Wilhelm II

Christopher Clark

De laatste Duitse keizer

Vert. Huub Stegeman

De Bezige Bij, Amsterdam 2017

429 blz., ? 39,99 ISBN 978 90 234 6600 0

Holle retoriek

Succesauteur Clark is een van de weinige Engelstalige historici die Duitse geschiedenis beschrijft zonder te vervallen in vastgeroeste Angelsaksische sjablonen. Dat was zo bij Slaapwandelaars (WO I valt vooral de Serviërs en Russen aan te rekenen) en Het IJzeren Koninkrijk (Pruisen was niet rabiaat reactionair) en dat is nu opnieuw aan de hand. Hij wrikt vooral aan de rol die John Röhl, Emil Ludwig, maar ook Sigmund Freud de Kaiser aanmaten. Politieke motieven leiden al te vaak tot schuldtoewijzing aan een onwelgevallige leider. Clarks doel was vooral te kijken naar hoeveel macht Wilhelm daadwerkelijk had.

De jonge Wilhelm werd heen en weer gesmeten tussen zijn anglofiele ouders en zijn aartsconservatieve grootvader en Bismarck. De IJzeren Kanselier had het onmogelijke voor elkaar gekregen: een sterke Duitse eenheidsstaat. Die wilde hij koste wat het kost buiten elk conflict houden. Zijn opvolgers (Caprivi, Hohenlohe, Bülow, Bethmann) zwalkten met hun buitenlandpolitiek en Wilhelm bezat niet het karakter daar heldere sturing aan te geven, integendeel. Wilhelm is getekend door zijn onbedwingbare en ongeremde brallerigheid, zijn overgevoeligheid voor de publieke opinie, zijn heftig reageren op incidenten. De keizer kreeg daarmee een aura alsof hij het voor het zeggen had. Hier dringt een vergelijking met de huidige Amerikaanse president zich op. In werkelijkheid ging Wilhelm, als puntje bij paaltje kwam, telkens risico’s uit de weg. Hij was niet alleen besluiteloos, zijn macht was beperkt. Alleen in militaire zaken mocht hij zijn zin doorzetten, maar uitgerekend hiervoor ontbrak het hem aan enig strategisch talent. Geen visie, geen beleid, geen samenhangend idee wat te doen. Van een Griff nach der Weltmacht (Fritz Fischer) is bij Wilhelm nimmer sprake geweest: de keizer bleef gevangene van zijn bombastische oprispingen.

Partner Content