Verruimd spreekrecht bij seksueel misbruik

Het spreekrecht voor hulpverleners die kennis krijgen van zedenfeiten werd recent verruimd. Dit lokt bij gezondheidswerkers die hulp verlenen aan daders enige bezorgdheid uit.

In de nasleep van de onthullingen over seksueel misbruik in de kerk formuleerde de Bijzondere Commissie Seksueel Misbruik aanbevelingen. Die vormden de basis voor een aanpassing van het artikel 458 bis van het Strafwetboek met betrekking tot het spreekrecht bij seksueel misbruik.

Voor de wetswijziging op 30 januari 2012 van kracht werd, konden zedendelinquenten vrijuit spreken met hulpverleners die door hun beroepsgeheim alles vertrouwelijk moesten houden. Alleen bij een onafwendbaar ernstig acuut gevaar voor een minderjarig slachtoffer hadden hulpverleners de plicht om dit bij de politie of het parket te melden.

Spreekrecht bestond alleen voor wie als hulpverlener een minderjarig slachtoffer had onderzocht of erdoor in vertrouwen was genomen.

Vragen rond verruiming
Sinds de wetswijziging heeft iedere hulpverlener die kennis krijgt van zedenfeiten spreekrecht, door wie hij ook werd ingelicht. Bovendien geldt dit niet alleen meer wanneer er sprake is van minderjarige slachtoffers, maar ook in het geval van ‘kwetsbare’ slachtoffers. Wie hier wettelijk onder valt, is niet geheel duidelijk. Verder dan zwangeren, ouderen en personen met een handicap reikt de definitie voorlopig niet.

Een laatste wetsaanpassing is dat er geen concreet slachtoffer meer hoeft te zijn. Het volstaat dat er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar voor mogelijke (minderjarige of ‘kwetsbare’) slachtoffers. Ook dit is voor interpretatie vatbaar, volgens de hulpverleners. Ninke Duquet, licentiate psychologie en jongerenteamcoördinator van I.T.E.R (Brussels centrum voor hulp aan zedendelinquenten) verduidelijkt: “Stel dat een cliënt ons toevertrouwt dat hij verslaafd is aan het bekijken van kinderporno. Zijn er dan pas mogelijke slachtoffers als hij in een school of instelling met kinderen werkt? Of volstaat het dat hij vlakbij een speeltuin woont of gewoon nog maar in een wijk met jonge gezinnen?”

Recht of plicht?
Ten slotte worstelen hulpverleners met de vraag hoe vrijblijvend dit spreekrecht is. ‘Schuldig hulpverzuim’ gold algemeen al voor alle burgers, maar is nu nog eens extra in het wetsartikel rond seksueel misbruik opgenomen. “Het zal nog moeten blijken of, en in welke mate, rechters zich hierop gaan beroepen”, zegt Kris Vanhoeck, licentiaat psychologie en volwassenenteamcoördinator van I.T.E.R.

“Het zorgt in elk geval voor ongerustheid onder de hulpverleners die met daders werken. Want om de vertrouwensrelatie met onze cliënt zoveel mogelijk te bewaren, zijn we geneigd om ons spreekrecht alléén te gebruiken als we inschatten dat er een reëel risico op nieuwe feiten is. Maar wat als een dader, tegen onze verwachtingen in, weer een misstap begaat en blijkt dat we het parket niet hebben ingelicht over voorgaande feiten?”

Druk op vertrouwensrelatie Niet alleen hulpverleners, ook zedendelinquenten zélf, worstelen met vragen rond het verruimde spreekrecht bij seksueel misbruik, menen Vanhoeck en Duquet. Veel daders durven hierdoor minder vrijuit te spreken. “Terwijl dat nu net de voorwaarde is om tot een succesvolle behandeling en begeleiding te komen”, zegt Vanhoeck.

“Vandaar ook onze bezorgdheid en bemerkingen rond de wetswijziging. En onze hoop dat iedere hulpverlener de moed behoudt om zijn vertrouwensrelatie met daders zoveel mogelijk te bewaren. Niet in het minste in het belang van het slachtoffer.”

An Swerts, Bodytalk

Bron: De Psychiater, mei 2012

Kris Vanhoeck is auteur van het recent verschenen boek ‘Ik beken’ waarin hij het woord verleent aan 26 zedendelinquenten om hún visie te geven op de feiten en de oorzaken, de ernst ervan en de mogelijkheden tot herstel, Uitgeverij Vrijdag.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content