Hellebaardiers van de paus

© STEFANO RELLANDINI / REUTERS

In 1506 nam Julius II honderdvijftig Zwitserse huursoldaten in dienst. Deze Zwitserse wachters, zoals ze al snel heetten, zweren ‘hun leven te geven’ voor de paus en het Vaticaan. Ook vandaag nog.

Aan het eind van de Passetto di Borgo, de 800 meter lange gang tussen de Engelenburcht en het Vaticaan, beeint de via di Porta Aneelica, genoemd naar een in 1888 afgebroken poort in de Leonische Muur waarvan de Engelenburcht een bastion was. Na het Verdrag van Lateranen werd een brede toegangsweg naar het Sint-Pietersplein aangelegd – de Via della Conciliazione (‘Verzoenings-straat’) – als teken van de verzoening tussen Vaticaanstad en de Italiaanse staat. Tegelijk werd aan de linkerkant van de via di Porta Angelica een moderne scheidingsmuur tussen beide staten gebouwd. Daarin is de huidige Porta Sant’Anna aangebracht. Voor bezoekers en voor de meeste burgers van het Vaticaan is dit de enige toegang tot het grondgebied van de ministaat. Sinds meer dan een halve eeuw trekken de soldaten van de paus, zijn hellebaardiers, hier de wacht op. Deze soldaten maken deel uit van de Zwitserse Garde, het oudste leger ter wereld en het enige dat rekruteert op basis van een geloofsovertuiging.

Het uniform draagt bij tot het prestige van de Garde. Naar men vertelt werd het ontworpen door Michelangelo

In de loop van de lange geschiedenis van het Vaticaan werden nog andere militaire eenheden opgericht. De Corsicaanse Garde, waarvan al sporen zijn terug te vinden in de 15de eeuw, werd in 1664 opgeheven onder druk van de koning van Frankrijk omdat zij zijn ambassadeur had aangevallen. De Nobelgarde, opgericht in 1801 door Pius VII, en de Palatijnse Garde, in 1850 opgericht op last van Pius IX, werden in 1970 opgeheven door Paulus VI. De enige Garde die nu nog bestaat, is de Zwitserse. Ze werd opgericht in 1506, toen Julius II (de paus van Michelangelo) aan de staten van de Superioris Germaniae Confoederatio (‘Eedgenootschap van Opper-Duitsland) de toelating vroeg om bij hen enkele tientallen jonge mannen te rekruteren die zijn persoonlijke lijfwacht zouden vormen. Sommige van zijn voorgangers – Sixtus IV, Innocentius VIII en Alexander VI – hadden al een legerkorps willen samenstellen, maar het was onder Julius II dat de Garde een feit werd.

Zwitserse wachter van Vaticaanstad in daguniform. Vroeg-19de-eeuwse gravure.
Zwitserse wachter van Vaticaanstad in daguniform. Vroeg-19de-eeuwse gravure.© COSTA/LEEMAGE

Bloeddoop

De officiële ontstaansdatum van de Zwitserse Garde is 22 januari 1506. Die dag arriveerden tegen zonsondergang honderdvijftig Zwitsers uit de kantons Luzern en Zürich onder het bevel van kapitein Kaspar von Silenen via de Porta del Popolo in het Vaticaan en ontvingen ze de zegen van Julius II, zo weten we uit een aantekening in het dagboek van Johannes Burckard, pauselijk ceremoniemeester en chroniqueur. De groep werd ook begeleid door Peter von Hertenstein, een Duitse priester die op dat moment pauselijk Camerlengo was en als bemiddelaar voor de totstandkoming van de Garde was opgetreden. Onderweg, in Milaan, had Von Hertenstein van een filiaal van de Fuggers vijfhonderd dukaten gekregen als voorschot van de paus op de soldij. In Acquapendente, in het zuiden van Toscane, waren onder de soldaten nog eens tweehonderd dukaten verdeeld. Toen ze in Rome aankwamen, hadden ze ongeveer 750 winterse kilometers in de benen.

Dragers van de sedes gestatoria rechtsonder op De mis in Bolsena, een fresco in een van de vier Stanze di Raffaello in het Apostolisch Paleis in het Vaticaan, eerste kwart 16de eeuw.
Dragers van de sedes gestatoria rechtsonder op De mis in Bolsena, een fresco in een van de vier Stanze di Raffaello in het Apostolisch Paleis in het Vaticaan, eerste kwart 16de eeuw.© DE AGOSTINI/LEEMAGE

Julius II was een echte vechtersbaas. Hij wilde de Pauselijke Staat versterken en opstandige gebieden opnieuw inlijven. Voor zijn persoonlijke lijfwacht had hij zich laten inspireren door een groep van een honderdtal mannen die sinds 1497 instond voor de veiligheid van de koning van Frankrijk. Julius II wilde er driehonderd, maar moest zich tevredenstellen met de helft. Vandaag de dag telt de Garde een honderdtal leden, van de commandant, die de rang van kolonel heeft, over de officieren en onderofficieren tot de hellebaardiers.

Het uniform draagt bij tot het prestige van de Garde. De afwisseling van geel, blauw en rood voor de broek en het wambuis verwijst naar de kleuren van het huis Medici in de renaissance. Vandaar dat men vertelt dat het uniform ontworpen werd door Michelangelo, terwijl het in werkelijkheid het resultaat is van veel studiewerk van Jules Repond (van 1910 tot 1921 bevelvoerder van de Garde), die zich liet inspireren door fresco’s in de Stanze di Raffaello. Tot het staatsie-uniform behoren ook het borstharnas en de Spaanse helm, de bekende morion met opstaand voor- en uiteinde en struisveren. Het werkuniform is veel soberder: een blauwe broek en wambuis en een witte kraag. Het uniform van de Zwitserse Garde maakt nu deel uit van de folklore van het Vaticaan en van Rome.

De zalige Ambrosius van Siena (Ambrogio Sansedoni, 1220-1286), dominicaan en vredestichter, spreekt paus Clemens IV toe, schilderij van Francesco Vanni uit 1584 met links een soldaat in een niet 13de-eeuws, maar 16de-eeuws uniform. Siena, Museo San Donato.
De zalige Ambrosius van Siena (Ambrogio Sansedoni, 1220-1286), dominicaan en vredestichter, spreekt paus Clemens IV toe, schilderij van Francesco Vanni uit 1584 met links een soldaat in een niet 13de-eeuws, maar 16de-eeuws uniform. Siena, Museo San Donato.© ELECTRA/LEEMAGE

De echte bloeddoop van deze soldaten en het bewijs dat ze hun eed – hun leven veil te hebben voor de paus – serieus namen, kwam er op 6 mei 1527, de eerste dag van de beruchte Plundering van Rome door Duitse landsknechten of huursoldaten – grotendeels protestanten – en Spaanse soldaten die in dienst stonden van Karel V. De keizer, die zelf in Madrid was, had hen laten oprukken omdat de paus zich niet neerlegde bij de overwinning van Karel V op de koning van Frankrijk en liever niet onder voogdij van de keizer kwam te staan. De vijand kon doorstoten tot de Sint-Pieters. De Zwitsers, sterk in de minderheid, verdedigden zich met zwaard en hellebaard, maar moesten terugwijken tot aan het altaar in de basiliek. Ze konden geen stand houden. 147 hellebaardiers gaven hun leven om de paus de mogelijkheid te bieden via de Passetto te vluchten naar de Engelenburcht. Slechts 42 Zwitserse wachters overleefden het bloedbad. De aanvallers drongen door tot in de Sixtijnse Kapel en de Stanze di Raffaello, waar ze in het fresco Dispuut van het Heilig Sacrament met de punt van een zwaard op uitdagende wijze de naam van Luther krasten en elders die van de keizer.

Zwitserse wachter, schilderij van Jean Barbault, 1756.
Zwitserse wachter, schilderij van Jean Barbault, 1756.© JOSSE/LEEMAGE

Tienduizend slachtoffers

Huursoldaten die niet werden betaald, kende men in die tijd het recht toe om te plunderen – en te verkrachten. De hevigheid waarmee dat die dagen in Rome gebeurde, staat niet los van het feit dat de paus voor de protestanten de Antichrist was en Rome de Grote Hoer. Bijgevolg ging het ‘gewone’ misbruik bij de grotendeels protestantse landsknechten of huursoldaten gepaard met wraak en haat. De gevolgen waren vreselijk. De plunderingen en verkrachtingen duurden een hele week. Zelfs de graven van pausen, inclusief dat van de recent overleden Julius II, werden opengemaakt en leeggehaald. Het aantal slachtoffers liep op tot tienduizend, de buit bedroeg miljoenen dukaten. Voor de Engelenburcht, dus voor de ogen van Clemens VII, werd een nepprocessie gehouden waarin geroepen werd dat Luther paus moest worden.

Nieuwelingen bereiden zich stap voor stap (van links naar rechts) voor om de eed af te leggen.
Nieuwelingen bereiden zich stap voor stap (van links naar rechts) voor om de eed af te leggen.

Een maand na de invasie ondertekende de paus zijn capitulatie. Hij moest daarbij de burchten Ostia en Civitavecchia en de steden Modena, Parma en Piacenza afstaan en 400.000 dukaten betalen om krijgsgevangenen vrij te krijgen. Bovendien moest de Zwitserse Garde worden ontbonden en vervangen door 200 huursoldaten (Duitsers en Spanjaarden). De paus verkreeg dat de overlevende Zwitserse wachten dienst mochten nemen in het nieuwe korps. Slechts twaalf waagden die sprong. Pas in 1548 besliste Paulus III de oorspronkelijke Zwitserse Garde opnieuw op te richten.

Uit piëteit voor de vele Zwitserse wachten die in 1527 hun trouw aan de paus met hun leven bekochten, vindt de eedaflegging van nieuwelingen elk jaar plaats op 6 mei, de verjaardag van hun dood. Met drie vingers van de rechterhand in de lucht als verwijzing naar de Heilige Drie-eenheid legt ieder de eed af. De tekst daarvan wordt voorgelezen door de aalmoezenier: ‘Ik zweer de heersende paus [X] en zijn legitieme opvolgers trouw, loyaal en eervol te zullen dienen, mij met al mijn krachten voor hen in te zetten en als het nodig is voor hun bescherming zelfs mijn leven te geven. Ik neem dezelfde plichten op tegenover het college van kardinalen tijdens het vacant zijn van de Apostolische stoel (sedisvacatie). Ook beloof ik de commandant en mijn andere oversten respect, trouw en gehoorzaamheid. Ik zweer het, zowaar helpen mij God en onze heilige patronen.’

Hellebaardiers van de paus
© DENIS BALIBOUSE / REUTERS – ETTORE FERRARI / POOL / REUTERS

Bloedbad in Perugia

Na het bloedbad van 1527 en andere beproevingen was er in 1859 het bloedbad van Perugia. Het was de tijd van de wederopstanding en eenmaking van Italie (1820-1870). In wat de Tweede Italiaanse Onafhankelijkheidsoorlog heet, vocht Frankrijk aan de zijde van Piëmont-Sardinië tegen Oostenrijk. Achthonderd jonge inwoners van Perugia hadden als vrijwilliger dienst genomen in het leger van Piëmont-Sardinië. In de stad zelf, die tot de Pauselijke Staten behoorde, werd een comité van opstandelingen gevormd. Omdat de vertegenwoordiger van de paus niet inging op de vraag van het comité om zich aan de kant van ‘de Italianen’ te scharen, verjoegen ze hem, riepen ze een voorlopige regering uit en boden ze hun stad aan koning Victor Emmanuel van Sardinië aan. In Perugia begreep men dat Pius IX dat deel van zijn grondgebied niet kwijt wilde en de situatie zou aangrijpen om de opstand met harde hand de kop in te drukken. De voorlopige regering vroeg de bewoners zich klaar te houden voor het verdedigen van hun stad.

Elke keer als de paus in het openbaar verschijnt, zijn de Zwitsers van dienst: bij liturgische vieringen in de Sint-Pietersbasiliek, algemene audiënties en bezoeken van staatshoofden

Op 20 juni stonden tweeduizend pauselijke soldaten, meest Zwitsers, voor de poorten van de stad. Het vrijwillige opstandelingenleger moest al snel het onderspit delven. De Zwitsers drongen de stad binnen en begingen daar dezelfde wandaden als de landsknechten drie eeuwen eerder in Rome. Sommige religieuzen in de stad reageerden veel ‘christelijker’ dan hun hiërarchie. Zo verborg Placido Acquacotta, de abt van het Sint-Pietersklooster, tientallen opgejaagde burgers. De feiten kregen onmiddellijk veel internationale aandacht, vooral omdat de Amerikaan Edward Perkins en zijn gezin, die toen in Perugia verbleven, tot de slachtoffers behoorden. Hun verhaal haalde de New York Times.

Hellebaardiers van de paus

In hoeverre was Pius IX verantwoordelijk voor het bloedbad? In elk geval was hij politiek verantwoordelijk voor de onthoofdingen die achteraf plaatsvonden. Luigi Mazio, dienstdoend minister van Oorlogszaken, had aan de aanvoerder van de Zwitsers immers een geheime nota overhandigd waarin te lezen stond dat hij ‘opstandelingen die na inname van de stad in de huizen werden gevonden, mocht doen onthoofden’.

Daarna werd het leven van de Garde weer rustiger. De Zwitsers verdedigden de wereldlijke macht van het Vaticaan tot 20 september 1870, de dag waarop de Bersaglieri, een Piëmontees garderegiment, vlak bij de Porta Pia een bres schoten in de Aureliaanse muur rond Rome, de stad binnendrongen en zo de Eeuwige Stad opnamen in het in 1861 uitgeroepen koninkrijk Italië. De volgende dag werden alle pauselijke troepen ontbonden, met uitzondering van de Zwitserse Garde.

Het verdrag van Lateranen

Die laatste was nu geen leger meer dat het grondgebied van een staat moest verdedigen. Ze stond uitsluitend in voor de veiligheid van de paus, het Vaticaan en Castel Gandolfo. Een belangrijk moment in haar geschiedenis was de ondertekening van het Verdrag van Lateranen op 11 februari 1929. Italië erkende hiermee de soevereiniteit van het grondgebied dat ipso facto Vaticaanstad werd. Er was dus een nieuwe staat in het leven geroepen. Dat gegeven stelde Zwitserland voor de vraag of het zijn burgers mocht toelaten dienst te nemen in het ‘leger’ van een vreemde mogendheid. Al op 15 februari gaf de Bondsraad het antwoord: ‘De pauselijke wacht kan bezwaarlijk worden gezien als een buitenlands leger in de zin van artikel 94 van het militair strafwetboek; omdat deze troep een gewoon politiekorps is, kan iedereen er dienst nemen zoals voorheen, zonder toelating van de Bondsraad.’

Hellebaardiers van de paus
© COSTA/LEEMAGE

Waarmee brengen de leden van dit korps hun dag door? Twee derde van hen houden de wacht in het Apostolisch Paleis: op het Cortile San Damaso, het Belvederehof, de Loggia’s en de Sala Regia en voor de kantoren van het staatssecretariaat en de privévertrekken van de paus. Anderen bewaken de toegangen tot het Vaticaan: het Cancello Petriano, de Arco delle Campane, de Portone di Bronzo en de Porta Sant’Anna. Elke keer als de paus in het openbaar verschijnt, zijn de Zwitsers van dienst om controle uit te oefenen en de orde te handhaven: bij liturgische vieringen in de Sint-Pietersbasiliek, algemene audiënties en bezoeken van staatshoofden, presidenten, buitenlandministers en ambassadeurs. Verder zijn er de inspecties, de marsen, de schietoefeningen en de repetities van de fanfare en de trommelaars.

Hellebaardiers van de paus
© TONY GENTILE/REUTERS

De 116 soldaten zijn onderverdeeld in drie eskadrons die werken volgens een 24-uurploegenstelsel: het eerste is van dienst, het tweede is stand-by en het derde heeft vrij. Drie officieren en een groep onderofficieren werken onder het bevel van een commandant-kolonel. De officieren en de sergeantmajoor werken meestal in burger. De aalmoezenier van het korps heeft de rang van luitenant-kolonel. De wachters eten in een eigen kantine. De maaltijden worden bereid door zusters albertinessen. De vlag van de Zwitserse wacht bestaat uit vier velden die van elkaar gescheiden zijn door een wit kruis met op het snijpunt van de armen het blazoen van de heersende commandant. Op het eerste veld staat het blazoen van de heersende paus, op het vierde dat van Julius II; beide hebben een rode achtergrond. Het tweede en het derde veld bestaan uit stroken in de kleuren van het korps: blauw, rood en geel.

In 2006 vierde de Zwiterse garde haar 6 eeuwen bestaan.
In 2006 vierde de Zwiterse garde haar 6 eeuwen bestaan.© ALESSANDRO BIANCHI / REUTERS

Je zonder voorbehoud binden

In zijn homilie tijdens de eucharistie waarmee op 6 mei 2006 in de Sint-Pietersbasiliek de vijfhonderdste verjaardag van de Zwitserse Garde werd gevierd, zei paus Benedictus XVI onder meer: ‘Een van de vele uitingen van de aanwezigheid van leken in de katholieke Kerk is de Zwitserse Garde, een groep jongeren die zich uit liefde voor Christus en de Kerk ten dienste stellen van de opvolger van Petrus. Enkelen van hen maken slechts tijdens een korte periode van hun leven deel uit van dit korps, voor anderen duurt het langer en voor velen wordt het een beroepskeuze voor hun hele verdere leven. Bij enkelen – en dat zeg ik met veel vreugde – rijpt tijdens de dienst in het Vaticaan het antwoord op een priester- of kloosterroeping. Maar voor allen betekent Zwitserse wachter zijn: je zonder voorbehoud binden aan Christus en de Kerk, en bereid zijn daarvoor je leven te geven.’

Hoe je soldaat van de paus wordt

Op de website http://www.guardiasvizzera.va vind je aan welke voorwaarden je moet voldoen om lid te worden van de Zwitserse Garde: je moet praktiserend katholiek, Zwitser, man, celibatair en hoogstens 30 jaar zijn, een onberispelijke gezondheid en reputatie hebben, minstens drie jaar middelbaar onderwijs of een beroepsopleiding hebben genoten en de opleiding tot soldaat in het Zwitsers leger achter de rug hebben; trouwen mag je alleen als je minstens 25 en korporaal bent, na minstens 3 jaar dienst, en op voorwaarde dat je belooft nog 3 jaar in dienst te blijven. Naar het schijnt mag je ook niet kleiner zijn dan 1,74 meter, maar dat vermeldt de website niet. Het maandloon bedraagt 1350 euro.

Eedaflegging op het Sint-Pietersplein, in mei 2006.
Eedaflegging op het Sint-Pietersplein, in mei 2006.© MAX ROSSI / REUTERS

Partner Content