Slechts 1 op 5 Vlaamse 2,5-jarigen is overdag droog

Vandaag is maar een vijfde van onze Vlaamse 2,5-jarigen overdag droog, terwijl dat in de jaren 60 van vorige eeuw nog zo’n 90 procent was, zo blijkt uit onderzoek. Hoe komt dat?

Slechts 1 op 5 Vlaamse 2,5-jarigen is overdag droog
© ISTOCK

Peuters mogen naar school op 2,5 jaar. Dat ze overdag droog zijn, is geen toelatingsvoorwaarde. “Was dat wel het geval, dan zouden sommige instapklasjes maar dunnetjes bevolkt zijn”, zegt professor Alexandra Vermandel, die al jaren onderzoek doet naar zindelijkheid bij kleuters. Vermandel werkt als kinesitherapeute op de dienst urologie en is coördinator van de Klein Bekken Kliniek van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen.

“Vandaag is maar een vijfde van onze Vlaamse 2,5-jarigen overdag droog, terwijl dat in de jaren 60 van vorige eeuw nog zo’n 90 % was. Een evolutie waarvan bijna de helft van de ouders geen weet heeft, blijkt uit onze recente bevraging bij 1200 ouders in 50 scholen van de provincie Antwerpen. Bovendien meent ruim de helft van de ouders dat zindelijkheidsproblemen geen nadelige invloed hebben op het klasgebeuren. Terwijl dat volgens de meerderheid van de kleuterleidsters wél het geval is, bleek al uit onze grootschalige bevraging in 2011 (*).”

Verschillende fases

Dat onze kinderen alsmaar later zindelijk worden, ligt alvast niet aan de kinderen zelf. Ze ontwikkelen zich nog altijd in een vergelijkbaar tempo en doorlopen daarbij enkele fasen. “Eerst leert een kind voelen dat het geplast of stoelgang gemaakt heeft”, verduidelijkt professor Stefan De Wachter, diensthoofd urologie van het UZA. “Vervolgens is het bij het plassen of stoelgang maken zich daarvan ook bewust. Na verloop van tijd gaat het zijn nood om te plassen of stoelgang te maken bij zichzelf herkennen. Om uiteindelijk die nood te vertalen naar een welbepaald gedrag: het drukt bijvoorbeeld zijn handje tegen de plek waar het de aandrang voelt. Zodra het dat typische gedrag stelt, kun je als ouder anticiperen op het juiste moment.”

Concreet? “Door het kind meteen op het potje te zetten en het plasje of hoopje te belonen”, legt Vermandel uit. “Doe je dat van bij het begin, dan is de kans groot dat het juiste (zindelijke) gedrag snel geconsolideerd raakt. Schuif je de zindelijkheidstraining voor je uit, dan raakt het ongepaste (niet-zindelijke) gedrag als een gewoonte ingesleten. En niets is zo moeilijk als gewoontes weer afleren. En al zeker als je peuter ondertussen in de peuterpuberteit is beland. ‘Ik ben 2 en ik zeg nee’ is géén fabeltje (lacht).”

Hoe weet je of je kind rijp is?

Terwijl ouders in de jaren 40 van de vorige eeuw al met de zindelijkheidstraining van hun peuter startten nog voor die 18 maanden was, wachten ouders van vandaag tot hun kind 21 tot 36 maanden is. “Je kunt evenwel geen ideale leeftijd om te starten vastleggen”, zegt De Wachter. “Een kind moet er eenvoudig rijp voor zijn. Maar die rijpheid herkennen, is voor veel ouders niet zo eenvoudig, blijkt uit ons recent onderzoek. En dat heeft wellicht meerdere oorzaken.”

De huidige superabsorberende luiers maskeren weleens de rijpheidssignalen. Het kind voelt nog nauwelijks dat het plast of geplast heeft.

“Je moet je kind nauwgezet en langdurig observeren”, verduidelijkt Vermandel. “En het ontbreekt ouders weleens aan tijd, omdat de meesten vandaag met twee uit werken gaan. Ook maskeren de huidige superabsorberende luiers weleens de rijpheidssignalen. Het kind voelt nog nauwelijks dat het plast of geplast heeft. Dat blijft ook onzichtbaar voor de ouders, die dus geen feedback kunnen geven. En de stoelgang wordt net zo goed opgevangen. Een kind kan dus ongestoord zijn behoefte doen zonder hiervoor zijn spel te moeten onderbreken. Dat was wel anders met de katoenen luiers van vroeger. Laat je peuter dus, vanaf 18 maanden bijvoorbeeld, zoveel mogelijk in een onderbroekje lopen. Dan kun je hem zien evolueren en merk je vanzelf wel aan zijn gedrag vanaf wanneer hij plassen of stoelgang maken bewust kan aansturen.”

Gedeelde verantwoordelijkheid

Laat je kind meekijken met een ouder broertje of zusje op het potje.
Laat je kind meekijken met een ouder broertje of zusje op het potje. © ISTOCK

Eenmaal je met de zindelijkheidstraining bent gestart, moet je uiteraard erg consequent te werk gaan. Maar tweeverdieners moeten de zindelijkheidstraining deels uit handen geven aan de grootouders, de onthaalouders of de opvoedsters van het kinderdagverblijf. “En iedereen heeft wel zo zijn eigen methode en aanpak”, zegt De Wachter. “Terwijl een kind vooral baat heeft bij een uniforme aanpak. Vandaar dat het zo belangrijk is dat alle zorgfiguren goed met elkaar communiceren en consequent handelen naar wat er is afgesproken.”

Zoek medische hulp als je kind op een leeftijd van 4 jaar in het geheel nog niet zindelijk is

Voor een goed en blijvend resultaat is het ten slotte belangrijk dat de zindelijkheidstraining aangenaam is voor het kind. “Lees samen leuke potjesboekjes”, adviseert Vermandel. “Speel mee met een knuffel of pop op het potje. Laat je kind meekijken met een ouder broertje of zusje op het potje. Of neem je kind zelf mee naar het toilet. Beloon ook het plasje of hoopje van je kind met lovende woorden of stickertjes bijvoorbeeld. En bewaar altijd je kalmte als het niet goed lukt. Door je kind onder druk te zetten of te straffen help je het niet vooruit. Vlot het echt niet met de zindelijkheidstraining, las dan liever een pauze van enkele weken in. Begint het wél goed te lukken, laat je dan niet verleiden om op sommige momenten, zoals voor een lange autorit, toch weer die luier om te doen. Neem het potje gewoon overal mee.”

Constipatie

Eerherstel voor de ‘kakstoel’

Nee, u hoeft de ‘kakstoel’ bij uw grootouders niet van de zolder te halen, maar zeker is wel dat die een voordeel had.

Slechts 1 op 5 Vlaamse 2,5-jarigen is overdag droog

Plassen doen de meeste peuters vandaag nog vrij snel op het potje, maar stoelgang maken wil weleens moeilijker lukken. Sommige peuters houden erg lang op of vragen een luier, alleen om stoelgang te maken. Niet zelden gaan ze zich dan ook verstoppen om de klus te klaren.

“Kinderen die lang hun behoefte in een luier hebben gedaan, kunnen vaak moeilijk wennen aan het heel andere gevoel dat ze hebben wanneer ze stoelgang op een potje maken”, legt Vermandel uit. “Ze zijn het gewoon om met een luier aan hun behoefte al staand of lichtjes gehurkt te doen en de tegendruk te voelen van het geleverde hoopje. Terwijl ze op een potje ineens zittend stoelgang moeten maken en – letterlijk – een stukje van zichzelf voelen vallen, wat zeker in het begin weleens een paniekerig gevoel geeft. Zet je peuter van 18 maanden daarom al geregeld op een potje om hieraan te wennen. En dan bij voorkeur een kwartiertje na het eten, omdat de meeste kinderen dan stoelgang maken. Vroeger gebeurde deze gewenning spontaan, doordat kinderen eenvoudig in hun blote poep in de ‘kakstoel’ aan tafel werden gezet.”

Soms staan neurologische, structurele of functionele stoornissen de zindelijkheid in de weg.

“Zoek medische hulp als je kind op een leeftijd van 4 jaar in het geheel nog niet zindelijk is”, adviseert De Wachter. “Dus als het nooit zelf aangeeft dat het moet plassen of stoelgang moet maken. Raadpleeg uiteraard al sneller een arts bij klachten, zoals pijn bij het plassen, wat op een infectie kan wijzen. En vraag ook advies als je tekens van constipatie bij je kind herkent, zoals buikpijn, hard moeten persen, wenen bij het stoelgang maken, harde stoelgang, kleine bolletjes stoelgang, minder dan 3 keer per week stoelgang, en bruine vegen in de luier of het onderbroekje. Tot verwondering van veel ouders kan broekplassen van een kind aan een constipatieprobleem te wijten zijn. De blaas en de endeldarm beïnvloeden namelijk elkaars werking, omdat ze bepaalde zenuwbanen delen en door de bekkenbodem met elkaar geconnecteerd zijn.”

(*) VERMANDEL A, ET AL., ‘BEVRAGING VAN KLEUTERLEIDSTERS OVER ZINDELIJKHEID’, TIJDSCHRIFT VOOR GENEESKUNDE 2011, 67(2): 69-74.

(An Swerts)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content