Matthias Depoorter

Expo: Pieter-Jozef Verhaghen. In het spoor van Rubens

Matthias Depoorter Matthias Depoorter is recensent Expo.

Er was een tijd dat P.-J. Verhaghen een nationale schilderheld was. Tweehonderd jaar later rest van dat imago niet veel meer.

Er was een tijd dat P.-J. Verhaghen een nationale schilderheld was. Tweehonderd jaar later rest van dat imago niet veel meer. Met Pieter-Jozef Verhaghen. In het spoor van Rubens (*** 1/2) zoekt men eerherstel.

Drie locaties

Pieter-Jozef Verhaghen (1728-1811) was in de achttiende eeuw de hoogst aangeschreven schilder van Brabant. Hij bleek een natuurtalent te zijn en verhuisde van zijn geboortegrond Aarschot naar het mondainere Leuven. In 1773 promoveerde de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia hem tot haar hofschilder. Haar opvolger keizer Jozef II en het Franse revolutionaire klimaat remden ultiem de groei van Verhaghens succesvolle atelier. Het sluiten van abdijen en andere kerkelijke instellingen, zijn voornaamste broodheren, was daar debet aan. De man kreeg op het einde van zijn leven een beroerte waardoor hij zijn arbeid als schilder noodgedwongen moest staken. Een bloedend schildershart was zijn deel.

M Leuven, het Stedelijk Museum Aarschot en het Museum van de Parkabdij zetten zijn verhaal in een degelijk drieluik uiteen. Zijn hele artistieke evolutie wordt stelselmatig uit de doeken gedaan. Maar ook de figuur zelf, minstens even interessant, typeert men op overtuigende wijze.

Waarom is hij in de collectie van museum M zo goed vertegenwoordigd? Wel, twee oud-conservatoren bleken fan van de kunstenaar te zijn. Maar omdat het museum resoluut gekozen heeft om de twee voornaamste troeven, de Brabantse laatgotiek en de negentiende eeuw met spilfiguur Constantin Meunier, uit te spelen, moet Verhaghen heden genoegen nemen met een plekje in het schaduwrijke depot. Onlogisch is dat echter niet.

P.J. versus P.P.

Soms moeten we eerlijk durven zijn. Zijn neus voor zaken en zijn talent waren de motors achter een succesverhaal, maar vandaag is de schilder, een late epigoon van P.P. Rubens, goeddeels vergeten. Zo vreemd is dat niet, want een échte hoogvlieger is hij eigenlijk nooit geweest. Daarvan getuigen net iets te veel werken in het tentoonstellingsluik in het Leuvense M.

Twee grote werken, een Aanbidding der wijzen uit 1780 en De hemelvaart van Christus uit 1800, tonen wat Verhaghen wel waard is. In het stofrealisme zien we de band met Peter Paul Rubens. Net als in de snelle verfaanbreng, in de vele schakeringen van allerlei bruinen, of in het stro en compositorische trucs zoals de twee mannen die in de stal binnengluren.

Zijn De boetvaardige Maria Magdalena uit 1772 bezit dan weer een echo van het nerveuze inkarnaat waar het genie van Antwerpen om bekendstond. En dat zijn De hemelvaart van Christus nooit helemaal is afgewerkt, doet geen afbreuk aan het stuk. Wel integendeel, de frenetieke schildershand, en dus zijn talent, komt hier beter tot uiting dan in alle andere voorbeelden.

Summiere scenografie

In M presenteert men de werken zo summier mogelijk, haast franjeloos. Misschien zelfs iets te. Bij deze schilder lijkt de context, de originele standplaats, niet onbelangrijk te zijn. Verhaghen was in essentie een religieus schilder, vandaar dat de oorspronkelijke opstelling van zijn werken in de kloosterkerk van de abdij van Park meer cachet aan het oeuvre kan geven. Is er op esthetisch of technisch vlak iets aan te merken, dan wordt dat opgevangen door de religieuze scenografie. Men kan natuurlijk ook altijd een kijkje in het Leuvense stadhuis nemen, waar nog breedvoerige werken van de man gedijen.

De drie partners hebben zeer degelijk werk geleverd. Sla er maar de uitstekende catalogus op na, die nieuw licht op de anonymus doet schijnen.

Pieter-Jozef Verhaghen. In het spoor van Rubens
Tot 12/6 in Stedelijk Museum Aarschot
Tot 25/9 in M en Museum Parkabdij

Matthias Depoorter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content