Dirk Draulans

Geworstel tussen journalist en wetenschapper

Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Als een wetenschappelijke studie alleen ‘normale’ resultaten vindt, is dat dan nieuws?

Journalisten en wetenschappers begrijpen elkaar niet altijd. De eerste groep wil sloganachtige helderheid, de tweede eist nuances en statistische beperkingen. De eerste eist drama, de tweede wil correcte beeldvorming.

Soms voeren journalist en wetenschapper een gevecht in het hoofd van één en dezelfde persoon, bijvoorbeeld als een wetenschapper journalist is geworden en als journalist naar wetenschappelijke bevindingen kijkt. Ondergetekende betrapte zich erop toen hij de doctoraatsstudie van toxicologe Tinne Geens van de Universiteit Antwerpen in handen kreeg, waarover vorige week in Knack verslag werd uitgebracht.

Geens en haar collega’s hadden voor het eerst een grondige analyse gemaakt van het voorkomen van de synthetische chemische stof bisfenol-A in België, zowel in mensenlichamen als in voedings- en papierproducten. De voornaamste conclusie was dat alles als ‘normaal’ te beschouwen valt, hoewel er tal van vragen gesteld werden, onder meer over de betrouwbaarheid van de maximale dosis die een lichaam kan verdragen voor er eventueel gezondheidsproblemen optreden – de stof kan als hormoonverstoorder werken.

Bij het lezen en schrijven dook automatisch de verontrustende journalistieke reflex op, dat een analyse die geen drama oplevert in feite niet interessant is, wegens een weerspiegeling van wat normaal zou moeten zijn. Het feit dat hier wetenschappelijk belangrijk werk was geleverd, bleek minder relevant.

Ondergetekende betrapte zich ook even op een wat beschamend gevoel niet aan de journalistieke plicht van het bijna obligate bijsturen van de gevestigde orden te hebben voldaan, toen er een tevreden mail met beheerste felicitaties binnenkwam van secretaris-generaal Geert Scheys van Federplast: de vereniging die de belangen van de producenten van kunststof- en rubberartikelen verdedigt – bisfenol-A wordt massaal gebruikt in de industrie. ‘Naar mijn bescheiden mening is het (artikel) een voorbeeld van correcte weergave van onderzoeksresultaten en van wetenschappelijke inzichten in een complex onderwerp dat zich doorgaans leent tot meer sensationele berichtgeving’, luidde Scheys’ boodschap.

Veel journalisten kampen spontaan met het onhebbelijke gevoel dat ze hun werk niet goed gedaan hebben als er lof komt uit industriële hoek. Want is de industrie niet de sector die tienduizenden chemische stoffen op de mens en zijn omgeving heeft losgelaten, soms met catastrofale gevolgen, zoals het een halve eeuw geleden verschenen baanbrekende boek ‘Silent Spring’ van de Amerikaanse biologe Rachel Carson aantoonde? Pesticiden als DDT waren een ramp voor het leefmilieu – de mens inbegrepen.

Dat de industrie – in de brede algemeenheid van de term – er ondertussen mee voor gezorgd heeft dat ons leven véél langer en comfortabeler is geworden, zelfs veel gezonder, lijkt bij zo’n bedenking automatisch naar de achtergrond te worden verdrongen. Goed nieuws is geen nieuws, en lof en eer voor de industrie is iets voor de economische vakpers. Een vreemde kronkel van de hersenen, waar geen voor de hand liggende verklaring voor bestaat, behalve misschien een aangeboren afkeer van de gemiddelde mens voor wat artificieel lijkt te zijn.

Het is evenzeer bizar dat het feit dat Geens’ thesis geen aanleiding gaf tot dramaverhalen, bijvoorbeeld over problemen met de geslachtelijke ontwikkeling, deed twijfelen aan de journalistieke relevantie van haar werk. Want de vaststelling dat er geen probleem lijkt te zijn met een bepaalde stof is uiteraard nuttig nieuws – iets minder om zich zorgen over te maken.

Desondanks zal er nog veel inkt vloeien – ook in wetenschappelijke kringen – over de precieze waarde van de conclusies die volgen uit wat ondertussen ‘humane biomonitoring’ is gaan heten: het meten van wat we gemakshalve maar chemische vervuiling van een menselijk lichaam zullen noemen. Wetenschappers registreren momenteel op steeds grotere schaal chemische stoffen in mensen, zonder dat ze goed weten waartoe al die kennis finaal zal leiden – vergelijkbaar met wat met genetische analyses aan de hand is: je kunt wel genenkaarten van mensen samenstellen, maar je weet dikwijls niet wat de concrete betekenis van je resultaten is, want van veel genen is de functie nog niet bekend.

Meten is niet langer bijna per definitie weten. Tenzij de resultaten van het meetwerk ver onder de potentieel gevaarlijke limieten liggen. Het enige harde en zowel wetenschappelijk als journalistiek te verantwoorden nieuws in deze sector is meestal het gebrek aan drama. Een weinig comfortabele gedachte voor een volbloed journalist.

Dirk Draulans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content