Het allerlaatste taboe: ongewild stoelgangverlies

© iStock

Nee, ongewild stoelgangverlies treft niet alleen ouderen. Durf erover te praten, want meestal kan het probleem worden verholpen of minstens verbeterd.

Naar schatting 4 tot 8 % van de mensen, onder wie vooral vrouwen, krijgen in hun leven te maken met ongewild stoelgangverlies (fecale incontinentie). De klachten variëren van te laat een grote aandrang voelen en het toilet niet meer bereiken (urge-incontinentie) tot ongemerkt stoelgang verliezen (passieve incontinentie). Ook klachten als buikkrampen, constipatie, diarree en winderigheid kunnen erbij horen.

Het behoeft weinig uitleg dat de aandoening iemands (sociale) leven danig kan verstoren. De vrees voor ‘ongelukjes’ en ‘kwalijke geur’ is vaak groot. Mensen komen alleen nog op plaatsen met een toilet binnen handbereik of raken gekluisterd aan hun huis. Velen durven er zelfs met intimi niet over te praten en aarzelen om de stap naar medische hulp te zetten. “En dat is jammer, want meestal is het probleem te verhelpen of minstens te verbeteren”, zegt professor Alexandra Vermandel, bekkenbodemkinesitherapeut en coördinator van de Klein Bekken Kliniek van het UZA.

Overloopincontinentie

Gouden toilettips

– Niet ophouden! Ga wanneer je voelt dat je moet.

– Let op je houding: op een Frans toilet heb je spontaan de ideale want gehurkte houding om stoelgang te maken. Bij toiletten met een zitvlak moeten je voetzolen dus op de vloer, of desnoods op een voetenbankje, kunnen rusten.

Ontspan je bekkenbodem en duw rustig. Niet te hard persen!

We kunnen onze stoelgang bewust ophouden en loslaten dankzij de anale sluitspier, een van de bekkenbodemspieren. Deze spieren verzwakken met het ouder worden, waardoor ongewild stoelgangverlies vooral mensen boven de 50 treft. Maar eigenlijk kan de aandoening op elke leeftijd toeslaan, want een hogere leeftijd is niet de enige risicofactor. De meest voorkomende oorzaak van passieve incontinentie, bijvoorbeeld, is constipatie. Daarop staat geen leeftijd. ‘Niet vlot kunnen gaan’ en tegelijk ongewild stoelgang verliezen, dat lijkt niet te rijmen. “Toch wel”, zegt Vermandel. “Als de endeldarm, het laatste stukje darm, overvol blijft, kan nieuwe, nog malse stoelgang langs de opgehoopte, verharde stoelgang spontaan naar buiten lekken. We spreken dan van overloopdiarree.”

Constipatie kun je proberen tegen te gaan door levensstijlaanpassingen: bij aandrang meteen naar het toilet gaan, veel bewegen, overtollige kilo’s kwijtspelen, vezelrijk eten en veel (water) drinken. Soms zijn ook laxeermiddelen aangewezen, maar volg daarbij altijd het medische advies. Een laatste maar niettemin erg belangrijk aandachtspunt betreft het gebruik van je bekkenbodem. “De meeste mensen die geconstipeerd zijn gebruiken hun bekkenbodem- spieren onbewust verkeerd”, legt Vermandel uit. “Ze houden die spieren tijdens de evacuatie van hun stoelgang aangespannen en hebben dus een verkeerde perstechniek. Zij moeten leren hoe ze hun bekkenbodem beter, bewuster en op het juiste moment kunnen gebruiken. Dat kan via bekkenbodemtherapie.”

Verzakkingen

Geconstipeerde mensen spelen na verloop van tijd hun ‘gevoel voor stoelgang’ kwijt: ze voelen niet goed meer wanneer het tijd is om stoelgang te maken.

“Met ondersteunende apparatuur maken we zo nodig de activiteit van de bekkenbodemspieren op een scherm zichtbaar”, legt Vermandel uit. “We spreken dan van biofeedbacktraining. Voelen mensen hun bekkenbodemspieren niet aan, dan kunnen we elektrostimulatie toepassen. Daarbij worden de zenuwen van de bekkenbodemspieren volkomen pijnloos elektrisch gestimuleerd, waardoor de spieren automatisch samentrekken. Ten slotte is er de sensibiliteitstraining, waarbij we mensen door middel van een ingebracht ballonnetje weer voeling doen krijgen met de vulling van hun endeldarm. Geconstipeerde mensen spelen namelijk na verloop van tijd hun ‘gevoel voor stoelgang’ kwijt: ze voelen niet goed meer wanneer het tijd is om stoelgang te maken. Dat overkomt overigens ook mensen die de slechte gewoonte hebben om hun stoelgang lang op te houden.”

Het allerlaatste taboe: ongewild stoelgangverlies
© Getty Images/iStockphoto

Wie overdreven perst op het toilet, loopt na verloop van tijd ook het risico op verzakkingen van organen in het kleine bekken. Zoals van de endeldarm, die gedeeltelijk door de anus of de vaginale opening naar buiten zakt (rectumprolaps), wat op zich ook tot ongewild stoelgangverlies kan leiden. Meestal kan de verzakking operatief gecorrigeerd worden (rectopexie). “Alleen keert het probleem onvermijdelijk terug als je de oorzaak – het overdreven persen – niet aanpakt”, benadrukt Vermandel.

Haperende sluiting

Ongewild stoelgangverlies kan behalve aan een verkeerd bekkenbodemgebruik ook te wijten zijn aan een ondermaats functionerende anale sluitspier. De spier zelf, of haar bezenuwing, kan bijvoorbeeld letsels hebben opgelopen, als gevolg van een ongeval, een operatie, een gezwel, een chronische ziekte of – frequenter nog – een (zware) bevalling. “De sluitspier kan inscheuren bij de bevalling”, illustreert Vermandel. “Daarbij komt nog dat ook de bekkenbodem tijdens de bevalling en de voorafgaande zwangerschap sterk te lijden heeft onder de druk van het kind.” Niet verwonderlijk dus dat veel meer vrouwen dan mannen te kampen krijgen met ongewild stoelgangverlies. “Inderdaad”, beaamt Vermandel. “Maar dat heeft ook te maken met de natuurlijke structuur van de vrouwelijke bekkenbodem en de hormonale veranderingen in de menopauze.”

Als bekkenbodemtherapie door een gespecialiseerde bekkenbodemtherapeut niet het nodige resultaat oplevert, kan een beschadigde sluitspier (sfincter) worden hersteld of vervangen door een kunstmatige sluitspier (sfincterplastiek). In andere gevallen biedt sacrale neuromodulatie mogelijk uitkomst. Daarbij geeft een ingeplante pacemaker lichte elektrische impulsen af aan de zenuwen in de onderrug, net boven het staartbeen.

Multidisciplinaire bril

Voel je zeker niet alleen met je aandoening en praat erover met je huisarts

“Of mensen in aanmerking komen voor ingrepen, hangt niet alleen af van wat lichamelijk precies defect is”, geeft Vermandel nog mee. “Ook de impact van hun aandoening op hun dagelijkse leven speelt mee. Vandaar dat mensen daarover bevraagd worden op de consultatie.”

En wat de onderzoeken betreft: “Die zijn niet pijnlijk, hooguit vervelend”, stelt Vermandel gerust. “In de beginfase is een lichamelijk onderzoek nodig. Later volgen zo nodig functionele onderzoeken. Zoals een anale manometrie, om de druk in de sluitspier te meten. Een transrectale echo om de kwaliteit en de functie van de bekkenbodemspieren te evalueren. En eventueel ook een functionele MRI, waarbij de patiënt gevraagd wordt te persen, om de werking van alle organen in het kleine bekken tegelijk in kaart te brengen.”

“De organen in het kleine bekken zijn overigens voor hun werking sterk afhankelijk van elkaar”, merkt Vermandel nog op. “Vandaar dat experts uit verschillende disciplines overleggen om voor iedere patiënt individueel de beste behandeling op maat te geven. Die behandeling bestaat dus meestal uit meerdere onderdelen: levensstijlaanpassingen, medicatie en/of chirurgie, vaak ook bekkenbodemtherapie, en zo nodig ook psychologische steun. Na verloop van tijd zijn de meeste mensen verlost van hun probleem of ervaren ze toch een beduidende verbetering. Voel je zeker niet alleen met je aandoening en praat erover met je huisarts of iemand van het multidisciplinaire team in het ziekenhuis.” (An Swerts)

Met dank ook aan Joëlle Roenen, dr. Sylvie Van den Broeck en dr. Niels Komen van de Klein Bekken Kliniek van het UZA.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content