Hubert van Humbeeck

Geen linkse burcht

De Europese integratie was altijd eerst een liberaal project. De paradox is dat populisten er nu vooral de linkerzijde op aanspreken.

Tot drie, vier decennia geleden bestond er daarover geen twijfel. Het langzame proces van Europese eenmaking werd aangestuurd door een liberale, marktgezinde elite van politici en vooraanstaande zakenlui. Die kwamen bijeen in kringen zoals de wat mysterieuze European Round Table of Industrialists, waar discreet afspraken werden gemaakt en plannen gesmeed. Politici en diplomaten van liberaalconservatieve signatuur zoals Robert Schuman Alcide De Gasperi, Valéry Giscard d’Estaing, Leo Tindemans en Etienne Davignon speelden daarin een hoofdrol.

Dat de Europese Unie geen linkse burcht is, bleek vorige week nog toen Commissievoorzitter Jose Manuel Barroso de Belgische regering een reeks aanbevelingen bezorgde die helemaal op sparen en langer werken zijn gericht. Het is daarom merkwaardig dat de linkerzijde dezer dagen misschien meer dan haar lief is verplicht wordt om voor het Europese project op te komen. Het fel anti-Europese discours van nationalistische populisten zoals de Echte Finnen in Finland, de PVV in Nederland en het Front National in Frankrijk maakt dat links wordt aangesproken op een idee dat eigenlijk door de ideologische concurrentie werd gedragen.

De euroscepsis die tegenwoordig zo goed in de markt ligt, wordt mee gevoed door de gevolgen van de snelle uitbreiding van de Unie, die de zakenwereld de grote eengemaakte markt bood die hij zo graag wou. De daaruit voortkomende problemen met migratie en sociale fraude worden op de samenleving afgeschoven. En die reageert hard. Veel mensen hebben de indruk dat ze alleen moeten geven, dat ze zelf nooit wat hebben gekregen. Zo lijken de Finnen niet meer te weten dat de Europese Unie heel snel bijsprong toen het land met het verdwijnen van de Sovjet-Unie ineens zijn hele afzetmarkt verloor. De Duitsers zijn blijkbaar vergeten dat de eenmaking van hun land door de hele Unie mee is betaald. Er zijn zo voorbeelden zat.

Het European Policy Centre (EPC) in Brussel stelt deze week zijn Strategy Paper voor over de stand van de Unie. Die kan door de schuldencrisis niet florissant worden genoemd. Politieke leiders wekken ook niet de indruk dat ze weten hoe het nu moet. Ze durven nauwelijks te zeggen dat er geen andere keus is dan een betere Europese samenwerking – uit vrees voor een electoraal bloedbad. Angela Merkel danst op het ritme van een wispelturige publieke opinie. Nicolas Sarkozy en David Cameron begonnen in Libië een avontuur waarvan niemand weet hoe het zal aflopen.

Het EPC herhaalt zijn stelling dat de Unie alleen vooruitgaat als ze een project heeft waaraan ze zich enthousiast kan optrekken. Ze moet zich daarom weer een doel stellen dat door de hele bonte bende wordt gedragen. Ze zou de interne markt kunnen versterken of werken aan een defensie-unie en een gemeenschappelijke migratie- en asielpolitiek. Ze zou misschien ook kunnen timmeren aan een nieuw sociaal Europa. Waarbij voor één keer niet de belangen van big business centraal op de agenda staan, maar het werk en het welbevinden van de Europeaan met de pet. De kans bestaat dat die Brussel dan straks niet meer ziet als de hoofdstad van de vijand.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content