Sus van Elzen

Hong Kong, nog steeds uitkijktoren

Sus van Elzen Sus van Elzen is journalist en auteur

Welke kant de Chinese kunst uitgaat, dat zie je hier ook. In Hong Kong. Als je lang genoeg kijkt.

Wucius Wong, de schilder, had ik in 2002 al bezocht in zijn studio ergens in de hoogbouw van Hong Kong. Dit keer, in de drukte van de kunstbeurs Art HK 11, was de atmosfeer iets jachtiger. Wong kwam net uit een debat over het al dan niet dood zijn van de Chinese inkt-op-papier schilderkunst – het traditionele genre dat hij tracht te vernieuwen.

Wong is geboren in 1936 in Guangdong, China, en kwam naar Hong Kong toen hij twee jaar oud was. Hij groeide er op in een bi-culturele wereld die tegelijk westers en Chinees was. Hij, leerling van de inkt-op-papier-schilder Lu Shoukun, die zelf bezig was met het modernizeren van de traditionele Chinese schilderkunst, ging naar de VS, westerse kunst studeren. En dan terug naar China en weer naar Amerika, en Hong Kong. In Peking en de grote steden van China was de nieuwe hedendaagse kunst in opkomst, zij het discreet (en vaak via Hong Kong), toen Wong in een debat lieden deed opkijken door te vragen waarom niemand de rol van Hong Kong in de ontwikkeling van de Chinese hedendaagse kunst vermeldde. Wat voor een rol kon dat zijn?

Maar daar waren kunstenaars al lang bezig met de ontmoeting van Chinese en westerse kunst – vaak vanuit hun eigen traditie, zonder de westerse modellen al te gretig over te nemen. Wucius Wong zelf bijvoorbeeld.

‘Ik zoek in mijn werk naar manieren om Oosterse en Westerse karakteristieken te vermengen,’ zegt hij nu. ‘Ik ben het tegengestelde van de renaissance-idee dat de mens de maatstaf van de wereld is. Nee, zie naar de ramp in Japan, we hebben daar nog lang de omvang niet van opgemeten.’ Dat de mens niet het centrum van alle dingen is, dat is een behoorlijk Chinese opvatting, die traditioneel tot uitdrukking komt in de befaamde Chinese berglandschappen. En ook in de grijze, nauwgezette schilderijen van Wucius Wong. Waar al wat kleur in komt, de laatste tijd.

‘Maar niet veel,’ zegt hij.

Natuurlijk, en dat is één van de moeilijkheden voor een kunsttak die met een verleden van vijftien eeuwen af te rekenen heeft, zou een schilderij de geest van de tijd moeten weerspiegelen – en tegelijk wordt de schilder beïnvloed door de kunstmarkt. Maar, ‘Ik pas niet in het systeem,’ zegt Wong. ‘Voor mensen met een traditioneel Chinese smaak is mijn werk te westers, en voor lui met een hedendaags westerse smaak is het te Chinees.’ >

Hij denkt dat in China veel meer kunstenaars een band met de Chinese traditie hebben dan met hedendaagse westerse kunst. ‘Dat is een totaal verschillende markt. De Westerse kunstmarkt heeft de Chinese hedendaagse kunst opgeblazen omdat ze de traditionele Chinese kunst niet begrijpt. Dus keken ze naar kunstenaars met Westerse invloed. Maar de situatie verandert. Sinds de financiële crisis is China veel belangrijker geworden, en er zijn nu heel wat Chinezen rijk genoeg om kunst te kopen. Die begrijpen de hedendaagse kunst niet, en grijpen naar 20e-eeuwse traditionele Chinese meesters zoals Qi Baishi.’ (Die schilderde in de jaren 1940 een arend in een pijnboom voor Chiang Kai-shek, dat schilderij werd in mei 2011 in Peking geveild voor meer dan veertig miljoen euro.)

Mogelijk. Maar houdt Wong rekening met de kaalslag van het maoïsme in de Chinese cultuur en de resulterende tabula rasa?

‘We zitten op een keerpunt,’ zegt Wong, ‘Peking wordt een kunstcentrum van een gelijk kaliber als New York of Londen.’ Maar welke kant de Chinese kunst uitgaat, dat zie je hier ook. In Hong Kong. Als je lang genoeg kijkt.

Sus van Elzen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content