Dokter, het doet pijn als ik niet werk

Werken is gezond, zoveel is duidelijk, ‘maar we zouden meer bezig moeten zijn met wat mensen gezond houdt’, vindt arbeidsgeneesheer Maurits De Ridder (UGent).

Daar heeft niet alleen de werkmens zelf, maar ook zijn baas baat bij, zeker als we met zijn allen langer aan de slag zullen blijven.

De theorie is duidelijk: werken geeft de mens een duidelijke structuur én een sociaal systeem. Wie werkt, is doorgaans gezonder, zowel fysiek als mentaal. Wie niet werkt, voelt zich daarentegen vaak nutteloos, heeft een lager zelfbeeld en klopt vaker bij de huisarts aan met psychosomatische klachten. Ook langer werken is volgens veel specialisten gezond. Het houdt de oudere werknemer actief en in beweging, wat vooral een positief effect heeft op hart en bloedvaten. Althans, in het ideale scenario.

In de arbeidsgeneeskunde bestaat een meetsysteem om te bepalen tot op welk punt werken gezond is en vanaf welk punt het dat niet meer is. ‘Dat gebeurt aan de hand van de PWC, de physical working capacity, de totale werkcapaciteit van een persoon’, stelt dokter Maurits De Ridder, wetenschappelijk medewerker en specialist arbeidsgeneeskunde van de Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde aan de Universiteit Gent. ‘Daarbij meet je een aantal lichamelijke maar ook psychische factoren, zoals de toename van de hartfrequentie, reactiesnelheid en geheugencapaciteit.’

De ideale werksituatie is die waarbij er een mooi evenwicht is tussen de PWC en de werkomstandigheden. Dat laatste dekt alles: de hoeveelheid werk, de zwaarte van het werk, de werkomgeving, maar evengoed ook de waardering die je ervoor krijgt. In een normaal werkritme gebruiken we minder dan 30 procent van onze PWC. Dus hebben we genoeg reserve om eventuele pieken op te vangen. Maar als het evenwicht verstoord is, kan het grondig mislopen. Vijftigplussers zien in het huidige arbeidsklimaat hun werklast vaak stijgen, terwijl hun PWC daalt, waardoor ze gaan werken tot aan hun persoonlijke limieten. Gevolg? Er rest geen reserve meer om de stress te verwerken. Als zo’n situatie te lang duurt, krijg je klachten. Aanhoudende werkgerelateerde stress verdubbelt het risico op diabetes, leidt vaak tot hogere bloeddruk, tot gewichtstoename, depressie, burn-out en tot hart- en vaatziekten, zelfs tot hartfalen.

Beroepsziekten

In 2010 keerde het Fonds voor de Beroepsziekten aan 55.679 mensen een vergoeding voor blijvende arbeidsongeschiktheid uit. Een beroepsziekte is een ziekte of aandoening die het rechtstreekse gevolg is van het uitoefenen van een bepaalde job. In 64 procent van de gevallen had de aandoening een fysische oorzaak, zoals trillingen of lawaai. Bijna een kwart van de beroepszieken hadden schadelijke stoffen ingeademd.

Die cijfers zijn niet meer dan het topje van de ijsberg, weet dokter De Ridder. ‘De selectiecriteria van het Fonds voor de Beroepsziekten zijn vrij streng. De correlatie tussen job en ziekte moet heel duidelijk aantoonbaar zijn. We weten bijvoorbeeld uit buitenlandse studies dat zo’n 6 procent van het totale aantal kankers door het werk veroorzaakt is. Voor ons land zouden dat er dus meer dan 2.000 moeten zijn. Het Fonds erkent jaarlijks nog geen 200 nieuwe gevallen. Of neem een typische kwaal: rugproblemen bij verpleegkundigen. Die worden slechts zelden erkend als beroepsziekte. Hetzelfde met lawaaidoofheid: om erkend te worden moet je al potdoof geworden zijn door pakweg dertig jaar in een lawaaierige omgeving te werken.’

Beroepsziekten zijn eerder de uitzonderingen. De Ridder: ‘Wat werknemers het vaakst van het werk houdt, zijn nog altijd gewone kwaaltjes zoals griep, verkoudheid of keelontsteking. Dan gaat het over een vrij korte afwezigheden. Uit studies blijkt dat ongeveer 20 procent van het ziekteverzuim het gevolg is van de werkomstandigheden zelf. Bij die werkgerelateerde oorzaken van absenteïsme zien we twee grote groepen: enerzijds de musculoskeletale aandoeningen – vooral aan de rug, de schouders en de armen – en anderzijds de psychische aandoeningen zoals burn-out, depressie en stressverschijnselen. De psychische kwalen komen vaak al voor op jongere leeftijd, de musculoskeletale treden eerder op oudere leeftijd op. Naast die twee grote groepen, elk goed voor een derde van het totaal, heb je nog de long- , huid- en cardiovasculaire aandoeningen.’

Verouderd systeem

Om het welzijn op het werk te bevorderen en vooral het absenteïsme te verminderen moet er dus vooral gewerkt worden op die twee grote groepen. Alleen ligt dat in de praktijk nogal moeilijk. ‘Ons systeem van arbeidsgeneeskunde dateert uit de jaren zestig en is vooral gebaseerd op de gezondheidsrisico’s die werknemers in die tijd liepen’, legt De Ridder uit. ‘Elk bedrijf van meer dan twintig werknemers is bij wet verplicht een of meer preventieadviseurs te hebben die zich bezighouden met veiligheid en gezondheid op het werk. Daarnaast zijn er dertien externe diensten voor preventie en welzijn op het werk. Dat zijn door de overheid erkende vzw’s die onder andere de verplichte medische onderzoeken in bedrijven uitvoeren. In de praktijk houden de preventieadviseurs zich in de eerste plaats bezig met het voorkomen van arbeidsongevallen. Preventie van werkgerelateerde aandoeningen krijgt veel minder aandacht.’

Het voorkomen van arbeidsongevallen is overigens aardig gelukt. Uit cijfers van het Fonds voor Arbeidsongevallen blijkt dat dat aantal sinds de jaren zestig met de helft gedaald is. In 1969 telde de overheid 330.281 ongevallen, in 2010 (de meest recente cijfers) waren het er nog 178.499. De meeste ongevallen gebeuren nu in de bouwsector. Jonge werknemers hebben vaker een arbeidsongeval dan oudere, maar de gevolgen zijn meestal minder ernstig. In crisistijden gaat het aantal arbeidsongevallen logischerwijs in dalende lijn, omdat er minder werkenden zijn. Maar ondanks de economische relance bleef het in 2010 stabiel.

Wel een probleem is volgens De Ridder dat de focus nog steeds hoofdzakelijk op het voorkomen van arbeidsongevallen ligt. ‘Men kijkt vooral naar de veiligheidsaspecten. Dat zijn vrij tastbare, voor iedereen duidelijke dingen. Maar dat je na jaren aan een werkpost een kapotte rug hebt, dat krijgt veel minder aandacht. Terwijl die musculoskeletale problemen dus net een derde van het arbeidsgerelateerde absenteïsme uitmaken. Om dat aan te pakken moet je veel meer preventief werken, moet je werkposten ergonomisch onderzoeken, moet je proactief optreden.’

De arbeidsgeneesheren van de externe diensten proberen wel proactief op te treden, maar in de praktijk lukt dat amper, meent dokter De Ridder. ‘Het systeem is nu eenmaal zo dat bedrijven een externe dienst betalen volgens het aantal ’te onderzoeken werknemers’. Met andere woorden: ze krijgen vooral geld om de verplichte medische onderzoeken uit te voeren. Ideaal zou zijn dat een arbeidsgeneesheer de helft van zijn tijd besteedt aan medische controles en de andere helft aan bedrijven adviseren over hoe je de werkomgeving kunt verbeteren. In de praktijk is die verhouding tegenwoordig echter 85/15.’

Dat is voornamelijk te wijten aan het tekort aan arbeidsgeneesheren. De Ridder: ‘Er zijn er nu al 150 te kort. En de helft van de huidige arbeidsgeneesheren zijn vijftigplussers. Het beroep is weinig populair. Er is al een algemeen dokterstekort, bovendien worden arbeidsgeneesheren relatief slecht betaald. Ooit hadden we in Vlaanderen vier opleidingen, nu nog één. Een student moet niet alleen een medische interesse hebben, maar ook een meer technische. Hij moet kennis hebben van stralingen, schadelijke stoffen, werkorganisatie maar ook van ergonomie, van alles wat met werksituaties te maken heeft. Elk jaar studeren in Vlaanderen tien arbeidsgeneesheren af en stoppen er dertig. Als er niets gebeurt, zitten we over vijf jaar met ernstige problemen. Door dat tekort en door de wettelijke verplichting op de jaarlijkse medische onderzoeken in bedrijven blijven er geen tijd en middelen meer over voor preventie van minder zichtbare zaken.’

Arbeidsgeneesheren kunnen bovendien – net als de interne preventieadviseurs overigens – de werkgever enkel adviseren. Die doet daar verder meer wat hij wil. Daarnaast heb je nog de inspecteurs van het Toezicht op het Welzijn op het Werk, die controleren of alles conform de wetgeving gebeurt. Niet alleen is er hier ook een tekort, de focus van de inspectie ligt andermaal vooral op arbeidsongevallen. De Ridder: ‘De inspectie wordt vooral ingeschakeld bij een ongeval of bij een klacht. Veel meer kan de inspectie door dat personeelstekort niet doen. Af en toe voert ze wel gerichte campagnes. Onlangs controleerde ze of bedrijven die verven en lijmen produceren de regels voor het gebruik van chemische stoffen naleven. Vier op de vijf firma’s trok zich van de wettelijke bepalingen niet al te veel aan. Dat valt te verwachten als er weinig of geen controle is.’

Er is dringend een hervorming van de arbeidsgeneeskunde nodig, anders loopt het mis, aldus De Ridder. Een mogelijke oplossing is volgens hem de verplichte medische onderzoeken te verminderen. De Ridder: ‘In Frankrijk, waar men met dezelfde problemen geconfronteerd werd, is de wet recent aangepast en moet dat nog maar om de twee jaar. Nederland doet het heel anders. Als een werknemer langdurig ziek is, dan draait de werkgever mee op voor de kosten. Een systeem met voor- en nadelen, maar feit is wel dat de werkgever er dan alle baat bij heeft dat zijn personeel gezond blijft. Dus gaat er meer aandacht naar preventie. Valt iemand bij ons ziek, dan zijn de kosten voor de maatschappij, waardoor de werkgevers minder gemotiveerd zijn om geld en energie in preventie te stoppen.’

Pensioendebat

Die primaire preventie wordt steeds belangrijker, zeker in het licht van het huidige pensioendebat. ‘We zullen allemaal langer moeten werken’, stelt dokter De Ridder vast. ‘Maar hoe meer oudere werknemers in een bedrijf, hoe meer mensen met individuele gezondheidsproblemen. En hoe meer je dus een individuele aanpak nodig hebt. De aandacht zal moeten verschuiven van de collectieve gezondheidsrisico’s naar het welzijn van die specifieke werknemer op die specifieke werkpost. Dat kan niet als de arbeidsgeneesheer nooit op de werkvloer komt door gebrek aan tijd en middelen.’

Ook de psychische problemen, goed voor een derde van het totale werkgebonden absenteïsme, vergen zo’n individuele aanpak. De Ridder: ‘Dat soort problemen is een relatief nieuw gegeven. Pakweg twintig jaar geleden was daar amper aandacht voor. Daarbij heb je vooral een goede samenwerking tussen huisarts, arbeidsgeneesheer en de adviserende geneesheer van het ziekenfonds nodig. Die laatste kan bij een lange afwezigheid bepalen of de zieke op de ziekenkas kan blijven of opnieuw moet gaan werken. Hiervoor pleegt hij best overleg met de arbeidsgeneesheer die het bedrijf en de werkpost kent. Maar voor zo’n samenwerking is tijd nodig. En die heeft de arbeidsgeneesheer vaak niet.’

Nochtans zijn de gevolgen van die psychische problemen ook voor de werkgever bijzonder groot. Dat blijkt uit een onderzoek van IDEWE, de grootste externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. In de eerste plaats door de verzuimkosten. Werknemers met burn-out melden zich opvallend vaker ziek en blijven gemiddeld langer thuis. Los daarvan zijn er nog kosten, door een lager rendement of gemaakte fouten, en is er een groter verloop.

Het goede nieuws is volgens IDEWE wel dat daar iets aan te doen is. Burn-out komt namelijk, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, niet vaker voor bij oudere werknemers. Uit het onderzoek blijkt dat burn-out niet zozeer met leeftijd of geslacht te maken heeft, maar alles met de werkomgeving. Werkgevers kunnen dus een groot deel van de potentiële kosten voorkomen door de arbeidsomstandigheden te verbeteren.

Arbeidsomstandigheden verbeteren, dat is ook volgens dokter Maurits De Ridder een deel van de oplossing, net als fittere werknemers. ‘Het concept van de fit worker is in ons land nogal nieuw. Hier zijn we vooral bezig met te zorgen dat er op het werk geen zaken zijn waar we ziek van worden of een ongeval door kunnen krijgen. Terwijl we meer zouden moeten kijken naar wat mensen gezond houdt. Tal van onderzoeken wijzen uit dat wie gezond leeft, niet te dik is en een goede basisconditie heeft, met meer plezier komt werken, productiever is en langer werkt. Als we dus willen dat mensen langer werken, zullen we dus volop moeten inzetten op gezondheidspromotie. Wie fit is en dat kan blijven, kan – mits aangepast werk – zelfs tot zijn 75e werken.’

Cathy Galle

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content