Hoe help je de dwangstoornis van je kind te bedwingen?

© iStock
An Swerts Journaliste BodyTalk magazine

Wat doe je als ouder van een kind met een dwangstoornis: meegaan in de ‘dwangzin’ of er net tegenin gaan? ‘Probeer je in geen enkele richting extreem op te stellen.’

Naar schatting 1 tot bijna 4 procent van de kinderen en jongeren, of zo’n 35.000 jonge Belgen, lijdt aan een obsessief-compulsieve stoornis (OCS) of ‘dwangstoornis’. Dat de stoornis al op jonge leeftijd kan toeslaan, is nog weinig bekend. Ter vergelijking: 3 tot 5 procent – dus niet zoveel méér – kinderen en jongeren lijdt aan ADHD, en daar heeft iedereen weleens van gehoord.

Patiëntjes met OCS vragen hun ouders vaak uitdrukkelijk om er niet met anderen over te praten

Hilde Sijmons, kinderpsychiater

‘Patiëntjes met OCS vragen hun ouders vaak uitdrukkelijk om er niet met anderen over te praten’, vertelt Hilde Sijmons, die als kinder- en jeugdpsychiater aan het Universitair Psychiatrisch Centrum KU Leuven is verbonden. ‘Ze schamen zich vaak erg voor hun symptomen en zijn bang om voor gek versleten te worden.’ Wie een dwangstoornis heeft, kampt namelijk met dwanggedachten. Dat zijn alsmaar terugkerende, niet stop te zetten gedachten – mogelijk ook beelden of impulsen – die meestal als beangstigend, vervelend, vreemd, indringend of ongepast worden ervaren. De angst of spanning die bij zo’n gedachte oploopt, wordt vaak afgebroken via een dwanghandeling, een soort van buitensporig ritueel. Maar in geen tijd duikt de dwanggedachte opnieuw op en begint alles van voren af aan.

‘Ik ga papa vermoorden’

Sommige kinderen kampen bijvoorbeeld met ‘verboden gedachten’, zoals ‘ik ga mijn vader vermoorden’ of ‘ik ga seks hebben met mijn moeder’. Gedachten die ze vaak sterk visualiseren en waaronder ze erg lijden, en die ook de ouders verontrusten als zij in vertrouwen worden genomen. ‘Maar die ‘verboden gedachten’ worden nooit uitgevoerd’, stelt Sijmons gerust. ‘Toch voelt het kind dat niet zo aan. En vaak gaat het over tot een dwanghandeling, zoals het herhalen van bepaalde woorden, om het noodlot af te wenden.’

Hoe help je de dwangstoornis van je kind te bedwingen?
© iStock

Andere kinderen met OCS worstelen met dwanggedachten en -handelingen rond symmetrie, tellen of ordenen. ‘Zo kan het voor een kind ‘niet goed aanvoelen’ als de gordijnen niet mooi symmetrisch ten opzichte van elkaar hangen’, illustreert Sijmons. ‘Waarna het de gordijnen open- en dichttrekt tot het ‘goed aanvoelt’. Om wat later opnieuw te gaan sjorren omdat het weer niet goed aanvoelt. Of een kind kan bijvoorbeeld niet door een deuropening zonder de deurstijl exact 6 keer te hebben aangetikt. Of het voert tijdrovende dwanghandelingen uit bij het opstaan, zich aankleden, slapengaan, enzovoort.’

En dan zijn er nog de dwanggedachten en -handelingen die te maken hebben met smetvrees. ‘Zoals wanneer een kind buitensporig vaak en volgens een vast protocol zijn handen wast in de overtuiging dat het door het contact met deurklinken bijvoorbeeld ontegensprekelijk ziek wordt’, verduidelijkt Sijmons.

‘Een dwanghandeling kan overigens ook eenvoudig bestaan uit het stellen van een vraag, zoals ‘is alles oké?’, ‘heb ik het goed gedaan?’ Het kind verwacht een antwoord, zonder aan de inhoud ervan betekenis te hechten. Want je hebt nog maar net geantwoord of de vraag wordt al opnieuw gesteld.’

Helikopterouders

Er is de hypothese dat dwangstoornissen op jonge leeftijd het gevolg kunnen zijn van een streptokokkeninfectie

De precieze oorzaken van dwangstoornissen zijn niet bekend. Zoals bij veel aandoeningen gaat het om een samenspel van genetische en omgevingsfactoren. Zo is er de hypothese dat dwangstoornissen op jonge leeftijd het gevolg kunnen zijn van een streptokokkeninfectie. ‘Wat de verkeerde verwachting creëert dat we de stoornis kunnen genezen met antibiotica of immuuntherapie’, zegt Sijmons.

Uit tal van andere studies blijkt dat kinderen makkelijker een dwangstoornis ontwikkelen als ze hoge eisen stellen aan zichzelf, een groot verantwoordelijkheidsgevoel hebben, uitgesproken bevreesd zijn, en onzekerheden moeilijk verdragen. Ook bij de ouders zijn deze kenmerken vaker aanwezig.

‘Herken je dat patroon bij jezelf of bij je kind, maak je dan geen verwijten’, benadrukt Sijmons. ‘Elk temperamenttype heeft zo zijn voor- en nadelen. Waar je wél op kunt letten, is dat je je gematigd opstelt tegenover je kind. Voed het niet al te beschermend op. Neem niet meer dan nodig verantwoordelijkheden van je kind over. En wees niet al te kritisch maar veeleer mild. Let niet alleen op wat het ‘hoort’ te doen, maar heb vooral oog en oor voor hoe het zich voelt. Zoals wanneer het zich niet goed voelt op school. Misschien is de gekozen studierichting te zwaar, geeft de omgang met klasgenoten geen voldoening of legt het kind voor zichzelf de lat te hoog.’

Milde middenweg

Niet zelden komen ouders in hun reactie op de ‘dwangzin’ van hun kind lijnrecht tegenover elkaar te staan. Een praktijkvoorbeeld: ‘De ene ouder verschoont op vraag van het kind met smetvrees elke dag de lakens en maakt alvast de boekbespreking van het kind omdat het door zijn tijdrovende dwangrituelen niet aan schoolwerk toe komt. Terwijl de andere ouder geen begrip toont voor de moeilijkheden, het kind voortdurend aanmaant met de dwangrituelen te stoppen en al zeker niet tegemoetkomt aan de dwangzin.’

Door mee te gaan in de dwangzin van je kind help je het niet écht, want het comfort dat je biedt is hooguit van erg tijdelijke aard en onderhoudt mee de dwangstoornis

‘Door mee te gaan in de dwangzin van je kind help je het niet écht, want het comfort dat je biedt is hooguit van erg tijdelijke aard en onderhoudt mee de dwangstoornis’, zegt Sijmons. ‘Anderzijds, door je erg kritisch uit te laten tegenover je kind, help je het evenmin, omdat de symptomen door de toegenomen stress nog kunnen verergeren. Probeer je dus in geen enkele richting extreem op te stellen en ondersteun je kind zo goed mogelijk in de therapie.’

Cotherapeut

Soms dooft een dwangstoornis spontaan uit, maar meestal is cognitieve gedragstherapie nodig om ze te bedwingen of in elk geval te verlichten. ‘We oefenen met het kind om zich bewust bloot te stellen aan situaties die de dwanggedachte uitlokken’, legt Sijmons uit. ‘En we vragen om de oplopende angst of spanning niet af te breken via een dwanghandeling. Die aanpak vermindert na verloop van tijd de angst of spanning die bij dwanggedachten opkomt. Ouders spelen hierbij een belangrijke rol als cotherapeut, omdat zij als geen ander hun kind kennen en het kunnen aanmoedigen de oefeningen thuis voort te zetten.”‘

‘Biedt cognitieve gedragstherapie onvoldoende soelaas of moet het kind tegelijk afrekenen met een depressie, dan voegen we antidepressiva aan de behandeling toe’, gaat Sijmons verder. ‘Medicatie zonder gedragstherapie is geen optie, want dan leert het kind niet met de dwangzin om te gaan.’

Wat de behandeling er niet makkelijker op maakt, is dat OCS weleens vaker samengaat met andere aandoeningen. Bij jonge kinderen gaat het meestal om ADHD, tics en/of een autismespectrumstoornis, en bij tieners veeleer om angsten, een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis en/of depressie. ‘Elk kind met OCS heeft dus een behandeling op maat nodig’, besluit Sijmons. ‘En ook de ouders verdienen een goede ondersteuning, want de stoornis van hun kind kan hun relatie sterk onder druk zetten en het hele gezinsleven ontwrichten.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content