Vrije Tribune

Hoe mijn identiteit opbouwen in een maatschappij die verkleutert?

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

De warmte van de zomermaanden heeft enkele maskers laten smelten.

We kunnen er plots niet meer naast kijken dat ambtenaren, medische wetenschappers en journalisten een vals zingend koor vormen om ons te behoeden en te pamperen. Gewone dagdagelijkse zaken worden gedramatiseerd en de vinger gaat de lucht in om ons te waarschuwen alsof we kleuters waren. “Let op, volgend weekend wordt tropisch warm, vergeet niet te drinken en geen zware inspanningen te leveren”, zo klinkt het. Dirk Draulans heeft dit aangetoond in een uitdagende maar doordachte column, “Onze maatschappij verkleutert”. Dit koor van sirenes dreigt echter elke vreugde en elk avontuur te overstemmen. De paradox is intussen dat te midden van de comfortabele, op veiligheid en verzorging georiënteerde samenleving minder en minder mensen nog een sterke, diepgewortelde identiteit blijken te ontwikkelen. Dat is wat hoogleraar Paul Verhaeghe (Ugent) detecteert en in een interview in Knack van 22 augustus uiteenzet: mensen staan stijf van de stress, de onrust en het onbehagen. Depressies en angstproblemen nemen toe, mensen voelen zich waardeloos. De hoogleraar psychologie linkt dat aan het model van de neoliberale meritocratie dat mensen ziek maakt. In haar werking: flexibiliteit en talloze controles maken de werknemer het leven bijna onmogelijk. En in haar falen: werkonzekerheid, werkloosheid en een te grote inkomensongelijkheid doen het geweld, de depressies en het gevoel niets waard te zijn, toenemen. De onzekerheid speelt ons parten, nu de crisis het schip van de samenleving doet slagzij maken. Verhaeghe vat deze problemen bij de horens met een interessant nieuw concept, waarover dezer dagen van hem een nieuw boek verschijnt: “Identiteit”. Dat essay lijkt ons het potentieel startschot van een ernstig en noodzakelijk debat. Elke samenleving heeft immers nood aan voldoende mensen met een grote, sterke, stabiele persoonlijkheid, met een diepgewortelde identiteit. De vraag stelt zich dus: hoe doet een mens dat, zich een sterke identiteit opbouwen?

We willen hier enkele denkpistes geven. Er is een uitdrukking die zegt dat karakter in de volle stroom van het leven gevormd wordt. Zou het niet kunnen dat het opnemen van taken voor jongeren zeer vormend zal zijn? In vroegere tijden en bij inheemse volkeren nemen de oudste kinderen mee de taak op de jongere kinderen op te voeden, te voeden, te dragen, kalm te houden… In die zin worden wij van kindsbeen af teveel gepamperd. Hoe zouden vele ouders ook nog iets durven eisen van hun kinderen? Moeder en vader staan daartoe niet sterk genoeg, ze beseffen dat ze boter op het hoofd hebben doordat ze zelf vaak de kinderen maar een minimale aandacht (kunnen) geven, wegens opgevorderd door het beroep. Volgens recente Oeso-cijfers zijn de Belgen de minst aanwezige ouders. Belgen lijken te leven om te werken, dat is echter geen duurzaam model. Het deelnemen aan rituelen is in vele culturen altijd al een krachtige stimulans geweest om een “volwassen mens” te worden. Denk aan inwijdingsrituelen zoals “de Zonnedans” en “de First kill” van een groot wild dier bij de Noord-Amerikaanse Indianen, of de dagenlange retraites, beproevingen incluis, in de brousse onder leiding van wijze mannen respectievelijk vrouwen in Afrika. Wat is er daar van overgebleven, van die ‘rites de passages” in onze postmoderne, overbeschaafde cultuur? Vandaag wordt men zo’n beetje man door… de aankoop van zijn eerste auto. Ook de kerk presteert hier onvoldoende: de ceremonie rond het vormsel, aan de overgang van kind naar volwassene, is vaak maar een flets gebeuren. Ik herinner mij hoe ik zelf als jongen uit vissen ging, hoe we kilometers onze weg zochten in de natuur, te voet, en dan klappertandend van de koude in de regen naar huis terugkeerden… Dat zijn ervaringen die je een heel leven bijblijven, die op het moment zelf niet zo aangenaam zijn maar waar je zelfbewustzijn en trots uit puurt, zeker als je familieleden of buren je aanmoedigen en bevestigen. Grote filosofen zoals Karl Jaspers wijzen er op dat een mens “grenservaringen” nodig heeft. Het is voor jong en oud zinvol in sport, in vrije tijdsbesteding, in rituelen en in arbeid je grenzen, de grenzen van “het speelveld van het leven” te leren kennen. Zelf heb ik vanuit deze motivatie een paar jaar in de palliatieve zorg gaan werken. Doodzieke mensen te eten geven, naar hun verhalen en verzuchtingen luisteren, de familie opvangen, zelfs met de dode lichamen omgaan in het mortuarium. Zulk werk zal niet voor iedereen weggelegd zijn, maar dat zijn in elk geval ervaringen die vormend zijn voor het ik. Ze leerden ons iets over de grenzen van het bestaan en ze lieten ons toe positie in te nemen tegenover belangrijke zaken waar wij allen mee te maken krijgen: ziekte en dood, verdriet, het proces van het delen van emoties.

Een manier om sterke mensen te worden lijkt juist dat we voldoende vanuit onszelf en onze diepste interesses blijven leven, en niet louter volgzaam meestappen in wat er van ons gevraagd wordt. We moeten ons blijven uitdagen en het ons niet constant te gemakkelijk willen maken. De wereld is hard, maar ook een wereld die niet echt hard is, komt hard over op mensen die zich niet gehard hebben in de eerste veertig jaren van hun leven. Comfort is sinds WOII een superideaal geworden, niet alleen in de manier waarop we onze huizen superknus inrichten, met driedubbel glas, met de gemakkelijkste verwarming (wie kan er nog vuur aanmaken?) en in de manier waarop we onze verplaatsingen doen (zittend in een zetel in een “automobiel” is de meest populaire vorm geworden). We zijn misschien toch teveel vergeten dat actief ontbering en ontheemding opzoeken nuttig en nodig blijft. Om onze identiteit te sterken. En omdat sober en samenhorig leven ecologisch én economisch beter is, voor de hele gemeenschap, voor de planeet. Antropologen weten dat mensen in traditionele gemeenschappen veel tevredenheids- en gelukservaring halen uit repetitieve handenarbeid; huiden afschrapen, hout verzamelen en hakken, de tuin bewerken. Wat blijft daarvan over in de postmoderne samenleving? Mensen schrikken zelfs terug om de afwas met de hand te doen. Of om sinaasappelen te schillen, zodat de verkoop van die vruchten is ingestort… Ik heb het nooit gehad op de populaire uitdrukking die zegt: “We kunnen toch de klok niet terugdraaien?”. Ook juist om de negatieve invloed van de sluipende pampering te keren, zullen we stilaan wel moéten omkijken naar de traditie, naar de eigen-aardige levenswijzen die mensen al duizenden jaren huldigen. Wie wil weten hoe zijn persoonlijkheid te versterken, zal ook te rade gaan bij reuzen zoals Barack Obama. Zijn biograaf David Remnick merkt op dat de president van de verenigde Staten als geen ander zijn eigen identiteit heeft opgebouwd en vorm gegeven. Ik heb de autobiografie “Dromen van mijn vader” twee keer gelezen en het is een goudmijn voor wie wil weten hoe je aan identiteitsopbouw doet. Als zoon van een afwezige vader heeft Barack van de nood een deugd weten te maken. Hij heeft ondermeer van kindsbeen af een dagboek bijgehouden en is als volwassene tientallen familieleden gaan opzoeken en interviewen. Dat is iets waar de meesten van ons zullen voor bedanken. In vele families, tot in de koninklijke familie toe, spreken mensen vaak jaren niet met elkaar. En wie is er niet beschaamd voor de gekke nonkel of tante in de familie? Het staat vast: bewust aan identiteitsopbouw doen is zware emotionele arbeid, die de volle inzet van je emotionele intelligentie vereist. Het alternatief is echter een saai leven waaruit elk greintje avontuur en vreugde is gebannen, waarbij we ons verder terugtrekken in onze schelp, waarin vervreemding, defaitisme en contactarmoede toenemen, waarin je de weerman elke avond van de sokken laat blazen en je zelfs niet meer kan genieten van een kopje koffie, een sigaret of een pakje friet.

Stefaan Hublou Solfrian Historicus, publicist

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content