Het nut van de schelm

De mooiste tijd van het jaar? Ach, de zomer is net zo goed het seizoen van de wreedheid.

De mooiste tijd van het jaar? Ach, de zomer is net zo goed het seizoen van de wreedheid. Jongemannen laten krijgersritmes uit hun boxen knallen en trekken op tot 200 kilometer per uur in het stadscentrum; dag in dag uit hoort en ziet men hordes, op festivals, tijdens voetbalwedstrijden; en zelfs al was ik de warmbloedige Casanova zelve, dan nog zou ik nu al vinden dat ik te veel decolletés onder ogen krijg, te veel blote mannenarmen, te veel knieën, te veel tatoeages, een overdosis pronkzucht.

Alles lijkt hysterisch gefixeerd te zijn op genieten. Hedendaagse Trimalchio’s die voortdurend opscheppen over hun AGA’s en hun arcane kookkunsten verwijten bejaarde bisschoppen dat ze een ijscoupe als dessert nuttigen. Er hangt bloeddorst in de lucht.

Gelukkig kan men af en toe wel een perzik eten, ter verfrissing. En soms passeert er een opmerkelijk idee. Net als iedereen geloofde ik dat Rodrigo Borgia, Alexander VI, de slechtste paus aller tijden was. U weet wel, de vader van Lucrezia en Cesare, van Goffredo en van Juan, die door Cesare vermoord zou zijn. Dat is al vreemd: zou een vader zijn ene zoon beschermen wanneer die de andere vermoord heeft? Lijkt me eigenlijk sterk.

De dichter Charles Baudelaire wees verhelderend op het verschil tussen fantasie en verbeelding. Komt men de Borgia’s tegen in films en stripverhalen, dan zijn ze producten van de fantasie; en de fantasie van volwassenen is op het griezelige af voorspelbaar.

Orgieën, satanische rituelen, geeuw. Het toeval wilde dat ik de Borgia’s plotseling tegenkwam als producten van de verbeelding: een intelligent en bevrijdend proces. Op het boekenrek slingerde De twijfel van Salaí rond, een historische roman van Monaldi & Sorti. Ik mag Salaí wel: de onhandelbare pleegzoon van Leonardo da Vinci, met de mooie krullen, vermeld in de aantekeningen van de meester en vastgelegd in schetsen en schilderijen. Monaldi & Sorti laten Salaí een heel boek lang aan het woord. Een goede vondst.

Wat Sancho Panza is voor Don Quichot, is deze schelm voor het onpraktische genie. Salaí en Leonardo trekken in 1500 naar Rome, waar ze op verzoek van Cesare Borgia trachten uit te vissen wie al die roddels over zijn oom de paus verspreidt en in stand houdt.

Rodrigo Borgia, Alexander VI, is immers noch vader, noch verdorven: integendeel, hij leeft ascetisch en probeert de misstanden in de Kerk te hervormen. De schrijvers raken me hier in mijn achilleshiel: ze roeien dapper in tegen de stroom van 400 jaar negatieve geschiedschrijving en zwarte legende. Chapeau. Salaís’ relaas is vermakelijk en meeslepend, niet het minst omdat de Romeinse dames hem allemaal bij de eerste aanblik vergelijken met het standbeeld van Antinoös en hij van het ene bed in het andere rolt. Maar de echte kluif is het nawoord. De schrijvers bespreken hun bronnen en ontleden de literatuur over de veelbesproken renaissancepaus. Ze opperen dat de meest diepgravende studie over Alexander VI en zijn verwanten geschreven is door een Belg, Peter de Roo, en dat er van zijn naslagwerk amper exemplaren te vinden zijn.

Toen ze er eindelijk een te pakken kregen, hebben ze het ten behoeve van hun lezers ingescand en op het internet laten zetten. Een boek van een Belg? Jawel, de universiteitsbibliotheek van Leuven bezit het. Vijf delen analyse van documenten. Ik heb ze nog niet geraadpleegd, maar het zet aan tot denken. In hoeverre creëren en bestendigen historici een sfeer? Op basis waarvan vellen we historische oordelen? Wanneer een historicus een document bespreekt, moeten we dan eigenlijk ook dat document zelf gaan bekijken? Immers: wie citeert, verzwijgt ook weer.

Niet slecht, een schelmenroman die zoveel vragen doet opborrelen.
Leen Huet

De website: http://www.attomelani.net/?Page id=143

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content