“Een sluimerende moord op het onroerend erfgoed – door de liefde voor”

Reactie op het artikel ‘Vlaanderen voert een open oorlog tegen zijn erfgoed’ – Karel Cambien – Knack – 8 september 2010.

Sinds enkele maanden wordt er een polemiek gevoerd omtrent de status van de Stad Brugge als ‘Werelderfgoed’ van Unesco. Het is vooral Baron Van den Abeele die in dit kader aan het woord komt en wild om zich heen slaat.

Het erfgoed van de Stad Brugge zou worden verkwanseld aan promotoren, ontwikkelaars, architecten met slechte smaak en er wordt verwezen naar een open oorlog tussen de afdelingen ‘Onroerend Erfgoed’ en ‘Ruimtelijke Ordening’ van het Vlaams Gewest.

Hoe is het in godsnaam zo ver kunnen komen en wat zijn de gevolgen van dit alles?

Wat is er eigenlijk aan de hand?

Het is ondertussen voor iedereen duidelijk dat beide administraties zich hebben ingegraven in loopgraven en elkaar permanent beschuldigen en bestoken. Een welles nietes spelletje, te vergelijken met de wijze waarop op federaal niveau wordt getracht een regering samen te stellen. Dat, door deze manier van werken, ons gezamenlijk onroerend erfgoed het slachtoffer zal zijn, is wel duidelijk.

Het was destijds de bedoeling van voormalig minister Van Mechelen de Administraties van ‘Onroerend Erfgoed’ en ‘Ruimtelijke Ordening’ samen te brengen onder 1 bevoegdheid met de betrachting beide te verplichten op een constructieve manier samen te werken. Iedereen in het vak was ervan overtuigd dat dit het erfgoed ten goede zou komen – een teken van goed bestuur.
De huidige regering was echter van oordeel dat beide administraties terug moesten worden gesplitst en opnieuw ondergebracht onder 2 verschillende politieke bevoegdheden. Sindsdien is de tijd terug aangebroken voor een heuse loopgravenoorlog en de kwetsbare pogingen tot samenwerking werden teniet gedaan. Baron Van den Abeele is de kanonnier van dienst en zorgt ervoor dat straks niemand nog zijn hoofd uit de loopgracht durft te steken. Je kan de erevoorzitter van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen er nochtans moeilijk van beschuldigen dat hij het erfgoed schade wil berokkenen. “En toch zou je kunnen stellen dat zijn liefde voor het erfgoed en de wijze waarop ze door hem wordt bedreven net aanleiding zal geven tot de sluimerende dood ervan”.

Dagelijks komen gebouwen, al dan niet als ‘erfgoed’ te bestempelen, leeg te staan. Wist u dat de Bisschoppenconferentie een afzonderlijke dienst heeft opgericht die ervoor moet instaan dat het patrimonium van de Kerk, dat leeg komt te staan, kan worden gekapitaliseerd? Leegstaande kloosters, kerken en andere – religieuze gebouwen, meestal gelegen op historische binnenstedelijke toplocaties – zijn op zoek naar een nieuwe bestemming. En dan spreken we alleen nog maar over de gebouwen van de Kerk.

Daarenboven stellen we vast dat de terechte bijkomende regelgeving in het kader van de energieprestatie van gebouwen en de verhoogde energiekosten er niet toe bijdragen om snel nieuwe uitbaters te vinden. Integendeel, daar waar vroeger een particulier, een ontwikkelaar of een locale overheid al heel wat motivatie nodig hadden om een historisch gebouw terug in gebruik te nemen, wordt dit vandaag nog moeilijker, terwijl het aanbod van dergelijke gebouwen exponentieel stijgt. Een loopgravenmentaliteit van de administraties draagt dus zeker niet bij tot een herwaardering van het erfgoed, wel integendeel.

Mogelijk kandidaten voor herbestemming zullen nu wel twee keer nadenken vooraleer ze het engagement aangaan.

Wat is het gevolg van dit alles?
Meer en meer gebouwen zullen leeg komen te staan. We zouden deze vervolgens allemaal kunnen klasseren zodat ze integraal en intact bewaard blijven. Vervolgens zouden we op zoek kunnen gaan naar een of andere overheid die het gebouw terug in gebruik kan nemen, mits betaling van een hogere jaarlijkse exploitatiekost door middel van, opnieuw, belastingsgeld en het gebouw restaureren, met, andermaal, belastingsgeld.

Een klasseringsgolf van 20.000 tot 30.000 gebouwen is dus gewoon belachelijk en onrealistisch. Daar zijn te weinig middelen voor en zoiets is niet de verantwoordelijkheid van een overheid. De overheid moet faciliteren. Dit vereist een totaal andere manier van werken, een nieuwe mentaliteit waarbij alle betrokken partijen, zowel de overheid als private ondernemers, op een constructieve manier samenwerken. Het onroerend erfgoed consolideren door nog meer wetten en regels zal uiteindelijke leiden tot de ‘stille moord’.

Daarom lijkt het ons beter dat de afdelingen Onroerend Erfgoed en Ruimtelijke Ordening terug worden samengebracht onder één bevoegdheid. Aldus heb je in ieder geval alvast maar1 haan op de mesthoop die, indien nodig, een finale beslissing kan nemen. Wanneer de administraties terug constructief samenwerken, gaat het eerder over de essentie van de zaak.
We stellen ook voor dat al de huidige medewerkers van onroerend erfgoed, waarvan velen een opleiding architectuur of aanverwante hebben genoten, hun geest terug open zetten voor de ontwerpmatige benadering van de projecten. Momenteel spelen ze meer politieagent of bewaker van loopgraven zonder dat het ontwerpmatige nog aan bod komt.

De administratieve medewerkers zouden beter eens een cursus volgen zoals de postgraduaat ‘Ruimtelijk Project Management’ aan het Sint Lucas in Gent, zodat ze ten minste begrijpen hoe het spel van vraag een aanbod werkt bij private initiatiefnemers. Want als er morgen geen vraag meer is naar onbetaalbaar herbestemd onroerend erfgoed, zal dit resulteren in leegstand en verkrotting, met alle maatschappelijke gevolgen vandien, los van de impact van dit alles op onze stedelijke ontwikkelingen.

Laat ons tot slot nog meegeven dat er in een stad die het waardig is deze titel te voeren, wordt geleefd, gewerkt, gebroken en gebouwd. In iedere succesvolle stad kan je de gloriejaren aflezen aan de hand van verschillende architectuurstijlen waartussen de meeste mensen zelfs het onderscheid niet meer maken, het is namelijk allemaal oud en het vormt daardoor 1 geheel.
We hopen dan ook dat onze generatie op termijn mag worden herinnerd en niet zal worden aanzien als een ‘verloren’ periode. Het zijn de ons opvolgende generaties die zullen beslissen of we op een waardevolle manier aan het werk zijn geweest.

In ieder geval moet er een sfeer tot ‘ondernemen’ worden geschapen waarbij alle partijen werken aan een succesvol verhaal. Dat is de enige manier waarop we het onroerend erfgoed, ons gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, een dienst bewijzen.

Verder stellen wij voor dat er dringend werk wordt gemaakt van het statuut van de gebouwen die zijn opgenomen in de lijst van de ‘Inventaris van het Cultuurbezit van Vlaanderen’. En dat de wijze waarop deze lijst moet worden gebruikt of geïnterpreteerd duidelijk wordt gecommuniceerd aan alle betrokken partijen. Vandaag wordt het werk te pas en te onpas, niet alleen gebruikt maar vooral misbruikt. Dit komt de herbestemming van waardevol erfgoed, van tweede orde, evenmin ten goede, wel in tegendeel.

Of hoe de liefde voor ons onroerend erfgoed bijdraagt tot een sluimerende moord.

Samenwerken doe je in een sfeer van onderling begrip en respect en niet vanuit een loopgravenpolitiek.
Iedereen doet wat water bij de wijn.

Turnhout 20 september 2010 Luc Vanhout, architect, Architects in Motion

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content