Engeland tussen oorlog en vrede

AELFRED MEC HEHT GEWYRCAN ofwel 'Alfred heeft mij laten maken', luidt de inscriptie op het 'Alfred-sieraad', een uitzonderlijk Angelsaksisch goudsmeedwerk. De bezitter ervan was vermoedelijk de gelijknamige koning van Wessex, instigator van de Angelsaksische eenwording.

De Normandiërs waren niet de eerste noordse buurvolken die zich op Engels grondgebied waagden. Grote delen daarvan waren in de 11de eeuw zelfs ingelijfd door de Deense koningen.

Dat deze avond van de 8ste juni 1042 zo tragisch eindigde, had niemand kunnen bevroeden. Eigenlijk was het een vrolijk feest geweest, het huwelijk van een van ’s konings naaste volgelingen. Ja, de jonge koning had zo diep in het glas gekeken, dat hij nauwelijks nog op zijn benen kon staan, maar toen hij plotseling ineenzakte, meenden de bruiloft sgasten alleen maar dat hij nu echt genoeg had gehad. Langzaam drong dan toch de waarheid door: het overmatige drinken was Hardeknut fataal geworden.

Deze avond eindigde niet alleen het leven van een pas 23-jarige vorst – ook het ambitieuze project van zijn vader Knut om een Engels-Deens imperium te scheppen was defi nitief van de baan. Veel Angelsaksen betreurden dat, want onder vreemde heerschappij had het land lange tijd vrede en welvaart gekend.

Daarvoor hadden al de nodige vreemde heersers hun sporen achtergelaten in het eilandrijk, te beginnen bij de Romeinen. Later kwamen de Angelen, Saksen en Juten en ten slotte ook de heidense Vikingen uit Noorwegen en Denemarken. Toen die aan het eind van de 8ste eeuw opdoken aan de Engelse kusten hadden ze de bewoners met hun bliksemacties nog de stuipen op het lijf gejaagd, maar stilaan ontwikkelden ze warme gevoelens voor het land en in de twee eeuwen daarna vestigden zij zich er en werden christenen. In de 9de eeuw creëerden ze een eigen vestigingsgebied in het noorden en oosten van het eiland, bekend onder de naam Danelaw, ‘gebied onder Deens recht’.

Wat Alfred met beleid opbouwde, verkwanselt Aethelred

Hoewel de dreiging van invallende en plunderende Vikingen nog niet voorbij was, kon er onder Alfred de Grote ( 848-899) toch zoiets als een Engelse staat ontstaan, waarin de Deense kolonistenvorstendommen en de Angelsaksen een gemeenschappelijke koning erkenden. Dit fragiele evenwicht raakte echter aan het eind van de 10de eeuw verstoord, toen de inmiddels christelijke Deense vorsten weer in hun aloude plunderstrategie vervielen. De hierdoor in het nauw geraakte koning Aethelred II (ca. 968-1016) was aangewezen op buitenlandse steun en sloot een bondgenootschap met de hervan Normandië, dat hij bezegelde door te trouwen met diens dochter Emma. Uit dat huwelijk kwamen drie kinderen voort, onder wie de latere koning Eduard de Belijder. Maar toen beging Aethelred een ernstige fout. Onder het voorwendsel een samenzwering te verijdelen, richtte hij een slachting aan onder de Deense kolonisten op het eiland, iets wat niet ongewroken kon blijven. Al gauw viel de Deense koning Sven Vorkbaard Engeland binnen. Aethelred vluchtte naar Normandië, om pas na de dood van Sven, in 1014, weer terug te keren en de koningsmachtopnieuw uit te oefenen. Maar tot zijn verbazing moest hij vaststellen dat de Engelse adel intussen van partij gewisseld was en de zijde koos van Svens zoon Knut (ca. 995-1035), die nu de Engelse troon innam. Knut, die later ‘de Grote’ genoemd zou worden, heerste over een noords imperium dat naast Denemarken en Engeland ook delen van Zweden en Noorwegen omvatte. Hij stelde zich echter niet op als usurpator, maar probeerde Denen en Angelsaksen tot één volk samen te smeden. Zelf gaf hij het goede voorbeeld door in 1017 Aethelreds weduwe Emma tot vrouw te nemen.

In dat jaar werd Westminster Abbey ingewijd en overleed koning Eduard op de dag voor Driekoningen’ Uit de Angelsaksische kroniek

Het ideaal van Denen en Angelsaksen tot één volk verenigd

Knut had ingezien hoezeer de kerk hem van nut kon zijn. Hij maakte die tot een pijler van zijn heerschappij door de kerkdienaren ook ambtelijke taken toe te vertrouwen. Om tot een zo eff ectief mogelijk bestuur te komen verdeelde Knut het eiland in districten, elk geleid door een graaf (earl). Deze graven traden in de districten op als de plaatsbekleder van de koning. De bijna twintwintigjarige regeringsperiode van Knut de Grote was een tijd van politieke stabiliteit en economische bloei. En die stonden of vielen met vreedzame coëxistentie van Denen en Angelsaksen op Engelse bodem.

Knuts levenswerk bleef echter onvoltooid. Toen hij in 1035 op veertigjarige leeft ijd stierf, begon zijn imperium uiteen te vallen: de Noren maakten zich eruit los. Na de dood van Hardeknut, zijn zoon uit het huwelijk met Emma, was het defi nitief voorbij met het project van een breed gedragen Deens-Angelsaksische dynastie.

Aangezien Hardeknut zonder erfgenaam bleef, had hij in zijn testament bepaald dat zijn halfb roer Eduard (ca. 1004-1066), de zoon van Aethelred, de nieuwe koning van Engeland zou worden en aldus geschiedde.

Eduard, die door zijn vrome levenswandel de bijnaam ‘de Belijder’ verwierf, bleef een vreemde in zijn geboorteland. Hij had bijna dertig jaar aan het Normandische hof doorgebracht, sprak Frans en was nauwelijks vertrouwd met de Angelsaksische zeden en gebruiken. Daar kwam bij dat de graafschappen sinds de dood van Knut veel aan zelfstandigheid gewonnen hadden. Vooral de machtsbeluste Godwin (ca. 1001-1053), Earl of Wessex, werd steeds meer een rivaal van de koning. Godwin was er stelselmatig op uit zijn huismacht te vergroten en had zijn zonen her en der ook tot graven weten te maken. Maar de feitelijke macht volstond niet – Godwin droomde ook van grootsheid en zag zich al als stichter van een nieuw koningshuis. En inderdaad wist hij een huwelijk tussen zijn dochter Edith en Eduard af te dwingen, maar dat bleef kinderloos.

Hoe dan ook wist Eduard tegenover de hoge adel en de graafschappen wel een sterker centraal gezag te stellen. Hij was namelijk niet in zijn eentje het Kanaal overgestoken, maar begeleid door Normandische vertrouwelingen, die hij op de belangrijkste posities installeerde. Een confrontatie leek dan ook onvermijdelijk. In 1051 ontbrandde er een openlijke strijd tussen Godwin en de koning. De uitkomst was dat de earl met al zijn partijgangers en zijn zonen gedwongen was het land te verlaten. Met het oog op deze strijd schijnt Eduard contact opgenomen te hebben met hertog Willem van Normandië, maar of hij die ook tot zijn opvolger benoemde, staat niet vast.

Eduard had echter de stemming in het land geheel verkeerd ingeschat. De hoge adel boog niet voor hem en stond op de terugkeer van Godwin. Uiteindelijk zat er niets anders op dan de earl te rehabiliteren. Eduards greep op het land begon te verslappen. Toen Godwin niet veel later overleed, werd diens zoon Harold Godwinson, de nieuwe Earl of Wessex, de op een na machtigste man in het Engelse koninkrijk.

Een nieuwe Engelse koning met twee geduchte vijanden

De diepgelovige koning Eduard trok zich steeds meer terug uit het politieke bedrijf en bracht zijn tijd door met gebed en vrome overpeinzing. Daarnaast stortte hij zich op grote bouwprojecten. Het voornaamste daarvan was Westminster Abbey in Londen, waar hij na zijn dood in 1066 ook zijn laatste rustplaats vond. Omdat Eduards huwelijk kinderloos gebleven was, vormde de opvolging een probleem. In Normandië maakte Willem aanspraak op de Engelse troon, met als argument dat hij daartoe door Eduard zelf voorbestemd was. Vanuit Noorwegen meldde zich een andere pretendent: koning Harald Hardrada, een verwant van Knut de Grote.

De witan, de raad van de hoge Engelse adel, had direct na de dood van Eduard al zijn keuze bepaald en de Engelse kroon aangeboden aan Harold Godwinson, de man die toch al de feitelijke macht uitoefende in het land. Maar als we de Normandische bronnen mogen geloven, had deze Harold Godwinson in 1064 een eed van trouw gezworen aan de hertog van Normandië en beloofd diens aanspraak op de Engelse troon te steunen. Waar of niet – hertog Willem was niet bereid de troon zonder slag of stoot aan Harold te laten.

MEER WETEN?

James Campbell, The Anglo-Saxons. Penguin 1991

Robin Fleming, Britain after Rome. The Fall and Rise, 400 tot 1070. Penguin 2011

Alfred de Grote
Alfred de Grote

Van Alfred de Grote tot koning Willem I

In de Vroege Middeleeuwen schreven naast de Angelsaksen vooral Denen Engelse geschiedenis.

Alfred de Grote 871 — 899

koning van Wessex, verenigde de Angelsaksen en drong de Denen terug

Aethelred II
Aethelred II

Aethelred II 978 — 1016

de bijnaam ‘de Onberadene’ wijst op zijn ondoordachte politieke optreden

Emma
Emma

Emma ca. 985- 1052

hertrouwde na de dood van Aethelred met Knut de Grote

Knut de Grote
Knut de Grote

Knut de Grote 1016 — 1035

heerste over een rijk dat zich van Engeland tot in Noorwegen uitstrekte

Eduard de Belijder
Eduard de Belijder

Eduard de Belijder 1042 — 1066

heilig verklaard om de vrome levenswandel van zijn nadagen; verwekte geen erfgenaam

Harold II Godwinson
Harold II Godwinson

Harold II Godwinson 1066

werd direct na Eduards dood door de witan tot Engels koning uitgeroepen

Willem de Veroveraar
Willem de Veroveraar

Willem de Veroveraar 1066 — 1087

versloeg Harold bij Hastings en liet zich in Westminster tot koning kronen

Een eeuw na zijn dood werd Eduard de Belijder heilig verklaard. De oorlogen van de vrome koning werden gevoerd door Harold Godwinson.
Een eeuw na zijn dood werd Eduard de Belijder heilig verklaard. De oorlogen van de vrome koning werden gevoerd door Harold Godwinson.© BEELDBRON: AKG/BRITISH LIBRARY (2), BPK/BRITISH LIBRARY, BPK/BURESCH, BRIDGEMAN/MUSÉE DE LA TAPISSERIE BAYEUX FRANCE (2), WIKIME

Partner Content