Ludo Bekkers

Expo Dynamo: Licht en beweging in de kunst

Ludo Bekkers Kunst- en fotografierecensent

Voor wie niet bang is om met schele hoofdpijn of verward hoofd buiten te komen: de tentoonstelling ‘Dynamo’ in Parijs belicht de eeuwige zoektocht van kunstenaars om licht en beweging te visualiseren.

Ratelende nutteloze machines, schelle lichtbronnen die aan en uitflipperen, in repen versneden en opgespannen plastic vellen, kleurrijke neonbuizen die in diverse vormen en formaten de ogen strelen of vermoeien. Het zijn kunstwerken die als een “bewogen beweging” fysieke en/of emotionele ervaringen willen opwekken. Het was ooit anders.

De eeuwen door is het altijd vrij evident geweest dat beeldende kunstenaars beseften welke rol het licht kon spelen in functie van de opbouw van een schilderij en de zeggingskracht ervan. In bepaalde periodes was het element licht als compositorisch en esthetische factor zelfs primordiaal om de reailteit te visualiseren binnen een thema, natuur, interieur of portret. Van in de renaissance tot het impressionisme zijn er voorbeelden van. Maar in de latere geschiedenis, die van de moderne kunst, zijn andere, vaak heel drastische, pogingen ondernomen om licht specifiek een esthetische functie te geven in een kunstwerk. Anderzijds is het ook een betrachting van sommige kunstenaars geweest om de beweging als wisselend ritme te gebruiken en zo een kunstwerk uit z’n lijst te halen zodat de toeschouwer actiever zou kunnen participeren aan het ervaringsproces.

Licht en beweging werden in het midden van de 20e eeuw elementen die zich voor het eerst op een andere manier dan de zuiver schilderkunstige of sculpturale regels internationaal ontwikkelden in tot voordien nooit geziene kunstwerken leidden.

Natuurlijk waren er al vroeger, kort na de eerste wereldoorlog, kunstenaars geweest die de beweging en het ritme wilden vangen in een artistiek kader. Marcel Duchamp bij voorbeeld met zijn wereldberoemd werk “Nu descendant un escalier” (1911) en de beeldhouwer Raymond Duchamp-Villon met zijn reeks paarden (o.a. Het grote Paard (1914, Middelheim museum, Antwerpen) maar ook de Futuristen waren gefascineerd door de ontwikkelingen van de technische maatschappij. Het is dus niet verwonderlijk dat zij poogden om de beweging van mensen, dieren en machines in hun oeuvre te vatten.

In de fotografie was Eadweard Muybridge al in 1872-1876 toe aan het bestuderen van de bewegingen (lopen, gaan, dansen) bij mensen en dieren. Het is dus een lange geschiedenis en een doorlopende bekommernis van beeldende kunstenaars geweest om, althans hypothetisch, plastisch weer te geven wat in feite niet weer te geven was in een statisch werk.

In de tentoonstelling, Dynamo, un siècle de lumère et de mouvement dfans l’art, 1913-2013, wordt een balans opgemaakt van het fenomeen. Ze wordt door de bezoekers omschreven als ludiek, psychedelisch, hypnotiserend. De commissaris van de show zegt dat het concept van een onderdompeling cruciaal is. Een onderdompeling waarbij kunstenaars het object achter zich laten en werk creëren dat de beschouwer helemaal in zich opneemt. Het gaat niet meer om sculpturen die men op afstand bekijkt zoals een wetenschappelijk studievoorwerp maar om een situatie waarin men zich opgenomen voelt. Dat gaat van de Nymphéas van Monet langs werk van Mark Rothko met zijn overrompelende kleurvlakken en de werken van Jesus Rafael Soto die de instabiliteit van de realiteit evoceren of de chromatische misten van Ann Veronica Janssens.

Boeiend is het werk van John Armleder met een soort gordijn van witte neonbuizen die zich constant opent en sluit. Anish Kapoor toont gepolijste schotels die het licht vangen die het beeld van de toeschouwer vervormen of nog Carsten Höller die honderden lampen opstelt die voortdurend aan en uit knipperen. François Morellet, nu al 87, verrast met een levendig schilderij bestaande uit blauwe neonbuizen. En zo gaat dat verder met een uitspraak van Jean Tinguelt “Het enige stabiele is de beweging, altijd en overal”.

Lichtbundels, vibraties, onderdompelingen, distorties, het zijn elementen die de bezoeker vruchteloos tracht te ontcijferen want het gaat om visuele enigma’s. Het waren en zijn nog pogingen om de eeuwige zoektocht van de kunstenaars licht en beweging te visualiseren. Het was destijds een uitvloeisel van de abstracte kunst die de geometrische of expressionistische stille vormtaal niet tot een tastbare beweging kon of wilde omzetten. Dat brengt de tentoonstelling ter illustratie met werk uit 1912/13 van Robert Delaunay, uit 1920 van Marcel Duchampuit uit 1921/1924 van Hans Richter en uit 1955 van Alexander Calder. Wie niet bang is om met schele hoofdpijn of verward hoofd buiten te komen moet zeker deze tentoonstelling gaan bekijken.

Ludo Bekkers Tentoonstelling “Dynamo, un siècle de lumière et de mouvement dan l’art, 1913/2013, Parijs Grand Palais, nog tot 22 juli.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content