Vrije Tribune

Het echte leven

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Een nieuwe lente, en het is weer zover: een nieuwe generatie universiteitsstudenten maakt zich op, telt de 100 dagen af en kijkt een beetje zenuwachtig uit naar de onbekende maar zo begeerde zelfstandigheid.

Moeder of vader wordt weliswaar bij de voorbereiding betrokken, en gaat vaak maar al te graag mee naar de infodagen die de Vlaamse universiteiten en hogescholen elk voorjaar (onder andere dit weekend) organiseren.

Ik herinner me nog goed hoe ik als toekomstige student voor het eerst plaats nam op de houten banken van dat imposante filosofeninstituut waar ik uiteindelijk jaren zou blijven. En allicht gaat het op de infodag nu zoals op de infodag toen: ervaren professoren maken jonge mensen warm voor filosofie maar manen hen tegelijkertijd aan tot realistische verwachtingen. Wie filosofie gaat studeren in de hoop om een antwoord te vinden op persoonlijke levensvragen (waar menig adolescent mee worstelt) zal ontgoocheld raken, waarschuwden ze.

Ik heb dit gehoord als student, ik heb het zelf gezegd als docent. En het is een terechte waarschuwing. Een opleiding filosofie is een inwijding in een discipline met een lange geschiedenis, een argumentatieve methode, een veelvoud aan moeilijke discussies en bijhorend technisch vocabularium – geen op maat gesneden zelfhulpcursus.

Maar anderzijds rijst ook de vraag: als filosofie niet over ons leven gaat, waarover dan wel? Is filosoferen niet net de manier par excellence om over problemen van het leven en samenleven na te denken? Is dat niet net de bestaansreden van filosofie, en de motivatie van vele filosofen? Het gaat te ver om filosofie te herleiden tot een vorm van autobiografie, maar dat vele filosofische vragen (en allicht ook antwoorden) ontspringen aan existentiële ervaringen van alledag staat vast. Dat zorgt er ook voor dat filosofie, hoe abstract en theoretisch ook, steeds vertaald kan worden naar wat mensen aangaat in wat men zou kunnen noemen ‘het echte leven’.

De samenleving daarvan overtuigen is het doel van het groeiende aanbod filosofische activiteiten voor een breed publiek (lezingenreeksen, debatten, filosofische cafés, filmavonden, noem maar op). Bij uitstek tijdens de maand april, de Maand van de Filosofie, verlaten filosofen van de Lage Landen hun schrijftafels en treden ze in het voetlicht tijdens tientallen evenementen in Vlaanderen en Nederland die op de website www.maandvandefilosofie.nl staan opgelijst. Voor de 10e keer op rij doen ze dit, en het gespreksonderwerp dit jaar is ‘het echte leven’. Want ook al ontlenen filosofen hun inspiratie aan dat echte leven, het zouden geen filosofen zijn als ze die bron zelf niet met kritische twijfel onderzochten. Want wat is dat immers, ‘het echte leven’? Zit het in de routine van al die vergeten dagen? Of licht het eerder op in unieke gebeurtenissen of in die zalige zomernamiddagen op zonovergoten terrasjes die aan menig genieter de zucht ontlokt ‘dit is ’t leven’.

En wat voegt het adjectief ‘echt’ eigenlijk toe aan ‘het leven’? Bestaan er dan ook valse, of onechte levens? En vanwaar komt de huidige obsessie met echtheid, originaliteit, authenticiteit? In reclamespotjes maar ook in dagelijkse omgangstaal geldt ‘echt’ als een enorme aanbeveling – we willen allemaal echte liefde, echte televisie, echte merkproducten, echte kunst en bovenal echt leven. Wat we dan precies willen, en waarom dan wel, is voer voor een maand lang filosoferen.

Als het aan de vakgroepen Wijsbegeerte en het Vlaamse Netwerk voor Eigentijds Filosofieonderwijs lag, werd er niet enkel in april maar het hele jaar door op grote schaal gefilosofeerd in Vlaanderen, te beginnen op de schoolbanken. De afwezigheid van een vak filosofie in het secundair onderwijs onderscheidt België van andere Europese landen. Het verklaart volgens sommigen ook deels waarom de Vlaamse jeugd zo opvallend slecht scoort wat burgerzin betreft, en waarom hun uitstekende vermogen tot informatie interpreteren totaal niet geëvenaard wordt door hun vermogen om een eigen mening te vormen over die informatie.

Vergelijkende Oeso-studies leggen een zwakke plek van het Vlaamse onderwijs bloot: het ontbreekt aan een reflectie- en debatcultuur in onze klassen. Vaardigheden rond debatteren en reflecteren, die nu veelal verstopt zitten in de zogenaamde vakoverschrijdende eindtermen, zouden veel beter aangeleerd kunnen worden in een apart plichtvak filosofie.

Deze en andere redenen voor de invoering van filosofie in het middelbare onderwijs circuleren al minstens twintig jaar, vele leerkrachten en politici zijn erdoor overtuigd (in 2002 keurde het Vlaams parlement een resolutie goed betreffende het aanbieden van degelijk filosofieonderwijs), en toch blijven minister Smet en zijn onderwijspartners erg schoorvoetend en ontwijkend wanneer het op structurele beslissingen hieromtrent aankomt. Ongetwijfeld bestaan er goede verklaringen voor hun weigering om filosofie een volwaardige plaats toe te kennen in het Vlaamse onderwijs, maar goede argumenten zijn er veel minder. De vakgroepen Wijsbegeerte van de vier Vlaamse universiteiten en het Vlaams Netwerk voor Eigentijds Filosofieonderwijs zetten daarom hun pleidooi nieuwe kracht bij met een recent op het internet geplaatste visietekst “Filosofie als vak in het onderwijs. Een uitgelezen manier om mensen te doen schitteren”. De tijd voor een filosofievak in het Vlaamse onderwijs is rijp, zeker nu de hervorming van het secundaire onderwijs op tafel ligt. Het valt te hopen dat de minister deze kans grijpt, en de komende generaties laat schitteren in vaardigheden die broodnodig zijn voor het succesvol voortbestaan van het westerse democratische samenlevingsmodel. Voor wie de houten banken ontgroeid is, en als enige school nog die van het leven kent, is er gelukkig nog de Maand van de Filosofie.

Katrien Schaubroeck Postdoctoraal onderzoeker FWO-Vlaanderen Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, K.U.Leuven

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content