Een ongelijke liefdesaffaire

Abélard en zijn pupil Héloise, schilderij uit 1882 van de Engelse historieschilder Edmund Leighton. © BEELDBRON: GETTY IMAGES

Pierre Abélard geldt als de grootste filosoof van de 12de eeuw. Hij was een dialecticus, in de zin dat hij door strikt redeneren en argumenteren tot de waarheid wou komen. Zijn grootste vernieuwing was dat hij die methode ook toepaste in de theologie. Als dialecticus had hij dan ook weinig op met Bernardus van Clairvaux, die iedere intellectuele benadering van de geloofsmysteries afwees. Toch bewonderde Abélard de beroemde mysticus voor zijn strijd tegen de misbruiken en uitspattingen in de kloosters van zijn tijd. Maar welke rol speelde Héloise in zijn leven?

Abélard wordt geboren in het jaar 1079. In plaats van de militaire carrière die zijn vader voor ogen heeft, verkiest hij de letteren en de filosofie. Tussen 1095 en 1100 reist hij door Frankrijk en volgt les aan verscheidene klooster- en kathedraalscholen. En dan gaat hij studeren aan de kathedraalschool van de Notre Dame in Parijs. Hij is een briljante maar arrogante student, en na een conflict vertrekt hij wijselijk. In 1107 slaagt hij erin de leerstoel van de gerenommeerde Willem van Champeaux in te pikken, maar weer maakt hij zich onmogelijk en weer gaat hij ervandoor. Een jaar later is hij nog maar eens terug en sticht zijn eigen school, met groot succes. In 1114 wordt hij opnieuw magister in de theologie en de filosofie aan de Notre Dame, en weer met groot succes, vooral door zijn disputationes, wetenschappelijke discussies met zijn studenten. Andere leermeesters doceren hun saaie lessen frontaal, in de vorm van lectiones. Hij wordt de jonge Aristoteles genoemd en weldra is zijn positie onaantastbaar. En dan ontmoet hij Héloise. Hij is 38.

Abélard, Louvre, Parijs (ca. 1855/57).
Abélard, Louvre, Parijs (ca. 1855/57).

Abélard kan zijn driften niet beheersen

In 1117 is Héloise amper 17. Ze is bijzonder intelligent en kent Latijn, Grieks en Hebreeuws. Haar oom kanunnik Fulbert zorgt voor haar opvoeding en neemt haar bij zich in huis in Parijs. Als meisje mag ze de lessen aan de kathedraalschool niet volgen, dus biedt Fulbert Abélard kost en inwoning in zijn eigen huis om haar privéonderricht te geven. Maar die verleidt het onschuldige meisje en maakt zonder scrupules misbruik van haar oprechte gevoelens. Na verloop van tijd begint zijn onderricht eronder te lijden en er wordt flink geroddeld. Fulbert betrapt hen en hij schopt Abélard het huis uit.

Toch blijven de twee elkaar zien. Maar Abélard is het alleen om de seks te doen. In een brief aan de abt van Cluny, zo’n veertien jaar later, schrijft hij: ‘In onze wederzijdse begeerte bestegen wij alle trappen van genot, en als de liefde daar nog iets ongewoons bij kon bedenken, dan gaven wij ons ook daaraan over. En nooit raakten wij daarvan verzadigd.’ Niet veel later schrijft Héloise hem dat ze zwanger is en zeer gelukkig. Maar nu is Abélards functie als magister in gevaar, want een ‘onkuise’ geestelijke mag geen kerkelijke functie uitoefenen. Héloise vreest dat Fulbert razend zal worden wegens de schande en haar zwaar zal mishandelen. Dus ontvoert Abélard haar ’s nachts en stuurt haar naar zijn geboortestreek, op de boerderij van zijn zuster Denise. Daar zal ze bevallen van een zoontje, dat ze Astralabius noemt.

Abélard ontvangt Héloise in het klooster Le Paraclet. Tekening uit La France illustrée, 1897.
Abélard ontvangt Héloise in het klooster Le Paraclet. Tekening uit La France illustrée, 1897.

Fulbert reageert inderdaad als een uitzinnige op de ontvoering van zijn nichtje. Na een tijd zoekt Abélard hem op om de zaak bij te leggen. En hij praat zich eruit. Hij legt de schuld volledig bij Héloise: hij had immers geen verweer tegen haar door de duivel ingegeven verleidingskunsten. Héloise zal zich een leven lang schuldig voelen. In een brief die ze jaren later aan Abélard schrijft, zegt ze: ‘O, ik voel me zo intens ongelukkig! Waarom zijn vrouwen toch altijd de aanleiding tot de diepste val van hoogstaande personen?’

Een onontwarbare knoop

Abélard is vooral bezorgd om zijn reputatie en die van Fulbert, en stelt een huwelijk voor. Maar hij eist van Fulbert wel zijn erewoord dat hij het huwelijk en het bestaan van hun kind zal geheimhouden. Dan reist Abélard naar zijn geboortestreek om Héloise terug te halen naar Parijs. Maar groot is zijn verrassing: ze wil niet trouwen. Haar liefde is zo onbaatzuchtig dat ze zich volledig voor hem wil wegcijferen en zijn ambities niet in de weg staan. Nadat Abélard haar overtuigd heeft met hem te trouwen, reizen ze alsnog terug naar Parijs. De kleine Astralabius laten ze achter bij zijn zus. Ze zullen zich later nooit meer om hem bekommeren. Waarschijnlijk werd hij geestelijke en overleed rond 1165. Zijn bestaan is nooit uitgelekt.

In plaats van zich te verdiepen in de filosofie schrijft Abélard liefdesbrieven aan Héloise. Tekening uit 1777.
In plaats van zich te verdiepen in de filosofie schrijft Abélard liefdesbrieven aan Héloise. Tekening uit 1777.

In Parijs wordt het huwelijk in stilte gesloten, nog in 1118, maar de geliefden wonen niet onder één dak. Abélard gaat opnieuw doceren en af en toe zien de geliefden elkaar. Maar wat Héloise voorspeld heeft, komt uit. Fulbert breekt zijn erewoord en om de schande die hem is aangedaan te wreken, bazuint hij de achtergronden van hun huwelijk overal rond. Uit liefde voor Abélard ontkent Héloise steevast het verhaal. Fulbert wordt nu als een eerloze leugenaar gebrandmerkt en raakt buiten zichzelf, wat Abélard reden geeft om Héloise ‘voor haar veiligheid’ naar het klooster van de benedictinessen in Argenteuil te sturen. Maar weer verzet ze zich, en weer zwicht ze uit liefde. Abélard zoekt haar in het klooster geregeld op, maar alleen om zijn ‘vleselijke lusten bot te vieren’. In een van zijn brieven schrijft hij dat hij met haar de liefde heeft bedreven in een hoek van de refter: ‘Ik had je toen in mijn onbeheersbare wellustigheid verleid, en omdat we geen andere plek hadden waar we alleen konden zijn.’

Abélard en Héloise, miniatuur uit de Roman de la Rose, 14de eeuw.
Abélard en Héloise, miniatuur uit de Roman de la Rose, 14de eeuw.

Fulbert neemt gruwelijk wraak. Hij stuurt ’s nachts een stel schurken op Abélard af om hem tijdens zijn slaap te ‘ontmannen’. Twee van de daders worden later opgepakt, de ogen uitgestoken en op hun beurt gecastreerd. Fulberts bezittingen worden aangeslagen op bevel van de bisschop.

De wraak van Fulbert

Abélards reactie op zijn brutale verminking is verwonderlijk. Hij doet er nogal luchtig over. Het gebeurde zo snel en in zijn diepe slaap, zegt hij, dat hij er vrijwel niets van gevoeld heeft. Hij spreekt van ‘voorbijgaande pijn’, ‘een heilzame verwonding’ (ze bracht hem van lustgevoelens voor een mens tot liefde voor God) en ‘een kortstondige straf’. Maar achter zijn rug wordt hij bespot. Hij is ook beducht voor zijn goede naam en positie. Hij vreest, ten onrechte, dat zijn castratie het hem onmogelijk zal maken nog een kerkelijk ambt te bekleden. Hij is ook bevreesd voor de wraak van de overvallers en Fulbert. Dus treedt hij in 1119 in in het befaamde benedictijnenklooster van Saint-Denis, boven Parijs. ‘Ik zocht mijn heil in de schuilplaats van een klooster. Ik geef direct toe dat ik eerder door schaamte en verlegenheid die stap zette dan uit vroomheid en roeping.’

Het klooster van Saint-Denis heeft een zeer slechte naam. Abt Adam jaagt openlijk en schaamteloos de grootste rijkdom na. De arrogante Abélard maakt zich gehaat en onmogelijk bij zijn medebroeders door zijn kritiek op hun liederlijke levenswijze en hij vlucht naar een priorij ergens in het graafschap Champagne. Daar schrijft hij de verhandeling De Unitate et Trinitate Divina (Over de Eenheid en Drie-eenheid Gods). Die levert hem in 1121 op het concilie van Soissons een veroordeling op als ketter. Maar vrij vlug wordt zijn straf verzacht en mag hij weer gaan doceren in Saint-Denis. En dan doet zijn uitdagende arrogantie het nog maar eens. Hij jaagt het hele klooster en zelfs de Franse koning tegen zich in het harnas. Het twistpunt ligt zeer gevoelig: Dionysius, de schutspatroon van Saint-Denis en van het Franse koninkrijk. En dus moet hij nog maar eens op de loop.

Bernardus van Clairvaux, kerkhervormer en mysticus, tegenstander van Abélard.
Bernardus van Clairvaux, kerkhervormer en mysticus, tegenstander van Abélard.

In 1123 vinden we Abélard terug als kluizenaar in een verlaten streek in de Champagne. De studenten stromen toe en bouwen mee aan een nederzetting, Le Paraclet. Maar weer loopt het verkeerd. Hij komt in botsing met zijn leerlingen wegens hun excessen, en na vijf jaar vertrekt hij. De gemeenschap van Le Paraclet valt uit elkaar en de gebouwen worden verlaten. In die jaren rept Abélard met geen woord over Héloise. Nog in datzelfde jaar 1127 krijgt hij de vraag om abt te worden van het klooster Saint-Gildas in Bretagne. Voor zijn vertrek wordt hij tot priester gewijd. Maar zijn verblijf aldaar zal eens te meer een ramp worden. Het klooster was gekend voor het eerloze leven van zijn bewoners en Abélard komt er zwaar in aanvaring met de decadente monniken.

Beeld uit de klooster-kerk van Engelhartszell (Oostenrijk): Bernardus van Clairvaux verslaat de ketterse filosoof Abélard. Beeld van de rococo-kunstenaar Johann Georg Üblhör.
Beeld uit de klooster-kerk van Engelhartszell (Oostenrijk): Bernardus van Clairvaux verslaat de ketterse filosoof Abélard. Beeld van de rococo-kunstenaar Johann Georg Üblhör.

Gevecht met het verleden

In 1129 duikt Héloise weer op in het leven van Abélard. Het klooster van Argenteuil, waar ze priores is, wordt aan Saint-Denis toegewezen. Maar op grond van beschuldigingen van ‘alle perken te buiten gaande zedeloosheid’ verjaagt abt Suger de nonnen. Abélard stelt hun het verlaten Le Paraclet ter beschikking. Hij ziet er Héloise voor het eerst na tien jaar terug. In Saint-Gildas lopen de zaken ondertussen volledig uit de hand. In zoverre dat Abélard bijna vergiftigd en vermoord wordt. Het is in die periode dat hij Het relaas van mijn rampen schrijft, een brief die bedoeld is als bemoediging voor de abt van Cluny, Petrus Venerabilis, die gelijkaardige moeilijkheden heeft om de zwijnenstal in zijn klooster op te kuisen. Héloise krijgt de brief in handen en stuurt Abélard een antwoord. Ze leest hem geëmotioneerd de les. Waarom schrijft hij haar nooit eens een persoonlijke brief? Waarom hernieuwt hij niet de liefdesband met haar? Ze noemt zich zelfs ‘een persoonlijk gebruiksartikel’. En ze smeekt hem haar te schrijven. ‘Indertijd, toen je me nog naliep voor schandelijke wellustigheden, overstelpte je me met vele brieven.’ Maar Abélard heeft nooit echte liefde voor Héloise gevoeld en hij zal hun omgang strikt beperken tot het louter zakelijke. Nooit zal hij nog terugkomen op wat vroeger tussen hen is gebeurd. Integendeel, hij zal het streng veroordelen. De situatie in Saint-Gildas blijft ondertussen hopeloos en levensbedreigend. En dus gaat Abélard er weer vandoor. In 1136 is hij terug in Parijs en doceert er in zijn eigen school. En weer stromen de leerlingen massaal toe.

Een ongelijke liefdesaffaire

Maar in 1139 gaat het dan voor de zoveelste keer mis. De mysticus Willem van Saint-Thierry valt Abélard aan met betrekking tot dertien leerstellingen van zijn theologie. En voor de tweede keer wordt hij voor het concilie gedaagd, in Sens op 2 juni 1140. Daar wordt die andere grote mysticus, Bernardus van Clairvaux, tegen hem uitgespeeld. Maar Abélard weigert zich te verdedigen en zijn stellingen te herroepen en wordt nog maar eens als ketter veroordeeld. Zijn geschriften worden in Rome op de brandstapel gegooid en de paus verbiedt hem voor eeuwig te spreken en te schrijven. Ook ditmaal gaat Abélard niet bij de pakken neerzitten. In 1140 trekt hij met kopieën van zijn veroordeelde geschriften naar Rome. Maar onderweg wordt hij ziek en krijgt onderdak in het klooster van Cluny bij Petrus Venerabilis. Die overtuigt hem ervan zijn veroordeelde uitspraken terug te nemen en hij brengt de paus ertoe zijn spreekverbod op te heffen en Abélard toe te staan in Cluny te blijven.

Grafmonument van Abélard en Héloise op het kerkhof van Père Lachaise in Parijs, 1817.
Grafmonument van Abélard en Héloise op het kerkhof van Père Lachaise in Parijs, 1817.

Late inkeer

In Cluny komt Abélard tot bezinning. Hij schrijft er zijn Geloofsbelijdenis tegenover Gods dienares Héloise, het meest deemoedige geschrift dat hij heeft nagelaten. Hij spreekt Héloise aan als: ‘Mijn zuster Héloise, ooit mij dierbaar in de wereld, thans mij innig dierbaar in Christus.’ En de openingszin is: ‘De logica heeft mij gehaat gemaakt bij de wereld […] door hoog op te geven van de scherpte van mijn intellect halen zij de zuiverheid van mijn christelijk geloof omlaag.’ Weg is zijn hoogmoedige arrogantie. Hij voelt zich schuldig tegenover Héloise en tegenover God. Daarom vraagt hij nadrukkelijk om de voorbeden van de nonnen van Le Paraclet na zijn dood en om een graf in hun klooster. In Cluny beseft Abélard dat wat hij Héloise heeft aangedaan, onvergeeflijk is. Op 21 april 1142 sterft hij. Naar zijn wens wordt zijn lichaam overgebracht naar Le Paraclet. In 1163 sterft Héloise. Ze wordt naast Abélard begraven. In 1817 worden de twee ‘geliefden’ verenigd in één graf op het kerkhof Père Lachaise in Parijs.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content