Expo: Close examination

Met Close examination. Fakes, mistakes and discoveries (*****) toont de National Gallery in Londen hoe beslissend speurderswerk kan zijn.

Met Close examination. Fakes, mistakes and discoveries (*****) toont de National Gallery in Londen hoe beslissend speurderswerk kan zijn.

In het labo

In 1934 richtte men als onderdeel van de National Gallery een labo aan Trafalgar Square op. Ons multidisciplinair kunstlabo – het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel (KIK) – werd in 1948 opgericht en begin jaren ’50 onderzocht Paul Coremans er het Lam Gods in het labo (l’Agneau mystique au laboratoire). Dat was één van de vroegste complete diepteonderzoeken van een topstuk. Het doel van een kunstwetenschappelijk labo is de krachten bundelen van het natuurwetenschappelijk en het kunsthistorisch onderzoek. De Londense National Gallery leidt op dat vlak hét toonaangevende kunstwetenschappelijke laboratorium. Men onderwerpt er kunst met de nieuwste technieken aan diverse natuurwetenschappelijke analyses: geheimen van paneel, pigment, bindmiddel, vernis of schildering worden – als het even meezit – ontsluierd. Wereldwijd zijn er maar een aantal labo’s van dergelijk niveau: onder andere ons KIK, het Louvre in Parijs, het Prado in Madrid en de Washington National Gallery of Art.

In de eerste plaats is dergelijk onderzoek nuttig omwille van de conservatie van schilderijen – de eerste kerntaak van een museum. Een wetenschapper kan informatie verstrekken over de toestand van een werk. Verkeert het in een goede gezondheid? Moet men ingrijpen en wat is de te volgen procedure? Secure reiniging van vernis- en verflagen leert ons iets over veroudering, over mogelijke geheimen van het paneel, over hoe een werk reageert op een bepaald soort vernis of hoe een bepaald pigment al dan niet bestand is tegen de tijd. De kennis van vernissen leert een wetenschapper met welke stof men diezelfde vergeelde vernis kan wegnemen, zonder dat de verflagen aangetast worden.

Moeilijkheidsgraad

De realiteit van dit soort onderzoek wordt meer en meer gecommuniceerd. Op dit hoogstaande niveau is Close examination waarschijnlijk de verregaandste expo die ooit gemaakt werd. Men beseft in de museumwereld dat deze wetenschappelijke data nieuwe stof voor expo’s kunnen opleveren en dat het publiek al die kleine en grote Da Vinci codes weleens zou kunnen smaken. Maar toegankelijkheid en een hoge standaard verzoenen, vergt jaren voorbereiding.

Enkele maanden geleden waren we nog vol lof over Kuuroord voor kunst in het Leuvense Museum M. (Recensie) De didactiek aldaar stond perfect op punt. Min of meer datzelfde verhaal – zij het nog een stuk ingenieuzer en met ingewikkelder feitenmateriaal – over grote namen en soms topwerken te horen krijgen, maakt een museumbezoek des te spannender. In de National Gallery komt men met echte onthullingen en ingenieuze invallen aanzetten.

Met infraroodreflectografie kijkt men doorheen de verflagen naar de ondertekening; men neemt verfmonsters en verifieert of de gebruikte verf met de tijdsperiode overeenstemt; de dendrochronologie vertelt ons bij benadering wanneer de voor het paneel gebruikte boom geveld werd. Nu, dit zijn courante methodes geworden. Hun werking wordt nog altijd verfijnd. De nieuwste snufjes en technieken hebben namen die bijna onuitspreekbaar zijn: polarised light microscopy, scanning electron microscope, energy dispersive X-ray, high performance liquid chromatography.

Fake?

In Close examination. Fakes, mistakes & discoveries krijgen we meer dan 40 voorbeelden van wat zo’n labo vermag. Geen enkel historisch schilderij kwam ongeschonden uit de geschiedenis. Een werkje dat als atelierproduct van Raphael beschouwd werd, is eigenlijk door de meesterhand vervaardigd. Een nieuwe Botticelli dook op, een oude verdween. Wat een werkje uit de renaissance pretendeerde te zijn, blijkt een gewiekst opgezette vervalsing.

In 1990 kwam het museum in het bezit van een portret dat voorheen aan Hans Holbein de jongere toegeschreven werd. De geportretteerde blijkt een zekere Alexander Mornauer te zijn. De man was tussen 1461 en 1488 een stadsklerk in het Beierse Landshut. Na de analyse blijkt dit niet om een Holbein te gaan – dat kon men visueel al wel vermoeden -, en blijkt ook het uitzicht van het werk substantieel aangepast te zijn. Na het wegnemen van een sterk verkleurde laag vernis en de analyse van het pigment van de blauwe achtergrond, bleek men Pruisisch blauw gebruikt te hebben. Pas vanaf de jaren 1720 werd dit pigment courant gebruikt. Ten tweede ontdekte men dat het hoofddeksel van de man sterk verkleind was. Beide aanpassingen hadden als doel om er een zestiende-eeuwse Holbein van te maken en het in waarde te doen stijgen. Vandaag weet men niet wie het werk schilderde, en heeft men de noodnaam Meester van het Mornauer Portret in het leven geroepen. Men vermoedt dat hij tussen 1460 en 1488 werkzaam was.


De National Gallery concipieerde een expo zonder dipjes in de spanningscurve: intrigerende plotlijnen en uitstekende didactiek. Grote klasse!

Close examination. Fakes, mistakes & discoveries
National Gallery
Trafalgar Square Londen
Tot 12/9
Website

Matthias Depoorter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content