De arts die de doden laat spreken

WIM VAN DE VOORDE: 'Justitie kan nog wat leren van de gezondheidszorg. Die is heel goed georganiseerd.' © FRANKY VERDICKT

Hij was betrokken bij de onderzoeken naar de moordenaars Andras Pandy en Roland Janssen, en hij onderzocht de slachtoffers én de daders van de aanslag in Zaventem. Forensisch patholoog Wim Van de Voorde over sluitende DNA-labs, sterven van angst, en de ontmaskering van bommenmakers.’

‘De forensisch patholoog laat de doden hun laatste verhaal vertellen, en geeft ze een stem in een proces waar ze niet meer aanwezig kunnen zijn’, schrijft magistraat Yves Liégeois, eerste advocaat-generaal bij het Antwerpse hof van beroep, in het voorwoord van het boek Forensische geneeskunde van professor Wim Van de Voorde. Zijn gelijknamige dienst van het UZ Gasthuisberg treedt jaarlijks op in tien à twintig assisenzaken, onderzoekt ter plekke 600 verdachte overlijdens, en doet 200 autopsies per jaar. De prof schreef een opmerkelijk begrijpelijk boek over zijn beroep, van de gevaren van designerdrugs via insulinemoorden en bliksemdoden tot onderzoeken naar lijken in ontbinding. De klepper van 675 pagina’s is een flinke herwerking van eerdere edities. Nieuw is onder meer het hoofdstuk over explosies, naar aanleiding van de aanslagen in Brussel. Van de Voorde onderzocht met zijn team de mensen die omkwamen in de luchthaven van Zaventem.

Die dinsdag 22 maart was u ’s ochtends onderweg naar een lijkschouwing in Limburg. Hoe hebt u de rest van de dag beleefd?

WIM VAN DE VOORDE: Ik hoorde het nieuws over de aanslagen op de autoradio. Van mijn dienst in Leuven zijn meteen drie artsen naar Zaventem vertrokken. Ze waren heel snel ter plaatse, om 9.15 uur waren ze er al. We hadden twee taken: slachtoffers identificeren en bewijzen verzamelen in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar de daders. Bewijsstukken waren bijvoorbeeld de bomscherven die we in de lichamen aantroffen.

Gelukkig waren we in Leuven voorbereid op een catastrofe met veel dodelijke slachtoffers, en hadden we een rampenplan klaarliggen. Er moest een mortuarium worden vrijgemaakt, er moest een extra koelwagen geïnstalleerd worden op de parking. ’s Avonds zijn dan de meeste dodelijke slachtoffers naar Gasthuisberg overgebracht. Achttien in totaal, inclusief de twee daders. Ze hebben allemaal een CT-scan ondergaan. Woensdag zijn alle slachtoffers uitwendig onderzocht, en bij ongeveer de helft werd al een autopsie uitgevoerd. Tegen donderdagmiddag hadden alle achttien slachtoffers een autopsie ondergaan.

Hoe zijn ze precies om het leven gekomen?

VAN DE VOORDE: De meesten bevonden zich in de vertrekhal van Zaventem vlak bij de bommen. Ze zijn nagenoeg allemaal ogenblikkelijk gestorven door een schedel-hersentrauma. Bij een bomaanslag vallen de meeste dodelijke slachtoffers altijd binnen een afstand van enkele meters. Op verdere afstand – tot op honderd meter – kun je wel nog getroffen worden door een instorting of door projectielen die door de bomexplosie wegschieten.

Een ontploffing veroorzaakt een drukgolf van duizenden bar die in korte tijd vrijkomt. Mensen die dichtbij staan, krijgen die druk volop op zich, en dat veroorzaakt inwendige letsels. Longen en hersenen worden gekneusd. Daarnaast heb je de letsels die worden veroorzaakt door onderdelen van de bom die uiteenspat. Het ging om een spijkerbom vol bouten en metalen plaatjes. Vergelijk het met kogels die wegvliegen. Stukjes metaal perforeren met hoge snelheid de schedel. In de meeste gevallen troffen ze slachtoffers op vitale plaatsen in het hoofd. Die mensen zijn op slag overleden. Veel slachtoffers, ook degenen die de aanslag wél overleefden, hadden zware letsels aan de onderste ledematen.

Hebben de slachtoffers de aanslag bewust meegemaakt voor ze stierven?

VAN DE VOORDE: In de maanden na de terreuraanslag hebben alle nabestaanden de gelegenheid gehad om met ons te komen praten, samen met het slachtofferonthaal van het parket. Een van de belangrijkste vragen was of hun overleden dierbaren beseften wat er gebeurd was, en of ze pijn hadden geleden. Bij de overgrote meerderheid konden we op basis van het letselpatroon ondubbelzinnig zeggen: ‘Nee, ze hebben nooit beseft dat er een ontploffing is geweest.’ Net daarom moet je een autopsie doen. Anders kun je die heel belangrijke vraag niet beantwoorden.

Tegen vrijdag 25 maart waren de lichamen geïdentificeerd en werden de nabestaanden ingelicht. Was dat niet een beetje laat?

VAN DE VOORDE: Verscheidene nabestaanden voelden dat zo aan: ‘Waarom heeft het zo lang geduurd?’ Ze hadden gelijk. Maar wij, wetsdokters, zijn niet de meester over de identificatie, dat is het Disaster Victim Identification Team (DVI). In de debriefings is daar flink over gedebatteerd. Mocht de hele keten van identificatie geprofessionaliseerd zijn, dan waren we er een dag vroeger mee klaar. Kijk, iedereen heeft zich enorm ingezet, ook bij de politie, het DVI en het gerecht. Daarom is het zo moeilijk om kritiek te leveren. Maar er kan bij de partners nog meer werk gemaakt worden van een professionele aanpak. Op dat vlak kan Justitie nog wat leren van de gezondheidszorg, die is heel goed georganiseerd. We zijn het gewoon om planmatig te werken, op een gestructureerde manier, met een goede infrastructuur.

Waarom had de identificatie sneller gekund?

VAN DE VOORDE: Neem in deze concrete situatie een overleden persoon mét identiteitsdocumenten op zak, klaar om in te checken voor zijn vlucht, die sieraden draagt of tatoeages heeft. Je kent het geslacht, je kunt de leeftijd inschatten en je beschikt over bijkomende informatie afkomstig van familieleden. Dan heb je snel een idee over wie het zou kunnen gaan. Moet je dan écht nog wachten op de wetenschappelijke bewijzen – vingerafdrukken, een tandheelkundig onderzoek en DNA? Het merendeel van de slachtoffers zou al geïdentificeerd kunnen zijn na de uitwendige schouwingen door gerechtsartsen. Maar de politie speelt natuurlijk op veilig, en werkt strikt volgens de procedure van Interpol. Die schrijft voor dat je eerst alle gegevens in handen moet hebben voordat je kunt identificeren.

Dat klinkt niet onlogisch.

VAN DE VOORDE: Procedures strikt volgen is noodzakelijk, tenzij je over specialisten beschikt die aan de hand van hun kennis en kunde op een professionele manier een oordeel kunnen vellen. Geef bij de identificatie een grotere rol aan de forensisch pathologen. Wij zijn het best geplaatst om finaal te beslissen over de identiteit. Nu is dat de taak en de verantwoordelijkheid van de politie. Maar hoe goed ze het ook bedoelen, politieagenten beschikken niet noodzakelijk over de juiste medische kennis.

Wat leverde het onderzoek van de twee daders op?

VAN DE VOORDE: We hebben een heel belangrijke bevinding gedaan. In onze zoektocht naar sporen van explosieven hebben we staaltjes afgenomen bij de daders. Mijn collega Jan Tytgat trof TATP aan in hun bloed, hersenen en longen. Dat explosief wordt vaak door terroristen gebruikt. Bij de slachtoffers was het níét in het lichaam aanwezig. Daardoor beschikken we nu waarschijnlijk over een methode waarmee je bommenmakers kunt ontmaskeren.

Door tv-series zoals CSI lijken forensisch pathologen álles te kunnen verklaren. Wat zijn de grootste misverstanden die over jullie werk bestaan?

VAN DE VOORDE: Een misverstand waar ik nog altijd versteld van sta, is dat men op het gezicht van de dode zou kunnen aflezen of hij geleden heeft of niet. Dat is een algemeen verspreid idee, zelfs bij begrafenisondernemers. Terwijl het absoluut niet het geval is. Bij het overlijden krijg je spierverslapping, en dan neem je in de meeste gevallen een rustige gelaatshouding aan – zelfs iemand die erg heeft afgezien. Ook advocaten zeggen hardop: die man kan toch niet afgezien hebben, want het gezicht ziet er heel rustig uit.

U luidde al herhaaldelijk de alarmklok over uw beroepsgroep. Waarom?

VAN DE VOORDE: We zijn een verliesgevend beroep zonder degelijk statuut. Onze strafrechtelijke opdrachten dekken maar de helft van de kosten die we maken om goede gerechtelijke geneeskunde te bedrijven. Voor de andere helft moet het ziekenhuis financieel bijspringen. Ik pleit ervoor om bij een ongewoon sterfgeval systematisch een specialist in de gerechtelijke geneeskunde aan te stellen. België is een van de weinige landen waar élke arts gerechtelijke geneeskunde mag bedrijven. Letterlijk elke dokter mag als deskundige worden aangesteld door de onderzoeksrechter, procureur des Konings of rechtbank. Er staat geen beperking op. Daarom zeg ik: stel specialisten aan, en vergoed hen ook correct. De tarieven die Justitie vandaag betaalt, zijn goed voor hobbyisten.

Betaalt Justitie jullie facturen op tijd?

VAN DE VOORDE: Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) heeft samen met zijn kabinet en de Federale Overheidsdienst Justitie een ernstige poging ondernomen om achterstallige betalingen recht te trekken. Er is een inhaaloperatie geweest, maar die is voorbij. Er zijn nog altijd openstaande facturen.

In de herfst van 2015 heeft de minister beslist dat de tarieven voor DNA-onderzoeken grosso modo met 45 procent naar beneden moesten. Dat is beslist zonder deugdelijk overleg met onze laboratoria. Daardoor maakt ons DNA-lab nu verlies, en moeten we zien of we de DNA-labs aan Belgische universiteiten nog kunnen openhouden. Ze dreigen te verdwijnen. Charleroi heeft de deuren al gesloten, Luik gaat sluiten, Antwerpen heeft het moeilijk. En ook wij in Leuven zullen geen eigen DNA-laboratorium meer houden. We zullen het incorporeren in het lab van het Centrum Menselijke Erfelijkheid, om toch nog te kunnen werken. Gent heeft zijn lab verkocht aan een commerciële partner die zogezegd wel voor die lagere tarieven kan werken. Maar dat wordt dus bandwerk, puur technisch werk. De intellectuele interpretatie, de inzet van academisch hooggevormde professionals, gaat verloren.

De privatisering van DNA-analyse gaat dus ten koste van de kwaliteit?

VAN DE VOORDE: Ja. Alleen aan universiteiten komen nieuwe inzichten, technieken en wetenschappelijke methodes over DNA tot stand. Als die universitaire labs sluiten, verliezen we onze knowhow over DNA in forensische zaken. Vergéét wetenschappelijke vernieuwing. We zullen hopeloos achteruitgaan.

Welke nieuwe DNA-ontwikkelingen helpen uw werk zoal vooruit?

VAN DE VOORDE: Een pasgeboren meisje werd dood aangetroffen in het struikgewas. Niemand wist wie ze was. Dankzij DNA-technologie die in Leuven via wetenschappelijk onderzoek verder ontwikkeld is, konden we de geografische oorsprong van de moeder achterhalen.

Een doctoraatsstudent onderzoekt momenteel hoe DNA kan uitwijzen op welk moment in de dagcyclus iemand overleden is. ’s Morgens, ’s middags, ’s avonds of ’s nachts? De bestaande temperatuurschatting om het tijdstip van overlijden te bepalen, blijft namelijk máár een schatting. Hoe langer geleden de persoon is overleden, hoe moeilijker. Mogelijk kan DNA-onderzoek helpen om voortaan het tijdstip van overlijden nauwkeuriger te achterhalen.

Nog een voorbeeld. Op basis van de anatomische kenmerken van een schedel kan men nu al een gezicht virtueel reconstrueren. Dankzij DNA zal men dat nog meer kunnen verfijnen. Want DNA laat toe specifieke visuele kenmerken van het gezicht af te leiden, zoals de kleur van ogen en haar.

In uw boek schrijft u over ‘stressgerelateerd overlijden’. Kan een mens echt doodgaan van stress?

VAN DE VOORDE: Ja, al moet het wel extreme stress zijn, en is er vaak een onderliggende hartziekte. Stel: een inbreker wordt op heterdaad betrapt. Buurtbewoners houden hem op de grond vast tot de politie aankomt, hij verzet zich hevig. En plots sterft hij. Of andersom: een hartzieke man die thuis wordt overvallen en letterlijk sterft van de stress.

We zijn ook al meermaals geconfronteerd met mannen die plots zijn gestorven tijdens het masturberen. Vaak gaat het om mensen die alleen wonen, en die met een ontbloot onderlichaam worden aangetroffen met pornografisch materiaal in de buurt. Als je zodanig psychisch opgewonden raakt dat je adrenaline omhoog gaat, gaat je hart sneller kloppen. Als er dan een kink in de kabel komt, zoals een slechte zuurstofaanvoer door een verstopte kransslagader, kan je hart stilvallen. ‘Normale’ seksuele activiteit brengt bij hartpatiënten geen significant risico met zich mee. Vandaar dat plotse overlijdens veeleer voorkomen tijdens ‘buitengewone’ seksuele activiteiten.

Minstens even straf: mensen die overlijden na het uitspreken van een vloek.

VAN DE VOORDE: Ja, dat staat in wetenschappelijke literatuur beschreven. Voodoo. Het is natuurlijk niet omdat iemand op een afstand pijltjes in een popje prikt, dat je zomaar doodvalt. Bij de meeste mensen mag je zo vaak prikken als je wilt, ze trekken er zich niets van aan. Maar een enkeling kan door die angstaanjagende gedachte zódanig onder stress komen te staan dat hij eraan zou kunnen overlijden. Ik heb in mijn carrière al heel veel gezien, maar dat hebben we in België nog niet meegemaakt.

DOOR KRISTOF CLERIX, FOTO FRANKY VERDICKT

‘De doden van Zaventem hebben niet afgezien.’

‘Nee, aan het gezicht van een dode kun je niet aflezen of hij geleden heeft. Wat begrafenisondernemers of advocaten je ook mogen vertellen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content