Vrije Tribune

De uitdaging van het mega-regionalisme

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Het beoogde Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) illustreert een fundamentele trend in de internationale handelsrelaties: het mega-regionalisme.

Vandaag voeren de onderhandelaars van de Europese Commissie en hun Amerikaanse collega’s de eerste onderhandelingsronde voor het vrijhandelsakkoord tussen Europese Unie en de Verenigde Staten. Het beoogde Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) illustreert een fundamentele trend in de internationale handelsrelaties: het mega-regionalisme. De cruciale belangen die op het spel staan, en de bijzonder moeilijke beleidskeuzes die daarbij moeten worden genomen, worden tot nog toe te weinig belicht.

De huidige regels voor internationale handel van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) werden laatst herzien in 1994. De multilaterale onderhandelingen rond een herziening van de regels worden sinds 2001 gevoerd. Deze zogenaamde Doha-onderhandelingsronde zit al ettelijke jaren muurvast omdat de Verenigde Staten en de Europese Unie, destijds de enige economische supermachten, enkele grote toegevingen weigeren aan landen als China, India en Brazilië.

Als reactie op onder meer het gebrek aan vooruitgang in de Doharonde en in de overtuiging dat het liberaliseren van handel een substantiële bijdrage levert aan welvaart en economische groei (wat zeker geldt voor exportlanden als België en Nederland), werden de laatste jaren honderden bilaterale vrijhandelsakkoorden gesloten buiten het kader van de WTO. Dit regionalisme behelsde vooralsnog bijna uitsluitend akkoorden tussen sterke economieën en economisch (veel) zwakkere partners.

Recent zien we echter een nieuwe, meer omvattende, variant van het regionalisme: het mega-regionalisme. Zo zou het TTIP bijna de helft van het wereldwijde-BNP en een derde van alle handelsstromen in de wereld omvatten. Naast het potentiële TTIP (en een akkoord tussen de EU en Japan), worden wereldwijd verscheidene allianties gesmeed. De belangrijkste is het Trans-Pacific Partnership (TPP), waarbij voorlopig twaalf landen betrokken zijn, waaronder de VS, Japan, Canada, Mexico, Australië en Korea. Er is ook het Regional Comprehensive Economic Partnership (RCEP), waarbij zestien landen aan de onderhandelingstafel zitten. Het gaat, naast de ASEAN-landen, onder meer om China, Japan, India, Korea en Australië. In Latijns-Amerika bestaat naast Mercosur ook de Pacific Alliance, waarbinnen wordt onderhandeld over een handelsakkoord.

Het overlappen van ‘lidmaatschappen’ van deze mega-regionale initiatieven duidt aan dat er een race aan de gang is, waarbij op meerdere paarden gewed wordt. Vrijhandelsakkoorden vormen immers een uitzondering op het principe van non-discriminatie in het WTO-recht. Partnerlanden worden bevoordeeld tegenover derde landen en halen daar, door verbeterde markttoegang en lagere importtarieven, economisch voordeel uit.

Enerzijds biedt de evolutie van het mega-regionalisme enkele voordelen: de fragmentatie van handelsregels en bijhorende inefficiëntie wordt ingeperkt door gemeenschappelijke regels. Hoogst nodige aanpassingen aan de internationale handelsregels worden doorgevoerd. Maar er moet ook een belangrijke kanttekening worden geplaatst bij deze trend. Moderne vrijhandelsakkoorden beïnvloeden immers meer dan alleen importtarieven. Ze raken ook aan zeer uiteenlopende ‘non-tarifaire’ handelsbarrières, zoals productstandaarden of subsidies. Bovendien reiken de gevolgen van regionale of mega-regionale vrijhandelsakkoorden veel verder dan wat men traditioneel verwacht van een handelsakkoord. De bepalingen in deze akkoorden kunnen grote invloed hebben op de beleidsvrijheid van lidstaten van de EU, zoals de discussie over genetisch gemodificeerd voedsel of audiovisuele diensten in het kader van het TTIP aantoont. De akkoorden zullen provisies bevatten over de bescherming van investeringen en intellectuele rechten, en tegen oneerlijke concurrentiepraktijken. Ook de gevolgen van het opnemen van clausules met betrekking tot geschillenbeslechting in investeringsgeschillen (de zogenaamde investeerder-staat arbitrage) kunnen verstrekkend zijn. Dat vormt op zich overigens geen probleem -het gaat om beleidskeuzes- , zolang men zich bewust is van de consequenties.

Belangrijker is dat mega-regionalisme, meer nog dan regionalisme, strategisch cruciaal is. Er is een enorm first mover advantage: voor wat betreft een aantal van deze uiteenlopende gevolgen zal het eerste mega-regionale initiatief waarvoor een voldoende verregaand akkoord wordt gevonden de norm stellen. Een akkoord versterkt immers de onderhandelingsposities ten aanzien van derde landen, die onder toenemende economische druk komen te staan om deel uit te maken van een mega-regio. Aangezien de EU alleen op het paard van de TTIP lijkt te (kunnen) wedden, zijn de onderhandelingen met de VS dus van zeer groot belang. Niet alleen om economische groei en werkgelegenheid te stimuleren. Maar vooral om de concurrentiepositie te vrijwaren ten aanzien van andere mega-regio’s, en om de multilaterale en regionale onderhandelingspositie van de EU te versterken.

De nadelen van een (mega-)regionale aanpak mogen echter ook niet uit het oog worden verloren. Het buitenlands handelsbeleid van de EU moet haar economische macht gebruiken om naast regionalisme ook het multilaterale pad van de WTO zoveel mogelijk open proberen te houden. Dat kan bijvoorbeeld door het ‘multilateraliseren’ van mega-regionale akkoorden. Alleen op deze manier profiteren alle landen, ook de zwakkeren, van de voordelen van vrije handel.

Bregt Natens en Dylan Geraets. De auteurs zijn doctoraal onderzoekers in internationaal handelsrecht aan het Leuven Centre for Global Governance Studies (KU Leuven). Ze schrijven deze bijdrage in eigen naam.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content