Marc Vanfraechem

Heidense klassieken

Marc Vanfraechem Marc Vanfraechem (1946) is essayist en blogger.

‘Als paarden en ossen goden hadden, dan zouden die van de paarden eruitzien als paarden, en die van de ossen als ossen. Ethiopiërs hebben zwarte goden met platte neuzen en bij de Thraciërs hebben zij blauwe ogen en ros haar’, wist Xenophanes.

Zulke opgewekte mededelingen zul je natuurlijk niet in een of ander Openbaringsboek vinden. Die boeken zijn ook een stuk jonger. Xenophanes schreef dit al in de zesde eeuw, in het Grieks, een taal die hier nauwelijks nog onderwezen wordt.

Elke gecultiveerde Europeaan zal Xenophanes gelijk geven, maar hem in het Oudgrieks lezen, dat kan bijna niemand meer. Hooguit nog wat puzzelen, met op de oneven bladzijden een vertaling. Elk begrepen woord is dan wel een overwinning en een stuk eigendom.

Latijn gaat vaak vlotter, maar als onze pedagogen, onderwijskundigen en nieuwlichters hun zin krijgen, dan gaat dat Latijn binnenkort dezelfde kant op als het Grieks.

En dat hoewel die taal een van de bouwstenen van onze Europese cultuur is, van onze rechtspraak, onze filosofie, onze politiek.

In een interview sprak Martin Ros, van De Arbeiderspers, nog over iets anders: over het plezier van Klassieke Talen. Ros is de man die gestalte gaf aan de onovertroffen reeks Privé-domein, en hij is ook de jongste uit een arm gezin van negen. Wat hij vertelt over het ‘elitaire’ onderwijs in de Klassieke Talen zal Pascal Smet boeien:

‘Ik ben geworden wat ik altijd heb gewild. Directeur van De Arbeiderspers heb ik nooit willen worden, maar tweede man, met het fonds en de boeken. Ik heb dat allemaal te danken aan het oude, degelijke onderwijs op het Gymnasium alfa. Je leerde de klassieken grondig, Latijn en Grieks, de moderne talen. De lust en zin en aardigheid van de cultuur, die eigenlijk het leven moet vullen. De wezenlijkste zaken, essenties van het leven, de verhoging en intensivering ervan. Dat zijn de klassieken, dat zijn de Grieken. Het was een puur zwaar katholiek lyceum, en toch brachten ze je een liefde bij voor die heidense klassieken. Een merkwaardige combinatie, die het begin is van de verdraagzaamheid.’

De gedachte dat Latijn en Grieks elitair zijn, leeft overal.

Wijlen Jacqueline de Romilly, de grote filologe, had een reeks gesprekken met een jongere collega aan de Sorbonne, Alexandre Grandazzi, en die geven een beeld van de moderne opvattingen over de Oude Talen:

A.G. – Vanuit een soort rechtvaardigheidsgevoel hebben sommigen dit vak willen afschaffen, omdat het lange tijd een sociaal privilege was.

J. de R. – Ja, ik herinner mij een uitstekende studente die ik had aan de Sorbonne, die mij kort na mei ’68 zonder omwegen zei: ‘O nee, cultuur, daar wil ik niets meer mee te maken hebben, want ik denk aan al diegenen die er geen hebben.’

A.G. – Als was het een materieel goed, terwijl cultuur juist onbeperkt overdraagbaar is. Maar is mei ’68 dan de oorzaak van het verval van de Oude Talen?

J. de R. – Nee. Mei ’68 heeft de evolutie wel versneld, maar die was er al vlak na de oorlog.

Une certaine idée de la Grèce, Entretiens, Paris, 2003, Éditions de Fallois

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content