Hubert van Humbeeck

‘EU kreeg Nobelprijs in jaar dat ze die niet verdiende’

De Europese Unie praat veel over grote principes, maar ze is het grootste deel van de tijd gewoon bezig met centen en commercie.

Business as usual. Twee dagen na de huldiging in Oslo vergaderden Europese topministers alweer een halve nacht over een compromis om beter toe te zien op het doen en laten van grote banken. Zo gaat dat bij een organisatie die zich in een bijna permanente staat van crisis bevindt: er is zelfs geen tijd om lang stil te staan bij een eervolle onderscheiding zoals de Nobelprijs voor de Vrede. De Unie praat veel over grote principes, maar ze is het grootste deel van de tijd gewoon bezig met centen en commercie. Dat is geen verwijt, het is een vaststelling. Zoals Europa de voorbije zestig jaar ook nooit stappen vooruitzette, maar zich een weg struikelde naar meer integratie. Zelden van harte. Meestal omdat het niet anders kon.

De beslissing van het Noorse Nobelprijscomité werd daarom meer op ongeloof onthaald dan op oprechte vreugde. Het was ook niet het meest glorierijke jaar van de Unie. De harde bezuinigingspolitiek brengt miljoenen Zuid-Europeanen aan de bedelstaf. Ver van de kantoorpaleizen in Brussel worstelen jonge lidstaten zoals Roemenië en Bulgarije om aansluiting te vinden bij het Europese peloton. De papieren werkelijkheid heeft daar weinig te maken met die van elke dag.

Tegelijk is het misschien te gemakkelijk om de Unie af te rekenen op haar aanpak van de eurocrisis. Tien jaar geleden gold de Europese samenwerking als een voorbeeld. Een model voor andere continenten die een antwoord zochten op de meedogenloze mondialisering van de economie. Geen Europese lidstaat is economisch of militair sterk genoeg om de voet te zetten naast de Verenigde Staten of China. Als Europese landen een rol willen spelen, dan hebben ze geen andere keuze dan samen te spannen en hun grote interne markt te gebruiken als een wapen in de strijd.

Er waren de voorbije zestig jaar ook momenten waarop Europa de Nobelprijs meer verdiende. Toen Griekenland, Spanje en Portugal na het einde van de dictatuur kort na elkaar snel op weg werden geholpen en omarmd. Of toen een reeks landen uit Midden- en Oost-Europa na de val van de Muur tegelijk in de internationale, democratische gemeenschap werd verankerd. Herman Van Rompuy citeerde in Oslo de toenmalige Tsjechische president Vaclav Havel, die Europa toen treffend ‘het vaderland van onze vaderlanden’ noemde.

Van Rompuy verantwoordde de prijs met de opmerking dat oorlog in Europa dankzij de Unie ondenkbaar is geworden. Dat onze belangen daarvoor te nauw met elkaar verweven zijn. Net geen honderd jaar na het begin van de Eerste Wereldoorlog – de ultieme botsing van de Europese natiestaten – is dat een nobele gedachte. Maar is het meer?

Voorzitter François Heisbourg van het International Institute for Strategic Studies stelde deze zomer al dat het oude medicijn niet meer werkt. Europa zorgt niet meer voor stabiliteit en er is geen vooruitgang. Van verdere integratie willen de bevolkingen niet weten. Ze schuilen voor de storm bij politici onder de eigen kerktoren. Leg aan al die jonge Europeanen zonder werk maar uit dat de Unie niet de verre, koude boeman is die ze er nu in zien. Als het bestaan van Grieken, Spanjaarden en Portugezen nog verder de helling af glijdt, is het niet zeker wat we elkaar toch weer zullen aandoen. Herman ‘ich bin ein Europaër’ Van Rompuy kent zeker de les van Bertolt Brecht: ‘Erst kommt das Fressen, dan kommt die Moral.’ De winnaar van de Nobelprijs komt zijn belofte op dit moment niet na.

Hubert van Humbeeck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content