Wil je kind niet studeren? Zo geef je het weer goesting

© iStock
An Swerts Journaliste BodyTalk magazine

Hoe motiveer je je kind als het zijn taken en activiteiten in en buiten de school niet ernstig neemt of het hoofd laat hangen? Hoe geef je het weer goesting om het beste van zichzelf te geven?

Gemotiveerd zijn voor iets is goesting hebben om eraan te beginnen, je ervoor in te zetten én vol te houden, ondanks obstakels. Dat je iets zelf graag wilt of belangrijk vindt, helpt dus om er voluit voor te gaan. En dat is niet anders voor kinderen en jongeren dan voor volwassenen.

‘Maar volwassenen maken vaak de fout kinderen en jongeren ongemotiveerd te noemen als ze niet voluit gaan voor wat zij willen of belangrijk vinden’, vertelt kinder- en jeugdpsychiater Lieve Swinnen. ‘Terwijl kinderen en jongeren nu eenmaal andere prioriteiten hebben, waar wij als volwassenen niet per se negatief over moeten doen. Veroordeel hun prioriteiten dus niet, maar maak tegelijk duidelijk dat er ook dingen zijn die eenvoudigweg moeten – zonder er al te veel verantwoording voor te geven of te schermen met de toekomst. Want dan is de kans groot dat je boodschap verloren gaat. Kinderen en jongeren leven nu eenmaal sterk in het hier en nu.’

‘Scherm niet met de toekomst. Kinderen en jongeren leven nu eenmaal sterk in het hier en nu.’

Lieve Swinnen, kinder- en jeugdpsychiater

‘Huiswerk maken bijvoorbeeld moet’, illustreert Swinnen. ‘Maar niet: “Omdat je anders je toekomst vergooit.” Wel: “Omdat huiswerk maken nu eenmaal bij school hoort.” En wil je kind dat huiswerk niet meteen na school maken? Ook goed, zolang het maar wordt gemaakt. Of wil je kind in zijn vrije tijd alleen maar achter de computer? Dat kan niet, er moet ook gesport worden, maar laat de keuze van de sporttak wel aan je kind over. En voor de huishoudelijke taken: wijs die niet zonder overleg toe, maar peil naar voorkeuren.’

Autonoom kiezen

Wat moet zoveel mogelijk zelf mogen en kunnen invullen, daar draait het dus om. Dat helpt kinderen, en overigens ook volwassenen, om er de nodige motivatie voor te vinden. Om zelf een invulling aan iets te kunnen geven, moet je wel in staat zijn autonoom keuzes te maken. ‘En dat lukt maar als je dat ook hebt geleerd, het liefst van jongs af. Een opgroeiend kind help je dus niet vooruit door voortdurend alle verantwoordelijkheden uit zijn handen te nemen of alle problemen voor hem te willen oplossen. Moedig zelfreflectie bij je kind aan en sta open voor zijn initiatieven en ideeën.’

Kinderen die geen duidelijke keuzes lijken te maken of voor niets voluit gaan, krijgen helaas al snel het etiket ‘lui’. ‘Maar niemand wordt lui geboren’, benadrukt Swinnen. ‘Net als intelligentie zit motivatie voor minder dan de helft in de genen. De rest wordt bepaald door unieke, individuele ervaringen. Stimuleer je kind daarom om veel ervaringen op te doen die hem kunnen helpen bij het ontdekken en ontplooien van zijn talenten, dromen en wensen. Heb ook oor en oog voor eventuele obstakels. Dat je kind gepest wordt bijvoorbeeld. Of zich in de klas of thuis niet voldoende gewaardeerd voelt. Of met een leer- of gedragsstoornis kampt, of met psychische problemen. Probeer dus samen met je kind, en zo nodig met de hulp van professionelen, alle onderliggende problemen zo goed mogelijk in kaart te brengen en aan te pakken.’

‘Niemand wordt lui geboren. Ieder kind wil slagen in het leven.’

Om vrijuit met jou te kunnen spreken, moet je kind zich in de eerste plaats nauw met jou verbonden voelen. ‘Investeer dus in een goede relatie met je kind en in een warm gezinsklimaat, zodat je kind zich geborgen voelt én gewaardeerd voor de persoon die hij is’, adviseert Swinnen. ‘Verbondenheid creëer je door ervaringen te delen. Door te praten en open te staan voor de gevoelens van je kind. Maar ook gewoon door alledaagse dingen samen te doen, zoals samen eten en tv kijken zonder je continu te laten afleiden door je gsm en iPad.’

Onrealistische verwachtingen

‘Tegenslagen, zoals een scheiding of verlies, kunnen je uiteraard uit je lood slaan’, merkt Swinnen op. ‘Maar probeer dan toch de moed te vinden om samen met je kind veel positieve ervaringen te blijven beleven. Dat voedt jullie verbondenheid en veerkracht. En pubers, tja, die zoeken die verbondenheid veel minder zelf op. Sterker nog, ze willen een zekere afstand bewaren, maar dat kan op een heel gezonde manier als er eerst een hechte band was.’

Als succesbelevingen bij een studie of sport uitblijven en de motivatie van een kind slinkt, gaan ouders het weleens aanmoedigen met uitspraken als ‘waar een wil is, is een weg’, ‘als je het maar hard genoeg wilt, dan kun je het wél’, ‘het zit wel in je, maar het komt er nog niet uit’, enzovoort. ‘Terwijl het een kwestie kan zijn van niet kunnen, veeleer dan van niet genoeg willen‘, merkt Swinnen op. ‘Luister dus vooral goed naar je kind zelf, naar zijn ervaringen. En heb ook oor voor leerkrachten, trainers en andere zorg- of vertrouwensfiguren, hoe zíj de competenties van je kind inschatten. Door hardnekkig vast te houden aan je eigen, onrealistisch hoge verwachtingen, help je je kind niet vooruit, integendeel.’

Het is natuurlijk een heel andere zaak als je kind wel voldoende competent is maar dat zelf niet (meer) gelooft, en om die reden niet langer gemotiveerd is. Bij een gebrek aan zelfvertrouwen zien kinderen vooral waarin ze falen, en bestempelen ze hun successen als toeval. ‘Laat je kind dan zelf analyseren en verwoorden wat precies tot de goede resultaten heeft geleid’, adviseert Swinnen. ‘Zo ontdekt het dat het er wel degelijk een aandeel in heeft. Benadruk ook dat falen bij elk groeiproces hoort. Juich een opgroeiend kind dus niet uitsluitend toe om alles wat het kan. Durf het ook te wijzen op wat nog niet zo goed lukt, en gun het de kans om te falen. Zo leert het ook met kritiek om te gaan en stimuleer je zijn probleemoplossend denken.”‘

‘Door hardnekkig vast te houden aan je eigen, onrealistisch hoge verwachtingen, help je je kind niet vooruit, integendeel.’

Meer zorgen met zonen?

Niet zelden stellen zonen het geduld van hun ouders meer op de proef dan dochters. Het verschil in studiemotivatie bijvoorbeeld heeft volgens Swinnen vaak hiermee te maken: ‘Jongens puberen niet alleen later, maar ook langer. En terwijl puberende jongens zich nog sterk op actie en visuele prikkels richten, oefenen de meisjes zich in taalvaardigheid – een competentie die goed van pas komt in een schoolomgeving. Meisjes gaan ook sneller verantwoordelijkheid dragen en over hun toekomst nadenken. Jongens maken die klik vaak pas als ze tussen 18 en 21 jaar oud zijn. Dat jongens hun diploma van het middelbaar of hoger onderwijs weleens later halen, moeten we dus niet per se negatief bekijken. Belangrijk is dát ze het halen.’

‘Uiteraard zijn adviezen en tips gemakkelijk gegeven’, besluit Swinnen. ‘Ik bewonder de vele ouders die het ook daadwerkelijk kunnen opbrengen niet te ver vooruit te kijken en geduldig afwachten, tot een toekomst – op maat van hun kind – openligt. Probeer in elk geval je kind als persoon nooit op te geven, en zijn sterke kanten en het positieve te blijven zien. Vooral kinderen met problemen, hebben ouders nodig die niet opgeven en tegelijk kunnen berusten in wat niet is en nooit zal zijn. Die ouders kunnen zich vaak vinden in deze mooie stoïcijnse wensspreuk: “Moge ik de kracht hebben om te veranderen wat binnen mijn mogelijkheden ligt, de moed om te aanvaarden wat buiten mijn mogelijkheden ligt, en de wijsheid om de grens tussen beide te zien.”‘

Lieve Swinnen, (Geen) goesting?! Hoe motiveer ik kinderen en jongeren?, Uitgeverij Van Halewyck, 2015, 255 blz., ISBN 9789461313102.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content