Wereldwijd 1 op 3 te dik, maar meeste vetmetingen zijn waardeloos

© Reuters

Liefst 2,2 miljard kinderen en volwassenen hebben overgewicht. Ruim 700 miljoen mensen, onder wie 108 miljoen kinderen, hebben obesitas, zo blijkt uit een nieuwe studie. Maar meten is niet altijd weten. Zo staat de BMI ter discussie en is de accuraatheid van vetmetingen betwistbaar. Ook wie een gezond BMI heeft, kan een vergroot risico lopen op obesitas-gerelateerde ziektes.

Te veel vet is ongezond. Het verkort de levensverwachting. Heel wat sportlui verliezen ook graag elke overtollige gram : extra gewicht zit in de weg en het kost krachten om het mee te slepen. “Maar geen enkele meetmethode levert betrouwbare resultaten op voor vetpercentages”, zegt Peter Clarys, professor Voedingsleer aan de faculteit Lichamelijke opvoeding en kinesitherapie van de Vrije Universiteit Brussel.

Geen enkele meetmethode levert betrouwbare resultaten op voor vetpercentages

Peter Clarys, professor Voedingsleer

De basis voor alle vormen van vetmetingen werd gelegd in de jaren 1950, toen enkele wetenschappers een berekeningsmethode uitwerkten via onderwaterwegingen. Vet drijft omdat het lichter is dan water, bot en spieren zinken omdat ze iets zwaarder zijn dan water. Mensen met veel vet drijven beter dan graatmagere. Het drijfvermogen van een lichaam zegt bijgevolg iets over de verhouding tussen de vetmassa en de rest van de weefsels. Dat drijfvermogen kan gemeten en vervolgens omgerekend worden tot een vetpercentage. Een complexe materie, en de onderzoekers die de berekeningsmethode op punt stelden, leverden verdienstelijk werk. Helaas werkten ze hun formules uit met de gegevens van slechts 5 lijken. Nadien werden geen pogingen meer ondernomen om te controleren of deze formules ook correcte resultaten gaven voor mensen van andere rassen, voor vrouwen, kinderen, bejaarden enz.

De body mass index (BMI) is een van de meest gebruikte indicatoren voor overgewicht, maar is daar nauwelijks geschikt voor. Deze index ontstaat uit een vergelijking van lengte met gewicht (gewicht gedeeld door het kwadraat van de lengte in meter), maar zegt niets over de samenstelling van het lichaam. Je kan bijvoorbeeld sterk gespierd zijn met nauwelijks een vezeltje vet aan je lijf dan wel een stevige blubberbuik meetronen en nauwelijks spieren bezitten: zolang lengte en gewicht identiek zijn, kan je aan de hand van de BMI geen onderscheid maken tussen beide. De BMI vertelt ook niets over eventuele veranderingen in lichaamssamenstelling bij mensen die met sport beginnen. Bij duursporters komt het verlies aan gewicht vaak vrij goed overeen met de verbranding van de vetreserves. Maar wie zich toelegt op krachttraining, ziet zijn gewicht vaak niet dalen omdat de winst in spiermassa het vetverlies camoufleert. Dat ondergraaft bij sommigen helaas de moed om vol te houden, terwijl die toename van de spiermassa net heel belangrijk is voor de gezondheid.

De lendenomtrek wordt veel minder gebruikt, maar is in tegenstelling tot de BMI wel een goede indicator voor de vetmassa in de buik en het risico op onder meer het metaboolsyndroom. Maar noch de BMI noch de lendenomtrek zegt iets over de totale vetreserve in het lichaam.

Onder water ondermaats

De genoemde berekeningsmethode houdt ook geen rekening met de correctie voor de gassen in longen en darmen, die het drijfvermogen vergroten. Zelfs als je zo diep mogelijk uitademt, zit er nog altijd flink wat lucht in je longen. Die hoeveelheid meten vraagt extra tijd en geld. In de darmen zit haast altijd ook gas. Er wordt gerekend met een gemiddelde hoeveelheid van 100 milliliter, maar dat is niet meer dan een veredelde gok. De verschillen in botdichtheid en vetconcentratie voegen nog meer onzekerheid toe aan het resultaat van deze meting, en ook de temperatuur van het water waarin gemeten wordt. Warm water is immers lichter en heeft minder drijfvermogen. Enzovoort. Het lijken details, maar opgeteld geven ze grote fouten. Niettemin beschouwen heel wat mensen onderwaterweging nog steeds als de meest betrouwbare methode om het vetpercentage te bepalen.

De betrouwbaarheid van bijna alle andere methoden wordt bepaald via een vergelijking met de onderwatermeting. Dat maakt de kans op fouten extra groot. Alsof je de lengte van een lat wil ijken aan de hand van twee streepjes op een elastiek. De vetmassa kan accuraat berekend worden met verschillende scanmethoden. Die zou men kunnen gebruiken om meer zekerheid te krijgen over de andere berekeningsmethoden. Maar scannen is duur en de controle van vetmetingen vraagt veel werk. Voorlopig lijkt niemand zich geroepen te voelen om deze taak aan te vatten.

Gestroomlijnd

Naast onderwatermetingen worden ook nog de bio-impedantie- en huidplooidiktemeting gebruikt. Ook zij hebben tekorten. Hun resultaten liggen bijna altijd sterk uit elkaar. De bio-impedantiemeters zijn populair, want ze zijn handig en leveren snel een getal op zonder dat je zelf hoeft te cijferen. Eenvoudig uitgelegd meten deze toestellen de elektrische weerstand van het lichaam. Water geleidt elektriciteit beter dan vet. Spieren, botten en organen bevatten meer water dan vet. Weinig vet + veel spieren geeft dus een andere uitslag dan veel vet + weinig spieren. Dat lijkt eenvoudig, maar schijn bedriegt. Sommige toestellen moet je met beide handen vasthouden. Omdat de elektrische stroom de kortste weg zoekt, meten zij vooral de verhoudingen in het bovenlichaam. Andere apparaten zien eruit als een weegschaal met metalen plaatjes om de voeten op te plaatsen. Zij geven alleen resultaten voor de onderste helft van het lichaam. Dat levert soms grote verschillen op.

Het voelen aan lenden en buik of het bekijken van de broeksmaat of -riem vertelt meestal genoeg.

Peter Clarys vergeleek de resultaten van verschillende toestellen en meetmethoden en stelde onderlinge afwijkingen vast die opliepen tot bijna 35 %. “Veel vrouwen”, grinnikt hij, “kiezen voor hand-handtoestellen omdat die niets zeggen over hun achterwerk. En bij mannen valt de voet-voetmeting vaak gunstiger uit. Maar met ‘voordelige’ resultaten ben je niets. Je hebt betrouwbare cijfers nodig om betrouwbare doelen te stellen.” De meest nauwkeurige resultaten verkreeg Clarys met de impedantiemeting van het volledige lichaam, met 2 elektroden op een hand en pols en 2 op een voet en enkel. Dat vergt echter complexe apparatuur en opgeleid personeel. Niettemin behoudt Clarys ook hier enige reserve, omdat de basis van alle vetberekeningsmethoden nu eenmaal wankel blijft.

De ene plooi is de andere niet

De meest populaire methode na bioimpedantie is de huidplooidiktemeting. Je plooit de huid, meet de dikte ervan met een caliper (een soort tang) en voegt het resultaat in een formule in. Maar ook deze methode worstelt met zwakheden. De vetreserves zijn niet egaal over het lichaam verspreid. Je kan niet op alle plaatsen meten, en dus zijn er verschillende voorstellen voor meetplekken uitgewerkt. Maar je hebt nooit de zekerheid dat de gekozen plaatsen ook de beste weergave bieden van de totale vetreserves. Kleine verschuivingen kunnen bovendien een heel ander eindresultaat opleveren. Wie wat harder knijpt, meet dunnere huidplooien dan wie nauwelijks knijpt. De huid is niet overal even dik. De hoeveelheid vet in het vetweefsel kan verschillen. Er is geen eenduidig verband tussen onderhuids vet en de hoeveelheid vet in de buikholte. Enzovoort. Ondanks alle tekorten wordt deze methode veel gebruikt omdat je er, na een opleiding en de bijhorende erkenning op zak, alleen een caliper, een formule en pen en papier voor nodig hebt. Maar er werden ondertussen al meer dan 100 verschillende formules voorgesteld voor de omrekening van de metingen. Dat geeft aan hoe groot de onzekerheid is.

Precisie aan de horizon

Ondertussen groeit de hoop dat DXA of Dubbel-energie X-stralenabsorptie betrouwbaardere cijfers zal opleveren. Het toestel voor deze meting werkt volgens dezelfde principes als een botscan voor de bepaling van de botdichtheid en osteoporose. Op botvrije plaatsen kan je het vet en andere weefsels van elkaar onderscheiden. Waar de straling op het bot valt, maakt het alleen een onderscheid tussen bot en de overige weefsels. Deze relatief eenvoudige, pijnvrije methode kent nog wat tekorten, maar lijkt op termijn de onderwatermetingen te zullen vervangen.

Zijn al die vetmetingen dan waardeloos ? Neen, maar voor de gezondheid leveren ze niet veel op. Het voelen aan lenden en buik of het bekijken van de broeksmaat of -riem vertelt meestal genoeg. De kennis van een getal kan stimulerend werken voor wie gewicht wil verliezen, maar alleen bij betrouwbare metingen. Die er dus op dit moment niet zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content