tal van studies waarop ik de voorgaande sterke beweringen baseer en die uitwijzen dat vrouwen weggefilterd worden uit de academische ladder. En het is bovendien een heel aannemelijke, begrijpelijke verklaring: menselijke beslissingen (over welke kandidaat te benoemen, over welke spreker uit te nodigen, over welke onderzoeker te verlonen…) zijn nu eenmaal geen puur redelijke, logisch feilloze deducties. Menselijke beslissingen zijn troebel, beïnvloed door tal van omgevingsfactoren, verwachtingspatronen, impliciete veronderstellingen, culturele conventies, groepsdruk, en nog veel meer processen die uitgebreid door psychologen worden onderzocht. De invloed van psychologische wetten die bekend staan als ‘Implicit Bias’, ‘Stereotype Threat’ of ‘Similarity Preference’ valt nauwelijks te overwinnen (hoogstens te omzeilen), en men is in zekere zin daarom ook nergens schuldig aan wanneer men er zich door laat leiden bij het nemen van belangrijke beslissingen.

Maar het is grondig mis om het bestaan van dergelijke processen te ontkennen of te ridiculiseren, aangezien ze uitgebreid gedocumenteerd zijn, en aangezien het van hoogmoed getuigt om te denken dat zeer intelligente mensen niet aan dergelijke onbewuste en feitelijk on-redelijke mechanismes onderhevig zijn.

Wanneer ik de overwegend mannelijke bestuurders van onze universiteiten vraag om de invoering van quota ernstig te overwegen, dan is dat dus niet vanuit een vergeldingsgedachte (‘mannen zijn eeuwenlang gefavoriseerd geweest, nu is het aan de vrouwen’) maar vanuit de overtuiging dat, gegeven de complexiteit van menselijke beslissingsprocessen en de moeilijkheid om impliciete partijdigheid daarbij te overwinnen, de invoering van quota een eenvoudige, snelle en efficiënte oplossing is voor het probleem dat zoveel uitstekende vrouwelijke studenten (en die zijn al lang niet meer in de minderheid!) de onderzoekstop niet bereiken.

Als vrouwelijke postdoctorale onderzoeker en als filosofe (en dus behorend tot een minderheid in het kwadraat) riskeer ik uiteraard om van schaamteloze zelfpromotie beschuldigd te worden, maar meer dan in mijn eigen professionele toekomst ben ik oprecht geïnteresseerd in het gender-probleem aan de universiteit en in een discussie over mogelijke oplossingen. Overtuigd dat de invoering van quota de beste oplossing is, kan ik alleen maar hopen dat het voorbeeld van de VRT navolging krijgt.


Katrien Schaubroeck Postdoctoraal onderzoeker FWO-Vlaanderen Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, K.U.Leuven

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content