De tweede slag om Heiligerlee

Gedenkplaat 300 jaar Slag bij Heiligerlee. Houtgravure naar J.H. Egenberger, 1868. (Rijksmuseum)

In 2018 wordt herdacht dat 450 jaar geleden, op 23 mei 1568, de Slag bij Heiligerlee plaatsvond, een gebeurtenis die algemeen wordt beschouwd als het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Verenigingen die zich bezighouden met krijgshistorie, poetsen de wapens, herstellen hun ‘historische’ kostuums en maken zich op om de gevechten van 1568 te laten herleven. Er komt een historische markt en een tocht langs belangrijke locaties. Het feestelijke van dit jaar steekt schril af tegen de verwoede strijd die rond de herdenking in 1868 werd geleverd. Waardoor kwam dat?

Wat valt er ook alweer te herdenken? Na de Beeldenstorm in 1566 hielden de spanningen in de Nederlanden aan. In sommige steden werd een greep naar de macht gedaan. Katholieke kerken en kloosters werden gehinderd in hun bestaan. De Watergeuzen zorgden voor veel overlast. Landsheer Filips II deed krampachtige pogingen om zijn gezag te herstellen en stuurde de hertog van Alva om met straff e hand op te treden en fl inke belastingmaatregelen in te voeren. Willem van Oranje werd de grond in Brussel te heet onder de voeten. Hij trok zich terug op het voorvaderlijke slot de Dillenburg en schreef in maart 1568 zijn befaamde brief waarin hij verklaarde op te komen voor de vrijheden en privileges van het Nederlandse volk.

Graaf Adolf van Nassau, atelier Wybrand de Geest. (Rijksmuseum)
Graaf Adolf van Nassau, atelier Wybrand de Geest. (Rijksmuseum)

Graaf Adolf bleef in de slag

Er was geen weg terug. Bijgestaan door zijn broers Lodewijk en Adolf begon Willem geld in te zamelen. Zelf droeg hij daar fl ink aan bij. Tapijten, sieraden en zelfs het tafelzilver van de familie werden te gelde gemaakt. Het plan was om van verschillende kanten met vrijwilligers, huursoldaten en Watergeuzen, Nederland binnen te vallen. Lodewijk en Adolf verschansten zich bij Heiligerlee in een voormalig turfwinningsgebied, waar nu het gehucht met de toepasselijke naam Tranendal ligt. Een troep van Lodewijks ruiters lokte de Spanjaarden in een hinderlaag. Ze liepen vast in het drassige turfgebied en waren sitting ducks voor de Staatse schutters op de heuvels. Naar schatting 2.000 Spanjaarden verloren het leven bij Tranendal tegenover slechts vijft ig van Lodewijks mannen, onder wie zijn broer Adolf. Het verhaal wil dat Adolfs paard op hol sloeg en tussen de Spanjaarden belandde waar de graaf een smadelijk einde vond. Het eff ect van de door de Nassaus gewonnen slag werd enkele maanden later teniet gedaan bij Jemmingen, waar het leger van Lodewijk door de soldaten van Alva in de pan werd gehakt. Lodewijk wist toen het vege lijf te redden, door zijn kleren uit te trekken en de Eems over te zwemmen. Ook de andere geplande aanvallen tegen Alva mislukten. Niettemin werd Heiligerlee beschouwd als het markante begin van de Tachtigjarige Oorlog.

Spaanse ruiter, toegeschreven aan Abraham de Bruyn, 1577. (Rijksmuseum)
Spaanse ruiter, toegeschreven aan Abraham de Bruyn, 1577. (Rijksmuseum)

Nationaal gevoel vraagt om heldhaftige voorbeelden

In de 19de eeuw ontstond een grote behoeft e aan herdenkingen van personen en gebeurtenissen uit het verleden om het nationale gevoel kleur te geven. De 18de-eeuwse genootschappen, de oprichting van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen en de openstelling van bibliotheken, archieven en musea, droegen bij tot een algemene bewustwording. Geschiedenis leefde onder steeds bredere lagen van de bevolking. De protestanten gingen daarbij uit van de situatie van vóór de Franse Tijd, met de Dordtse Synode van 1618-1619 als ijkpunt. Om de drie jaar kwamen de dominees uit alle provincies naar Den Haag om plechtig de kist met de stukken van de synode te openen en te controleren of alle papieren nog in orde waren. De volgende dag ging men met trekschuiten naar Leiden, waar de kist met de Statenvertaling werd geopend en de ceremonie zich herhaalde, met veel gebeden en grote maaltijden. De Gereformeerde Kerk had het monopolie op de godsdienstbeleving in de Noordelijke Nederlanden, hoewel op den duur de scherpe kantjes er vanaf sleten en remonstranten, luthersen, doopsgezinden en zelfs rooms-katholieken hun eigen gebouwen mochten inrichten, mits deze niet te zeer het uiterlijk van een kerk hadden of te duidelijk zichtbaar waren vanaf de straat.

Slag bij Heiligerlee. Anoniem, naar Frans Hogenberg.
Slag bij Heiligerlee. Anoniem, naar Frans Hogenberg.

Na het vertrek van de Fransen, de komst van de Prins van Oranje (de latere koning Willem I) en de val van Napoleon, dacht men de draad weer op te kunnen pakken met een restauratie van de oude situatie: de gilden in ere herstellen, begraven in de kerken weer toestaan en de Gereformeerde Kerk moest een soort staatskerk blijven. Maar die vlieger ging niet op. Joden en katholieken waren geëmancipeerd in de Franse Tijd en hielden vast aan hun verworven rechten, daarin gesteund door het liberale deel van de bevolking. De protestanten bleven echter trouw aan hun oude status en de breuk met het katholieke België in 1830 versterkte hun positie.

De Gouden Eeuw als leidraad

Het groeiende nationaal gevoel kwam tot uiting in boeken, prenten, krantenartikelen en toespraken. Men nam de Gouden Eeuw daarbij als voorbeeld. Dominees preekten met vuur over de ‘goddelijke hand’, die de vijanden op zee en ter land had verjaagd. Kunstenaars imiteerden hun 17de-eeuwse voorgangers. Schilders als Jan Adam Kruseman werkten in de trant van Vermeer en De Hooch. E.J. Potgieter droeg zijn heldendichten op aan 17de-eeuwse figuren. Ondertussen roerden de katholieken zich steeds nadrukkelijker. In de jaren 1837-1841 werd in Amsterdam de Mozes en Aäronkerk gebouwd, met torens pontificaal in het zicht. In 1853 werd de bisschoppelijke hiërarchie hersteld. Nederland was niet langer een missiegebied zoals sinds de Afzwering van 1581, maar er kwamen bisdommen en Utrecht werd het domicilie van een aartsbisschop. De protestanten zagen de ontwikkelingen knarsetandend aan. Ze hadden ondertussen hun handen vol aan de onderlinge verdeeldheid, die onder meer leidde tot de Afscheiding van 1834 waardoor naast de Nederlands Hervormde Kerk, de vroegere Nederduits Gereformeerde kerk, nieuwe gereformeerde kerken ontstonden. En zo naderde het jaar 1868.

Graaf Adolf sterft bij Heiligerlee. Litho naar Charles Rochussen. (Rijksmuseum)
Graaf Adolf sterft bij Heiligerlee. Litho naar Charles Rochussen. (Rijksmuseum)

Katholiek verzet roert zich

Het wordt tijd om het vervallen monument voor Adolf van Nassau uit 1826 te vervangen, vonden ze in Groningen. Goed idee, dacht men in Den Haag. Het paste precies in het streven om het protestantse nationalisme te bevorderen. Men wilde in 1868 een nationale herdenking organiseren met als hoogtepunt de oprichting van een nieuw monument. Er werd een prijsvraag uitgeschreven, die werd gewonnen door de schilder J.H. Egenberger en de architect P. Schenkenberg van Mierop. De Belgische beeldhouwer Joseph Geels werd gevraagd om een monument in steen te houwen. In het Ommelanderhuis in Groningen werd een gipsen model opgesteld. Het zou een dramatische beeldengroep worden met een neerstortende Adolf: ‘dodelijk gewond, den blik dankbaar ten Hemel geslagen voor de overwinning’, schreef commissielid Johannes Bodel Nijenhuis. De stervende prins leunde tegen de droef kijkende Nederlandse maagd, beschermd door de Nederlandse leeuw. Het zou nog vijf jaar duren voordat het monument klaar was, maar in het herdenkingsjaar kon alvast de eerste steen worden gelegd.

Jan, Hendrik, Adolf en Lodewijk, de broers van Willem van Oranje. Atelier Wybrand de Geest ca. 1630. (Rijksmuseum)
Jan, Hendrik, Adolf en Lodewijk, de broers van Willem van Oranje. Atelier Wybrand de Geest ca. 1630. (Rijksmuseum)

Toen waren de rapen gaar. Pater Jan Willem Brouwers, hoofdredacteur van het katholieke dagblad De Tijd, beet de spits af. Terwijl de voorbereidingen voor het feest in volle gang waren, hield hij in Amsterdam een vlammend betoog voor de vereniging ‘Regt voor Allen’. Men was bereid om de wandaden van de Beeldenstorm, de Gorkumse martelaren en de rol van de Oranjes te vergeten en te vergeven en trouw te tonen aan koning en vaderland, maar dan moest men niet aankomen met een verheerlijking van Heiligerlee.

De kikker en de nachtegaal

Er was sprake van een ouderwetse opvatting van geschiedenis, beweerde Brouwers: ‘waarin onze geschiedenis door onkunde en wrok werd geschreven en met lichtzinnigheid en fantasie gekleurd’. Dr. Schaepman, voorvechter van de katholieke zaak, viel hem bij. Hij protesteerde tegen de protestantse overheersing: ‘Waar Kerk en Staat wordt saâmgesmolten tot één wezen, gedrochtelijker als een Indiesch afgodsbeeld’. Schaepman wees op het eigenbelang van Willem van Oranje, de sympathie van zijn broer Lodewijk voor de Beeldenstorm en het onrecht dat de Spaanse koning in 1581 werd aangedaan: ‘Niemand ter wereld kan ons één rechtsbeginsel aanwijzen, waardoor het begin der muiterijen tegen Spanje een schijn zelfs van rechtmatigheid verkrijgt’. Hij verfoeide het zingen van het Wilhelmus bij allerlei gelegenheden terwijl toch in 1817 het ‘Wien Neêrlands bloed door d’aderen vloeit, van vreemde smetten vrij’, tot officieel Nederlands volkslied was gekozen. De protestanten stonden op de achterste benen. ‘Nu gaan de maskers af’, fulmineerde professor Anthony Brummelkamp sr. Het werd hem duidelijk waarom de ‘vaderen’ ‘liever Turks dan Paaps’ waren en dat het streven naar vrijheid van godsdienst, een kernpunt in de Tachtigjarige Oorlog, door het roomse volksdeel werd afgedaan als een ordinair oproer. ‘We mogen Philips II wel dankbaar zijn voor zijn bloedplakkaten’ meesmuilde dr. W. Bisschop in De Vrije Fries. Als we de opstand niet waren begonnen, ‘zou ons land gekomen zijn in den ongelukkigen toestand, waarin Spanje zich thands bevindt’. Terwijl het moddergooien over en weer in kranten en pamfletten in volle hevigheid voortduurde, vond de grote nationale herdenking in Heiligerlee plaats. Op 23 mei 1868 werd in aanwezigheid van twee prinsen van Oranje de eerste steen gelegd voor het monument. Er waren muziekuitvoeringen en lange toespraken. Dominee Nicolaas Beets ontroerde met zijn gedicht:

Weest, Vorst en Volk! Weest mij gegroet.

Op deze dag der dagen! Nooit heeft voor ’t vaderlandsch gemoed

Een blijder uur geslagen Herinneringen, grootsch en schoon,

Verheffen ’t hart tot jubeltoon; De aanschouwing onzer oogen Komt onze vreugd verhoogen. (enz. enz. enz.)

Het zou nog lang duren voor de gemoederen enigszins waren bedaard. ‘Ach’, zei historisch letterkundige prof. dr. Moltzer: ‘In Holland hoort men nooit den slag van een nachtegaal, zonder tevens door het gekwakkel van een kikvorsch te worden ontstemd’.

BEZOEKTIP

Van 12 oktober tot 20 januari loopt in het Rijksmuseum Amsterdam de tentoonstelling ’80 Jaar oorlog’. Begeleid door een televisieserie van de NTR. Zie ook www.80jaaroorlog.nl

In Heiligerlee zijn herdenkingen op 25, 26 en 27 mei a.s.

Partner Content