Johan Van Overtveldt (N-VA)

Di Rupo I: vier zware tekortkomingen

Johan Van Overtveldt (N-VA) Europarlementslid, voormalig minister van Financiën en ex-hoofdredacteur Trends en Knack.

Beter was allicht niet mogelijk maar niettemin is, ondanks de hoogdravende retoriek van de betrokkenen, het budgettair akkoord van de regering Di Rupo I een ondermaatse bedoening, stelt Johan Van Overtveldt.

Na maandenlange, soms heel pijnlijke discussies en na acute druk als gevolg van het Belgische verlies aan kredietwaardigheid temidden een almaar aanzwellende eurostorm kwam er uiteindelijk een akkoord tussen de zes onderhandelende partijen over de begroting voor 2012 en de jaren nadien. Het startschot voor de regering Di Rupo I lijkt eindelijk te kunnen weerklinken, al weet je dat in ons politiek labyrint natuurlijk nooit helemaal zeker tot het moment van de eedaflegging.

Het valt te argumenteren dat, gegeven de vele én erg uiteenlopende gevoeligheden van alle betrokkenen, een beter budgettair akkoord allicht nauwelijks mogelijk was. Tegelijk moet echter worden vastgesteld dat, gemeten aan de uitdagingen die ons land in de komende maanden en jaren wachten, dit absoluut geen voldoeninggevend akkoord mag genoemd worden, integendeel zelfs. Voorgaande vaststellingen zeggen allicht veel over hoe het gesteld is met de bestuurbaarheid van ons landje.

Het budgettair akkoord dat Di Rupo I moet gaan schragen, schiet fundamenteel tekort op minstens vier punten, al moet er hier direct aan toegevoegd worden dat op het moment van afsluiting van deze analyse nog veel details ontbreken omtrent het echt specifieke karakter van een aantal maatregelen en de daarmede gepaard gaande bedragen.

Eén: Di Rupo I negeert de economische realiteit. Er wordt nog steeds uitgegaan van een economische groei gelijk aan 0,8% voor 2012. Wij vernamen in de VS dat binnen de Fed, de Amerikaanse centrale bank, voor volgend jaar rekening gehouden wordt met een krimp van 2% binnen de eurozone. Ook het gezaghebbende weekblad The Economist laat in haar jongste nummer dit cijfer vallen. Goed huisvaderschap zou er moeten toe aanleiding gegeven hebben dat de onderhandelaars een cijfer van, bijvoorbeeld, – 1% zouden opgenomen hebben in hun prognoses. Dit had een bijkomende inspanning van 3 à 4 miljard euro vereist om met het begrotingstekort te landen in de buurt van de beoogde 2,8%.

De regering Di Rupo I ondergraaft haar eigen geloofwaardigheid door te doen alsof de slechtere vooruitzichten voor 2012 gewoon niet bestaan. Erkenning van de negatieve groeicijfers zou nog altijd twee opties open gelaten hebben, nl. ofwel de saneringsinspanningen aanpassen zoals hierboven aangegeven, ofwel argumenteren dat men die bijkomende inspanningen beter niet kon doen precies om de recessie niet nog dieper te maken. Al zou voor een open economie als de Belgische de eerste optie de meest aangewezene zijn, de logica van het politieke bedrijf zou zeker tot de keuze voor de tweede optie geleid hebben. Di Rupo en zijn onderhandelaars kozen voor de slechtste van de beschikbare opties, nl. het volkomen negeren van de negatieve prognoses. De geloofwaardigheid van deze ploeg stond al sowieso wankel maar kreeg via deze negatie een forse bijkomende deuk.

Geloofwaardigheid is een absolute vereiste om tot een effectieve beleidsvoering te kunnen komen. Di Rupo I zal kreunen onder de krampachtigheid.

Twee. De begrotingssanering van Di Rupo I bestaat vooral uit belastingsverhogingen en hete lucht. Al ontbreken op dit vlak nog flink wat details, de claim dat voor 2012 de 11,3 miljard euro ingrepen gepland door Di Rupo I zullen neerkomen op 42% besparingen, 34% belastingsverhogingen en 24% diverse maatregelen lijkt weinig geloofwaardig. Zo zouden aanpassingen aan de notionele intrestfatrek 1,6 miljard euro moeten opbrengen en de aanpassing aan het statuut van de bedrijfswagen 200 miljoen euro. Beide ingrepen worden klaarblijkelijk bij de besparingen gerekend wat natuurlijk onzin is. Aangepast enkel voor deze twee elementen verandert de verhouding 42/34/24 in 26/50/24. En wat met die uitspraak van PS-kopstuk Paul Magnette dat er 5 miljard euro gehaald wordt bij de grote vermogens? Als dit om de opbrengst van één jaar gaat dan betekent dit enkel deze belastingsingreep reeds 44% van het ganse plaatje van 11,3 miljard euro uitmaakt.

Veel besparingen lijken hete lucht. 2,3 miljard euro zou er volgens sommigen in de ziekteverzekering bespaard worden. Hoeveel daarvan is de compleet fictieve besparing vertrekkend van de groeinorm voor de uitgaven van 4,5%? Wat gaat het zuinigere beleid dat men aan overheidsdiensten en overheidsbedrijven wil opleggen opbrengen? Om de gedeukte geloofwaardigheid niet verder te laten kalven, komt er over deze en andere materies best snel verifieerbare duidelijkheid.

Drie: Di Rupo I neemt veel te weinig structurele maatregelen. Wie de bekende formule omtrent de rentesneeuwbal inzake de staatsschuld bekijkt, weet dat we weer prijs hebben. Het primair surplus, zijnde het begrotingssaldo exclusief de rentelasten, wordt allicht terug lichtjes positief volgend jaar. Gegeven de negatieve groei van de economie zal dit primair surplus echter onvoldoende zijn om het effect van de stijgende rente die ons land moet betalen te neutraliseren. Een verdere stijging van de overheidsschuld met 3 à 5 procentpunt is dan onvermijdelijk.

Om die rentesneeuwbal te stoppen is het belangrijk het primair surplus te vergroten en de economische groei te verhogen want dan zal automatisch ook de rente die we op de markten moeten betalen voor de financiering van onze deficits dalen. Economische groei is dus cruciaal voor gezonde publieke financiën, net zoals trouwens voor, bijvoorbeeld, de jobcreatie. De potentiële groei van de Belgische economie is teruggevallen tot onder de 2% en moet daar dringend terug significant boven. Om de economische groei aan te zwengelen, moeten er een ganse reeks structurele maatregelen komen die de ondernemingsactiviteit en de innovatie stimuleren, de arbeidsmarkten flexibeler maken en aantal productmarkten competitiever en dynamischer maken.

Wat het eerste luik betreft (ondernemerschap en innovatie) doet Di Rupo I simpelweg niks dat de moeite is te vermelden. In ons immens reguleringslabyrint dat vaak erg remmend werkt op ondernemersinitiatieven zou men nochtans makkelijk kunnen ingrijpen zonder dat dit trouwens één euro moet kosten. Inzake het tweede luik (arbeidsmarkten) komen er ingrepen in het brugpensioen (vanaf 2016!), in het mechanisme van de werkloosheidsuitkeringen (eerst verhogen en dan stilletjes degressiever maken) en in dat van de wachtuitkeringen (verstrenging maar met belangrijke uitzonderingen). Geen woord over aanpassingen aan, bijvoorbeeld, de loonindexering en de regeling van de ontslagvergoeding. Di Rupo I doet dus iets maar dat is dan net ietsje meer dan niets. Het derde luik betreft onder meer het gebrek aan concurrentie op de elektriciteitsmarkt (waardoor bedrijven en particulieren te veel betalen) en de vele rigiditeiten inzake de organisatie van de kleinhandel. Wederom heerst hier weer vooral stilte.

Waar het akkoord ook erg stil over blijft, is over structurele ingrepen in ons overheidsapparaat (behalve de belofte dat iedereen het zuiniger zal moeten doen). Vele ambtenaren doen ongetwijfeld erg hun best om hun job zo goed mogelijk te doen maar uit diverse studies (KU Leuven, ECB, …) blijkt telkens weer dat België een te omvangrijke en te weinig efficiënt overheidsapparaat heeft. Wat zuiniger aandoen, zet hieromtrent niet veel zoden aan de dijk. Een eenvoudige maatregel als gedeeltelijke vervanging van de op pensioen vertrekkende ambtenaren zou hier op termijn al voor een belangrijke correctie kunnen zorgen.

Vier: Di Rupo I zweert bij institutionele verstarring. We zouden het bijna vergeten maar de huidige onderhandelaars namen voor de begrotingshindernis reeds die van het communautaire. Er kwam eindelijk een oplossing voor BHV al blijft het afwachten hoe dat bij uitvoering van het overeengekomene allemaal in de plooi zal vallen (of niet). Ook kwamen de onderhandelaars tot een akkoord omtrent herziening van de financieringswet van het gefederaliseerde België.

Het principe van de eigen fiscale verantwoordelijkheid voor gewesten en gemeenschappen komt iets dichter bij maar blijft ver af van wat het in degelijk georganiseerde federale staten is. Ook omtrent de mechanismen achter en de omvang van de transfers tussen regio’s blijft onzekerheid troef, net als trouwens over geïnstitutionaliseerde correctiemechanismen die zouden moeten in werking treden als blijkt dat die transfers structureel dreigen te worden. Voor alle duidelijkheid: het gaat ons niet om het bestaan van transfers op zich want in elke federale staat lopen er tussen de onderliggende entiteiten transfers. Alleen in België is er daaromtrent een groot gebrek aan transparantie.

Het regeerakkoord van Di Rupo I kan dus niet anders dan een onvoldoende meekrijgen. Met het soort van ingrepen zoals voorgesteld, zullen we niet ver komen in de grote financiële en economische turbulentie van deze dagen. Ook al wordt de letterafkorting dan onuitsprekelijk, met wat nu op tafel ligt verglijdt België gegarandeerd tot onderdeel van het PIIGS-gezelschap. Het gevoel dat we tot niets beter in staat zijn, maakt triest én opstandig.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content