Johan Van Overtveldt (N-VA)

Dit nieuwe plan gaat de euro niet redden

Johan Van Overtveldt (N-VA) Europarlementslid, voormalig minister van Financiën en ex-hoofdredacteur Trends en Knack.

De top die de euro definitief moest redden, heeft een muis gebaard. De eurocrisis gaat gewoon door.

Aandachtige lectuur van de 16-punten tellende verklaring deze ochtend vrijgegeven door de Europese regeringsleiders in het kader van de top van 8 en 9 december maakt een mens niet echt vrolijk. In het beste geval kan dit akkoord, onderschreven door 23 van de 27 lidstaten van de EU, aanzien worden als een aanzet om in de komende maanden tot meer daadkrachtige besluitvorming te komen inzake de dringend nodige beter institutionele uitbouw van de monetaire unie. We gaan in de commentaren die volgen voorbij aan de uitgesproken onenigheid die meer en meer een realiteit wordt met aan de ene kant de UK, Tsjechië en Hongarije (de positie van Zweden is wat dubieus) en aan de andere kant de 17 eurolanden met 6 niet-euro-kompanen.

Monetaire unies kunnen slechts overleven mits ze ingekapseld zijn in een volwaardige politieke unie die de beslissingen nodig om de monetaire unie intact te houden kan nemen en uitvoeren. Per definitie dient men binnen de politieke unie over afdwingbare supranationale bevoegdheden te beschikken. Over dat principe bestaat onder ernstige politici en analisten geen discussie meer. Het principe van een volwaardige politieke unie is vandaag niet haalbaar dus moeten we, als second best-oplossing, tot akkoorden over specifieke bevoegdheden trachten te komen die belangrijk zijn voor de gezonde onderbouw van de monetaire unie.

Het respecteren van budgettaire discipline behoort zeker tot die onderbouw. Het akkoord van deze nacht neemt eigenlijk het Merkozy-plan van eerder deze week over. De lidstaten moeten in hun grondwet inschreven dat hun begrotingen in evenwicht of in surplus moeten zijn. Aan deze regel is voldaan als het jaarlijkse structurele tekort (dit wil allicht zeggen: uitgezuiverd voor conjuncturele factoren) niet groter is dan 0,5% van het BBP. Het Europese Hof van Justititie moet toezien op de correcte inschrijving van deze verplichting in de grondwet. Bereikt een lidstaat een deficit gelijk aan 3% van het BBP dan zullen er “automatisch sancties komen tenzij een gekwalificeerde meerderheid van de eurolidstaten zich daar tegen verzet. Maatregelen en sancties voorgesteld of aanbevolen door de Europese Commissie worden toegepast tenzij een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten zich daar tegen verzet”.

Dit is dus op één nuance na het Stabiliteitspact uit het verleden dat, zoals heel nadrukkelijk gebleken is, helemaal niet in staat was om budgettaire discipline op te leggen. De nuance bestaat er in dat in het kader van het Stabiliteitspact sancties pas konden opgelegd worden na een uitdrukkelijke politieke beslissing daartoe. Nu is er een politieke beslissing nodig om sancties te stoppen. Finaal komt dit natuurlijk op hetzelfde neer: het blijft een politieke beslissing om een land met te grote deficits te gaan bestraffen. De regels die voorheen bestonden om die sancties te kwantificeren, lijken nu ook overboord: het is de Commissie die voorstellen terzake moet doen. Er is dus geen ernstige vorm van volledige delegatie van bevoegdheid naar het Europese niveau.

Zo wat nu voorligt om de euro institutioneel te stutten reeds van bij de start in 1999 van kracht zou geweest zijn, de huidige crisis zou er ook gekomen zijn (misschien iets minder scherp in Griekenland maar dat zou echt wel het enige verschil zijn). Vergeten we niet dat landen in zware crisis als Spanje en Ierland (en zelfs ook Portugal) niet in de problemen kwamen als gevolg van budgettaire excessen of te hoge overheidsschuld, integendeel Spanje en Ierland waren tot en met 2007 de beste leerlingen van de klas. De crisis in deze landen was en is het gevolg van bancaire excessen leidend tot waanzinnige zeepbellen en van een enorm verlies aan internationaal concurrentievermogen. In dit laatste bedje zijn alle crisislanden van vandaag ziek, ook Italië. Als gevolg van onder meer kaduke competitiviteit ontstaan grote tekorten op de lopende rekening van de betalingsbalans waardoor deze landen afhankelijk worden van voortdurende import van kapitaal. Stokt deze import als gevolg van wegvliedend vertrouwen dan gaan deze landen in het soort van crisis dat hen nu teistert.

Wat de Europese leiders uitdokterden de afgelopen nacht schiet dus multidimensionaal tekort. Het begrotingspact is helemaal niet sluitend, het is een met pure cosmetica opgesmukte versie van het Stabiliteitspact. Bovendien laat men achterwege om andere uiterst belangrijke beleidsterreinen voor wat betreft de overleving van de euro met de nodige daadkracht op te treden. Banksupervisie en materies belangrijk voor de internationale competitiviteit liggen hier voor de hand.

Wat de onmiddellijke acties betreft nodig om de crisis te bezweren, stelt men te zullen doorgaan met de geplande “leveraging” van het stabiliteitsfonds (EFSF, European Financial Stability Facility). Hoe dit moet gebeuren en met welke objectieven wordt niet duidelijk gemaakt. Het voorziene plafond voor het EFSF van 500 miljard wordt terug geëvalueerd. De opvolger van het EFSF, het European Stability Mechanism (ESM), zal vervroegd operationeel worden, nl. in juli 2012.

Het meest opvallende van de onmiddellijke acties is de verhoogde rol toegemeten aan het IMF. Ten eerste zal men inzake de inbreng van de privé-sector (bv. bij de aanpak van landen met torenhoge schulden) voortaan de regels terzake van het IMF volgen. Ten tweede, zullen de eurolidstaten “in overweging nemen, en binnen de 10 dagen bevestigen, om aan het IMF additionele middelen te verschaffen ten belope van 200 miljard euro (270 miljard dollar) onder de vorm van bilaterale leningen teneinde er voor te zorgen dat het IMF voldoende middelen heeft om de crisis aan te pakken. Wij kijken uit naar parallelle bijdragen vanwege de internationale gemeenschap”.

De 200 miljard voor het IMF is intrigerend. Gaan die uit de nationale budgetten komen? Zo ja, dan kleuren die allemaal nog wat dieper rood en zal de kredietwaardigheid van alle betrokken landen een nieuwe stevige tik krijgen. De afkeer van de markten voor Europees staatspapier neemt dan verder toe. Indien niet uit de nationale budgetten, van waar gaan die 200 miljard dan wel komen?

Uiteraard is er maar één alternatief en dat is de Europese Centrale Bank (ECB). Overigens stelde president Mario Draghi aan de vooravond van de top dat de ECB niet méér papier van landen in last zou gaan kopen. Onmiddellijk na het eerste luik van de lopende Europese top sprak hij zijn goedkeuring uit over de resultaten van dat luik. Meteen opent hij daarmede de poort naar verhoogde interventies van de ECB. De komende dagen zal moeten blijken of de ECB inderdaad meer gaat interveniëren en vooral hoe de Duitsers zich daar tegenover gaan opstellen. De crisis in de eurozone is helemaal nog niet voorbij, integendeel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content