Het Vaticaan en Israël: vergeving

Jeruzalem, 11 mei 2009. Paus Benedictus XVI en Shimon Peres, president van Israël. © REUTERS

2009. Benedictus XVI zou een bezoek brengen aan het Heilige Land. Het schandaal rond het negationisme van bisschop Williamson lijkt echter roet in het eten te gooien. Maar de mensen achter de joods-christelijke dialoog zetten hun beste beentje voor. Dit is te belangrijk, zowel voor de Heilige Stoel als voor Israël. Dit mag niet mislukken.

Die avond zapt David Rosen, adviseur voor interreligieuze aangelegenheden bij het Israëlische opperrabbinaat, naar de internationale zender France 24. Plots verstart hij: een journalist vertelt dat Benedictus XVI de excommunicatie van vier integristische bisschoppen heeft opgeheven. Een van hen is Mgr. Williamson, die met zijn minimalisering van de Shoah al twee dagen wereldnieuws is. Rosen grijpt onmiddellijk naar de telefoon: ‘Hallo, kardinaal Kasper? Hebt u het nieuws al gehoord?’ Kasper staat in het Vaticaan aan het hoofd van de Pauselijke Raad voor de Eenheid van de Christenen. Hij valt uit de lucht. Nee, hij was niet op de hoogte. Dat hij, een van de belangrijkste actoren in dit soort zaken, moet ingelicht worden door een rabbijn die op duizenden kilometers van het Sint-Pietersplein woont, is echt wel de wereld op z’n kop. Kers op de taart: het decreet van het Vaticaan valt drie dagen voor de Internationale Herdenkingsdag voor de Holocaust. Het opperrabbinaat van Israël schort zijn relaties met Rome op. Yitzhak Cohen, de minister van Religieuze Zaken van het land, wil de diplomatieke relaties met de Heilige Stoel verbreken. Het ziet er niet goed uit voor het bezoek van Benedictus XVI aan Israël.

Jeruzalem, 23 maart 2000. De Asjkenazische opperrabbijn van Israël, Yisrael Meir Lau (links), en de Sefardische opperrabijn van Israël, Eliyahu Bakshi-Doron (rechts), schenken paus Johannes Paulus II een bijbel.
Jeruzalem, 23 maart 2000. De Asjkenazische opperrabbijn van Israël, Yisrael Meir Lau (links), en de Sefardische opperrabijn van Israël, Eliyahu Bakshi-Doron (rechts), schenken paus Johannes Paulus II een bijbel.© RADU SIGHETI / REUTERS

Nauwelijks vier maanden later is de paus op weg naar Jeruzalem. Een achtdaagse rondreis in het Heilige Land, van Jordanië tot Palestina. Een complexe reis: tegelijk bedevaart naar de wieg van het christendom, staatsbezoek en uitgestoken hand naar de christenen, joden en moslims van een bloedig verscheurd gebied. Wat is er gebeurd? Een teken uit de hemel? De Voorzienigheid? De verklaring is veel prozaïscher: aan deze reis is de joodse staat en het Vaticaan te veel gelegen om ze te annuleren.

De paus is immers Israëls eerste gesprekspartner in de christelijke wereld. Het land wil dan ook het Vaticaan te vriend houden, te meer omdat die gesprekspartner bezorgd is over het lot van de christenen in de bezette gebieden en dus doorgaat voor ‘diplomatiek’ dichter bij de Palestijnen staand. Meerdere katholieke leiders hebben de Operatie Gegoten Lood van eind 2008 en begin 2009 in de Gazastrook veroordeeld. Het bezoek van Benedictus XVI valt dus op een goed moment.

De Israëlische regering, waarvan nochtans behoorlijk wat ultrazionisten deel uitmaken, waakt er dan ook zichtbaar over haar toekomstige gast niet voor het hoofd te stoten. Op 20 april 2009 bijvoorbeeld, op de UNO-conferentie over racisme in Genève (Durban II), trekt Mahmoud Ahmadinejad, zoals te voorzien was, zo van leer tegen Israël, dat heel wat internationale vertegenwoordigers de zaal verlaten; de observator van de Heilige Stoel blijft zitten; de minister van Buitenlandse Zaken van Israël, Avigdor Lieberman, bekend om zijn uitvallen, had hem de huid vol kunnen schelden, maar… niets daarvan: geen onvertogen woord!

De zaak is gesloten’

Een ander teken van goede wil – wellicht niet gespeend van financiële bijgedachten – is dat het ministerie van Toerisme een ‘pelgrimsroute’ langs de plaatsen van Jezus’ prediking uitwerkt voor de buitenlanders die Benedictus XVI komen toejuichen. De woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken laat weten dat de zaak Williamson gesloten is en noemt dit dossier ‘een interne aangelegenheid van de Kerk’. Het mea culpa waarmee de paus elk revisionisme veroordeelt, heeft de joodse gemeenschap gerustgesteld.

De mensen achter de schermen van de joods-christelijke dialoog hebben vanaf het begin van de storm al het mogelijke gedaan om een breuk te vermijden. Een maand lang hield David Rosen, voorzitter van het Internationaal Joods Comité voor Interreligieuze Beraadslaging, voortdurend contact met kardinaal Walter Kasper. In februari 2009 ontbeet deze laatste samen met Richard Prasquier, voorzitter van de Representatieve Raad van Joodse Instellingen in Frankrijk, en Maram Stern, de nummer 2 van het Joods Wereldcongres. Dezelfde week nog verleende de paus een bijzondere audiëntie aan vijftig opperrabbijnen van Amerika. Een maand later ontmoetten die van Israël hun ‘confraters’ in het Vaticaan op een bijeenkomst die na het opheffen van de excommunicaties voorlopig was uitgesteld. ‘We hebben nooit opgehouden te praten’, zegt David Rosen.

Het tegendeel zou voor Benedictus XVI catastrofaal zijn geweest. De paus staat erop deze reis te maken. Tegen zijn gewoonte in heeft hij ze een jaar voordien al aangekondigd aan de rabbijnen van Amerika en heeft hij er daarna nog twee keer op gezinspeeld. Negen jaar na de historische reis van Johannes Paulus II naar het Heilige Land wil hij bewijzen dat de Kerk voortgaat met de dialoog die begonnen is met Vaticanum II (1962-1965). Het moet hem de gelegenheid bieden de indruk te ontkrachten die ze in Israël van hem hebben: dat hij eerder ‘lauw’ is en meer begaan met de eenheid van de Kerk dan met het verdiepen van de toenadering tot het jodendom.

Voor die indruk kunnen minstens twee redenen worden aangehaald. Toen Benedictus XVI in 2007 met een motu proprio de Tridentijnse ritus in ere herstelde, betekende dit ook dat op Goede Vrijdag weer kon worden gebeden ‘voor de trouweloze joden’ (onder Paulus VI was de formulering van het gebed ingrijpend gewijzigd). Onder druk van de kritiek wijzigde Benedictus de oude formulering, maar in joodse ogen ging hij daarbij niet ver genoeg. Daarnaast steeg de spanning rond het ‘dossier Pius XII’ – de joodse gemeenschap verwijt deze paus zijn stilzwijgen tijdens en over de Shoah – toen Benedictus XVI in de herfst van 2008 te kennen gaf dat hij deze paus graag zalig verklaard zag. Op 30 oktober 2008 maakte paus Benedictus XVI in een gesprek met rabbijn David Rosen bekend dat de heiligverklaring van Pius nog vele jaren op zich zou laten wachten. Op 19 december 2009 verklaarde hij evenwel Pius XII ‘eerbiedwaardig’, wat ‘één graad lager’ is dan ‘zalig’. Dat schoot aan joodse kant in het verkeerde keelgat. Andere elementen wekken dan weer de indruk dat het Vaticaan in verband met het ‘geval Pius XII’ nauwere samenwerking met de joden wil. Zo werd in maart 2009 in Rome in Yad Vashem in Jeruzalem een colloquium voor joodse en katholieke historici georganiseerd. Dat was volslagen nieuw. De sfeer was goed, hoewel in dit gedenkteken een foto van Pius XII hangt met een bijschrift dat, tot groot ongenoegen van het Vaticaan, het gebrek aan richtlijnen van de paus tijdens de pogroms van de nazi’s aan de kaak stelt.

Yad Vashem, het gedenkteken voor de Shoah, met een foto van Pius XII en een bijschrift waarin hem wordt verweten dat hij er tijdens de Shoah het zwijgen toe deed.
Yad Vashem, het gedenkteken voor de Shoah, met een foto van Pius XII en een bijschrift waarin hem wordt verweten dat hij er tijdens de Shoah het zwijgen toe deed.© GALI TIBBON / AFP

‘De paus zal druk moeten uitoefenen op Israël’

In Europa was de publieke opinie zo gebiologeerd door de zaak Williamson, dat men er nauwelijks zag dat de grootste tegenstanders van Benedictus’ reis de christenen van het Heilig Land zelf zijn. Na de aankondiging van het bezoek nam de Latijnse patriarch van Jeruzalem, Mgr. Fouad Twal, het eerste vliegtuig naar Rome om de paus om uitleg te vragen. Hij zag niet hoe de paus naar het Heilige Land kon komen terwijl er geen oplossing was voor de maatregelen waarmee het Israëlische bestuur de christelijke gemeenschappen het leven zuur maakte: de onroerendgoedbelasting die de Kerken werd opgelegd, het feit dat de gelovigen sinds de intifada toelating moesten vragen om de heilige plaatsen te bezoeken… ‘Israël gedraagt zich als de meester van Jeruzalem’, knarsetandt Nizar, die in de oude stad een souvenirwinkel runt. ‘De paus zal druk moeten uitoefenen op Israël. Hij zal wat meer moeten doen dan mooie praatjes over vrede verkopen. Als hij zijn mouwen niet wil opstropen, blijft hij beter in Rome.’ Nizar zou wel eens bedrogen kunnen uitkomen, zeker als hij hoopt dat de Heilige Vader de bezetting door Israël zal veroordelen. Van dit bezoek onthouden de christenen van Palestina – ze zijn met 130.000 op een totale bevolking van 2 miljoen Arabieren – vooral dat de paus Yad Vashem bezoekt en president Shimon Peres ontmoet. Ze vrezen dat de bisschop van Rome zozeer de gemoederen wil bedaren, dat hij zal overkomen als een vriend van Israël. Na het bloedbad in Gaza van januari 2009 zou dat in hun ogen noch meer noch minder dan een blunder zijn.

[uit L’Express van 9 mei 2009]

Een belasting die kwaad bloed zet bij de kerken

In 1993 ondertekenden Israël en de Heilige Stoel een akkoord dat hen de mogelijkheid bood om onderlinge diplomatieke betrekkingen aan te knopen. De tekst maakte deel uit van het ‘historische verzoenings-proces’ tussen joden en katholieken dat begonnen was met de verklaring Nostra Aetate die in 1965 door de deelnemers aan het Tweede Vaticaans Concilie was goedgekeurd. Er werd een bilaterale commissie opgericht. De onderhandelaars dachten twee jaar nodig te hebben, maar het gesprek liep vast. De voornaamste hinderpaal was dat Israël belasting wilde heffen op de vele eigendommen van religieuze gemeenschappen in het Heilige Land en op de activiteiten van deze groepen voor bedevaarders. Voor de Heilige Stoel was dit onaanvaardbaar: de kerken hadden altijd vrijstelling van belastingen genoten, zowel onder de Ottomanen als onder de Britten. Het bezoek van Johannes Paulus II aan het Heilige Land in 2000 bracht geen schot in de zaak. Het duurde vele jaren voor de commissie opnieuw bijeenkwam. Voor het bezoek van Benedictus XVI in 2009 zei Mgr. Fouad Twal, de Latijnse patriarch van Jeruzalem, in een interview dat werd gepubliceerd op de website van de franciscaanse Custodie van het Heilige Land dat het vertrouwen zoek was…

Partner Content