Koen Meulenaere

Een nieuw weekblad

Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Al die magazines, de mensen gaan dat sneller beu zijn dan ze het kunnen drukken.

-‘Rik?’

– ‘Ja, jongen.’

– ‘Er is weer een nieuw weekblad.’

– ‘WAT?’

– ‘Er is. Weer. Een nieuw. Weekblad. Deze keer van De Morgen.’ – ‘Van De Mo… Hahaha, neenee vriend, ge hebt mij niet. Ik was er bijna in getrapt, ik geef het toe. Goed geprobeerd.’

– ‘Het is echt. Twee zelfs.’

– ‘Zeker wel, twee. Waarom geen zes? En het schijnt dat Pasen volgend jaar op een donderdag valt.’

– ‘Rik, ik zweer het: twéé magazines. Boven op een dubbeldikke weekendkrant met zeventien katernen en nog vijf losse bijlagen.’

– ‘Maar enfin, dat is niet mogelijk. Wie kan dat nog verteren, al die rommel? Uw hele weekend is naar de knoppen. Door welke ziekte zijn die lui getroffen? Willen die failliet gaan of hoe zit het?’

– ‘Toch zijn het er twee, Rik. DM Magazine en DM Uze. Geen idee wat een “uze” is, trouwens. Ik vermoed dat dat uit het Frans komt. Un kilomètre à pied, ça uze, ça uze, un kilomètre à pied, ça uze les souliers. Deux kilomètres à pied, ça uze, ça uze, deux kilomètres à pied, ça uze les souliers. Trois kilomètres à pied, ça uze, ça uze…’ – ‘Ja, ’t is goed, jong, of zoekt ge de tien kilometer te stappen? Dat zal niet DM Uze zijn maar D Muze, natuurlijk. Dat is een woordgrapje. Stommerik.’

– ‘Ah, nu zie ik het. Een woordgrapje. Tja…’

– ‘Wat staat er op de cover, ook zo’n afschuwelijk blètend kind?’

– ‘Erwin Mortier.’ – ‘Nog erger.’

– ‘Zijn moeder schijnt te lijden aan de ziekte van Alzheimer, ik wist dat niet.’

– ‘Ge wist dat niet? Hij heeft er net een volledig boek over gepubliceerd. Mochten die schrijvers eens ophouden om bij gebrek aan inspiratie al na twee romans over vader of moeder te beginnen, leven en lezen zouden aangenamer zijn. Maar goed, het is al iets beter dan dat vorige, dat geeft hoop.’

– ‘Waren de literatuurcritici niet juist erg lovend over zijn “Dodenslaap”? Heeft een regionale prijs gewonnen, geloof ik. Was dat niet toen dat hij begon te tongzoenen met de blijkbaar zeer onpartijdige cultuurreporter van de VRT?’

– ‘Het was Godenslaap, niet Dodenslaap. Hoewel dat eigenlijk een betere titel zou zijn, ook dat kan een Flip Fluitketel als gij dus nog beter. Maar zwijg mij over literatuurcritici. Ge wroet vier jaar op een boek, het is af, het verschijnt, zoals ons Lieve Vrouwke te Lourdes op de bergen, en dan komt er een pedante zwetser die voor onderwijzer heeft gestudeerd en meent dat ’s keizers kat zijn nicht is, heeft zelf nooit één hoofdstuk op papier gekregen maar zal in een paar kromme zinnen een keer uitleggen waarom uw werk niet deugt en gij nog minder. Lees recensies en ge koopt geen enkel boek meer. Weet ge wat ik zou doen als het aan mij lag?’

– ‘Nee, Rik. Ligt het trouwens niet aan u?’

– ‘Niet meer. Awel, ik zou al die recensenten vastbinden op een kanon, en dan met grote vreugde, luidkeels halleluja zingend tot de goden, het buskruit aansteken. En dan zou ik hun onstichtelijke artikels vervangen door van elke nieuwe roman de eerste bladzijde te publiceren. Of de eerste paragraaf. Met een roman is het als met de Knack: als de eerste bladzijde niet goed is, moet ge van de rest ook niet veel verwachten. Een auteur die niet van bij de eerste zin zijn lezers vast heeft, is het niet waard gekocht te worden. Ik zal een voorbeeld geven: “Iemand moet kwaad hebben gesproken over Josef K., want zonder dat hij iets slechts had gedaan werd hij op een morgen gearresteerd.”‘

– ‘Dostojevski!’

– ‘In de buurt. Eén zo’n zin en iedereen sprint direct naar Standaard Boekhandel van onze goede vriend Frans Schotte. Ge wilt het toch niet beleven dat een of andere Jan-mijn-kloten vooraf gaat uitleggen wat er aan zo’n boek scheelt?’

– ‘Zal ik het voorwoord van De Morgen Magazine eens voorlezen? Zoals vorige week dat van De Standaard Weekblad. Kunnen we vergelijken met dat van u.’

– ‘Gun me dan eerst de tijd drie knoopkes open te zetten. Vorige week bijna gestikt van het lachen. ‘k Heb de dokter moeten laten komen.’

– ‘Eén ding vooraf, Rik. Als ge weer op elke zin commentaar hebt, stop ik direct.’

– ‘Mij hoort ge niet, geen woord. Beloofd.’

– ‘Het voorwoord is eigenlijk een voorstelling van hun vijf redacteurs. Zij noemen dat hun hofleveranciers.’

– ‘Hahaha. Het is niet waar, hofleveranciers! Belachelijk.’

– ‘Rik!’ – ‘Jamaar, het is toch waar? Dat is van die originaliteit die al zo dikwijls door anderen is voorgedaan dat ze nog een erger cliché is geworden dan de clichés die ze wil vermijden. Maar bon: wie zijn dan deze hofleveranciers?’

– ‘Jules Hanot.’

– ‘Dat meent ge niet. Hahaha, tv-Jules. Kom, ik zal proberen ernstig te blijven, wie nog?’

– ‘Yves Desmet.’ – ‘Uwe loftsocialist! Moet die niet in zijn hightech designkeuken staan? Of in de bank, om zijn bonussen te incasseren? Ik word steeds vrolijker. En hoe stellen ze die zelfingenomen poseur voor?’

– ‘Hij heeft het interview met Erwin Mortier gemaakt.’

– ‘Oh nee, bespaar me dat.’

– ‘Ik lees voor. Het werd een lang gesprek, met heel veel stiltes, vertelt Yves Desmet (51) over het coverinterview met Erwin Mortier. Die stiltes worden af en toe gevuld met tranen. Aan weerszijden van de bandrecorder.’

– ‘Maar allez. Dat is de Libelle. Gij zijt uit de Libelle aan het voorlezen, hé? Hans Otten wacht toch niet achter de deur?’

– ‘Rik, het staat hier zwart op wit. Je voelt wat er met zo’n man gebeurt, zegt Desmet. In de schemerzone van uitgestelde rouw waarin je heen en weer botst tussen tientallen emoties.’

– ‘Woehahaa… de schemerzone van uitgestelde rouw! Staat dat daar echt zo? Potgieter na één week getransfereerd van DS Weekblad naar DM Magazine. De eerste overloper is een feit. Man, ik benoem u hier en nu officieel tot mijn vaste amuseur. Zoals bij Lodewijk de Beduimelde.’

– ‘Lodewijk de Wie?’

– ‘De Beduimelde. Die had een nar die zo mooi tuimelde, op de trappen van zijn koninklijk paleis. Maar Lodewijk de Beduimelde, verdroeg niet goed dat die nar tuimelde, van de trappen van zijn koninklijk paleis. Want zijn eigen buik, die was te dik, van tuimelen, had de koning schrik, en daarom dacht hij aan een koninklijk besluit, want die nar die moest…’

– ‘Ri-hik!’

– ‘Allez vooruit, hoeveel van die hofnarren zijn er nog?’

– ‘Hofleveranciers. Nog drie.’

– ‘Gelukkig, het begint te korten. Next!’

– ‘Ilse Degryse. Zij kwam op een morgen op de redactie binnen gestapt, zo maar, gewoon, de dag na de moordende raid van Anders…’

– ‘Marc Degryse? Ik kan mijn televisie niet meer aanzetten, ik kan geen krant meer openslaan, of daar is Marc Degryse. Waarom nodigen ze nooit eens mijn goede vriend Jan Boskamp van RWDM uit? Die kent tenminste iets van voetbal.’

– ‘Ilse Degryse, Rik, Ilse. Verder nog Herman Brusselmans en de laatste is…’

– ‘Wat? Hooo, wacht! Arrêtez. Herman Brusselmans? Gij zwanst.’

– ‘Ik zwans niet. Herman Brusselmans.’

– ‘Maar enfin, ook daar nog? Waar staat die jongen eigenlijk niet in?’

-‘In de Knack.’

– ‘Lang leve de Knack dan. Dat is een troef die we voor hebben op alle anderen. Die vent stond vorige week toch ook in de eerste editie van DS Weekblad? Om nog maar eens te komen zagen dat zijn trienemie eindelijk van hem is weggelopen en dat hij depressief is. Wat een primeur was me dat. Onverantwoord interessant. Werkt al voor Humo, Woef, Het Laatste Nieuws en God mag weten wat nog allemaal, braakt vier prullenboeken per jaar uit, wordt ook nog hofleverancier voor DM Magazine en laat zich dan de week voor hun eerste nummer uitgebreid portretteren bij de rechtstreekse concurrent? Fijne medewerker. ‘k Klaag niet langer over de mijne. En wie is de vijfde?’

– ‘Jeroen De Preter. Die heeft tijdens de Tour voor De Morgen zelf met de fiets…’

– ‘Over de Ventoux. Ge moet al niet voortlezen. Hij is over de Ventoux gereden. Heb ik gelijk of heb ik gelijk?’

– ‘Ja, hoe wist gij dat?’

– ‘Hoe wist ik dat? Jongen, elke hond met een hoed op rijdt over de Ventoux. Zelfs Annemie Struyf. Zeven keer op een dag als het moet. Luister, ik kom uit de wielerwereld, ik weet waarover ik spreek: de Ventoux is een berg uit de voddenkraam. Er is maar één echte col in Frankrijk en dat is de Galibier. Jammer genoeg hoor ik dat ze daar nu Kris Peeters op hebben laten rijden, zijn zoveelste publiciteitsstunt van de laatste maand. Dat hij Desmond Tutu niet op zijn porte-bagages heeft meegenomen… Dat was onder de Generaal niet waar geweest, zo veel weet ik zeker. En onder Felix Lévitan ook niet. Lévitan had deze ontheiliging van een Alpenreus persoonlijk tegengehouden. Hij die in die streek nog het verzet tegen de Duitsers heeft geleid, of was dat in de Vercors? Terwijl anderen hun botten aan het opblinken waren om voor de vijand te knielen. Ik heb zelf nog ooit…’

– ‘Rustig, Rik, rustig.’

– ‘Al die magazines, de mensen gaan dat sneller beu zijn dan ze het kunnen drukken. Het is altijd: meer, meer, meer. Zeg het niet op twee bladzijden maar op acht. Het wordt tijd dat eens iemand aan de abonnees zegt: we gaan u minder brengen. Kortere artikels. Less is more. Minder reportages. Zeker minder interviews met allerlei nitwits van wie de woorden worden opgeblazen tot ze vanzelf de stratosfeer in schieten. Minder schreeuwerige foto’s. Minder columns. Een mens zou toch op zijn blote knieën naar Compostela kruipen voor minder columns.’

– ‘Rik, nu overdrijft ge.’

– ‘Geen opiniestukken! Wie durft deze sensationele revolutie in de pers aan? In een tijd waarin geen dagblad meer van de persen rolt zonder dat er niet zeven, maar zevenmaal zeven opiniestukken in staan. Er staan meer artikels van buitenstaanders in dan van eigen redacteurs. En die reageren dan de dag nadien ook nog allemaal op elkaar. Verschrikkelijk. Ik zeg: niemand die niet tot de redactie of tot de vaste kern van medewerkers behoort, zal nog de pen voeren in een blad. Hij mag het lezen, kopen vooral, maar hij mag er niet in schrijven. Mocht zijn opinie ter zake doen, dat is ook weer niet helemáál uit te sluiten, dan zal een van de officiële redacteurs ze wel tot de essentie herleiden, van alle overtolligheid en eigendunk ontdoen, en nog een laatste keer op haar merites testen alvorens er één letter van verschijnt. Het blad zal evenveel kosten, maar we gaan u alle informatie in twintig in plaats van in tweehonderd bladzijden serveren. ‘Correct samengevat’, een term die al een tijd geleden door de marketeers uit ons vak is verjaagd. Een journalist moet selecteren, reduceren, redigeren en informeren. En ’s middags uitgebreid gaan tafelen of gaan kameren, in plaats van alle onzin die hem door de geest flitst meteen naar de gehele bevolking door te twitteren.’

– ‘Rik, kom tot zinnen. Dat is niet meer normaal, wat gij uitkraamt.’

– ‘Ich sage immer: in der Beschränkung zeigt sich erst der Meister. Johann Wolfgang von Goethe. Heel arrogante schrijver, wist ge dat?’

– ‘Goethe? Waarom?’

– ‘Schreef onder elk stuk: Goet he?’

– ‘Zeg Rik…’

– ‘Ik zal het krachtig samenvatten, en al de rest is zever: een Knack, een Knack Focus, een Knack Weekend, een Knack Extra, een paar dvd’s en de MO*, meer hebben de mensen echt niet nodig. De rest is papierverspilling. En laat me nu werken.’

Koen Meulenaere

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content