De zesde natie

Het kasteel en het stadje Haverfordwest. De schoorstenen zijn de beroemde brede Vlaamse schouwen. Schilderij van William Pitt. (Haverfordwest Town Museum)

Na de Slag bij Hastings op 14 oktober 1066 en zijn kroningsplechtigheid in Londen op 25 december 1066 begon Willem de Veroveraar met het consolideren van zijn nieuwe rijk en het vernietigen van alle weerstand. Normandische edelen waren de eersten die dankbaar gebruik maakten van de nieuwe mogelijkheden om land te verwerven. Maar ook de anderen die hadden meegevochten, werden niet vergeten, zoals de Vlamingen.

Engelse ballingen werden in Vlaanderen steeds gastvrij ontvangen, zowel voor als na 1066. In 1065 vluchtte de broer van de Engelse koning Harold Godwinson, graaf Tostig, na een opstand van zijn onderdanen in het graafschap Northumbria naar Vlaanderen. Als zwager van graaf Boudewijn V kreeg hij een verblijfplaats in Sint-Omaars toegewezen, dicht bij het grafelijk jachtslot van Clairmarais. Graaf Tostig zwoer trouw aan hertog Willem. In 1066 ronselde hij een leger, vertrok naar Engeland en sloot zich aan bij invallende Vikingen. Op 25 september 1066 werden zij bij verrassing door het leger van koning Harold bij Stamford Bridge verslagen. In het nabije York vernam Harold dat Willem in de buurt van Hastings aan land was gegaan, waarna hij zich met zijn leger naar de nieuwe uitdager haastte.

De Vlaamse aanwezigheid in Engeland op basis van het Domes-day Book, Oksanen.
De Vlaamse aanwezigheid in Engeland op basis van het Domes-day Book, Oksanen.

Officieel stelde de graaf van Vlaanderen zich neutraal op in de Engelse dynastieke woelingen. Graaf Boudewijn V was op dat ogenblik voogd van de minderjarige koning van Frankrijk, Filips I, leenheer van de hertog van Normandië. Op dat moment kwam dat goed uit, het kon alleen een (in)directe meerwaarde betekenen voor de grafelijke dynastie op politiek en economisch vlak. Ondanks de neutraliteit van de graaf van Vlaanderen namen met zijn goedvinden honderden Vlaamse huurlingen en ridders deel aan de invasie van zowel graaf Tostig als van hertog Willem. Allen die met graaf Tostig meegegaan waren, sneuvelden. In de Slag bij Hastings stonden de Vlaamse troepen samen met Franse ridders en soldaten onder het bevel van graaf Eustache II van Boulogne, een vazal van de graaf van Vlaanderen. De overlevenden – of toch hun leiders – van Hastings en de daaropvolgende campagnes in Engeland werden door de nieuwe koning beloond voor hun militaire diensten en kregen domeinen toegewezen. Vlamingen namen ook dienst bij Normandische edelen die land hadden gekregen.

Domesday Book

Kroniekschrijver Alfred van Beverly oordeelde in 1143 dat er, naast de Britten (de Welsh), Picten, Schotten, Normandiërs en Engelsen, zoveel Vlamingen in Engeland waren dat ze een zesde natie vormden.

Uit het Domesday Book van 1086 kan ook gedeeltelijk de herkomst van de nieuwe adel gedistilleerd worden. Daarin staan vijftien leenmannen en veertien individuen die zeker van Vlaamse herkomst zijn. De belangrijkste waren Gilbert van Gent en Gerbrod van Oosterzele. Gilbert, zoon van de heer van Aalst, werd tot gouverneur van York benoemd en Gerbrod kreeg het graafschap en de stad Chester. Zijn broer Frederick werd nieuwe landeigenaar in Lincolnshire, maar sneuvelde omstreeks 1070 tijdens gevechten met de opstandelingen van Hereward. Hun zuster Gundrada trouwde met Willem van Warenne, een van de best bedeelde Normandische edelen na 1066, heer van Lewes en daarna eerste graaf van Surrey. De dynastieke banden die zo werden gesmeed zouden de volgende eeuwen nog van belang zijn voor de Engels-Vlaamse relaties.

De motte van de Vlaming Wiston. (Foto Gordon Hatton)
De motte van de Vlaming Wiston. (Foto Gordon Hatton)

De meeste Vlaamse edelen kregen vooral gronden in de graafschappen Yorkshire, Lincoln en Somerset. Ook de Gentse Sint-Pietersabdij deed zijn voordeel met de nieuwe situatie en kreeg bijkomende eigendommen in Engeland. De meeste edelen die als ‘Vlaming’ gelabeld werden, waren vooral afkomstig uit Frans-Vlaanderen, uit de vazalgraafschappen Boulogne, Saint-Pol of Guines, zoals Walter van Douai en Ilbert van Carency uit Arras in Vlaams Artois.

Omstreeks 1112 werden Vlaamse immigranten in het graafschap Yorkshire verplicht te verhuizen naar Ross in Herefordshire. Gelegen aan de Wye vormde het een grensgebied met Wales, waar het geregeld woelig was. Onder de Vlamingen bevonden zich veel gewezen huursoldaten, een logische stap om hen in een gebied te laten wonen waar inwoners best ook met wapens overweg konden.

Hundred of Roose

Normandische edelen trokken na enkele jaren ook het vruchtbare Zuid-Wales binnen. De aanloop die de Normandische baron Willem fitz Osbern tussen 1067 en 1071 nam werd in de volgende decennia gevolgd door andere baronnen. Om een degelijke bezetting mogelijk te maken, was het bouwen van mottes niet genoeg. Er moesten ook betrouwbaarder landbouwers en ambachtslieden aangevoerd worden. Versterkte nederzettingen met beperkte stadsrechten dienden nieuwe migranten aan te trekken. Vlamingen hadden al land gekregen in de Gower in Wales en koning Hendrik I besloot in 1107 om meer Vlamingen uit andere delen van Engeland naar Zuid-Wales over te brengen. In het zuiden van Pembrokeshire, bij de Cleddau rivieren, dienden ze zich te vestigen in Haverfordwest, de best doorwaadbare plaats. Strategisch gelegen en ideaal voor de ontwikkeling van een marktstadje. In 1111 en 1151 kregen ze versterking van andere Vlamingen. De Vlamingen introduceerden in het moerasgebied de schaapsteelt. Een ‘moedig en robuust volk’, dat het goed deed in handel en ambachten, maar geen goede maatjes was met de lokale bevolking, aldus de 13de-eeuwse kroniekschrijver Gerald van Wales. Het gebied stond administratief bekend als de Hundred of Roose, een verbastering van het Welshe Cantref of Rhos en als Engelse inplanting ook wel het Little England beyond Wales genoemd. Op de hoek van Wales was het strategische belang van deze nederzettingen voor de koning van Engeland groot. Het was een gebied waar in de 13de eeuw het Engels de toonaangevende taal was en niet het Welsh. De mengeling van Engels ‘op Vlaamse wijze’ leverde specifieke dialectwoorden op.

De lokale inwoners vochten tegen de Normandische en de Vlaamse migranten, reden voor de Vlaming Wizo om in een moerasgebied in de buurt van Haverfordwest een versterkte motte en ommuurd neerhof – Wiston – te bouwen als beveiliging tegen Welshe oorlogsheren. In 1147 werd het stadje door Welshe troepen veroverd. Wie de gevechten had overleefd, assimileerde in de Engelse samenleving. Alleen een typische brede haardstructuur, bekend als Flemming, was tot begin 20ste eeuw in heel Pembrokeshire een stille getuige van de Vlaamse aanwezigheid.

MEER WETEN?

Eljas Oksanen, Flanders and the Anglo-Norman World, 1066-1216. Cambridge, 2015

John Davies, The Making of Wales. Stroud, 1996

Partner Content